unit 3 Flashcards
(87 cards)
1
Q
een (fysieke) winkel
A
a brick(s)-and-mortar store
2
Q
aanpassen aan noden van de koper
A
to customise
3
Q
vlaggenschip, belangrijkste winkel
A
a flagship
4
Q
getrouwheid
A
loyalty
5
Q
een winkelbediende
A
a sales associate
6
Q
showrooming (het inspecteren van een product in een fysieke winkel alvorens online aan te kopen)
A
showrooming
7
Q
duurzaam
A
sustainable
8
Q
een koopje
A
a bargain
9
Q
een kredietkaart
A
a credit card
10
Q
een zichtrekening
A
a current account
11
Q
een schuld
A
a debt
12
Q
een betaalkaart
A
a debit card
13
Q
een korting
A
a discount
14
Q
een kredietgever
A
a lender
15
Q
een investering
A
an investment
16
Q
een saldotekort
A
an overdraft
17
Q
een winst
A
a profit
18
Q
een terugbetaling
A
a refund
19
Q
een beloning
A
a reward
20
Q
bedrog, oplichterij
A
a rip-off
21
Q
een spaarrekening
A
a savings account
22
Q
een aandeel
A
a share
23
Q
een positief saldo op je rekening hebben
A
to be in the black
24
Q
een negatief saldo op je rekening hebben
A
to be in the red
25
geld lenen
to borrow money
26
een inkomen verwerven
to generate an income
27
intrest
to get/pay interest
28
lenen
to lend
29
geld uitgeven, spenderen
to spend money
30
sparen
to save (up)
31
verwachten, vermoeden
to be in for
32
geld uitgeven
to dip into
33
geld schenken
to give away money
34
spenderen
to lay out
35
terugbetalen
to pay back
36
schulden afbetalen
to pay off debts
37
geld opzijzetten
to putt money aside
38
geld verkwisten, opsouperen
to splash out on something
39
schulden maken/een hoge rekening opbouwen
to run up debts/a bill
40
een merk
a brand
41
authentiek, echt
genuine
42
greenwashing (het als milieuvriendelijk presenteren van handelingen of zaken die dat in feite niet zijn)
greenwashing
43
levensduur
longevity
44
afkomstig zijn van
to source
45
volgens mij is Buy Nothing Day een krachtig protest
in my opinion, Buy Nothing Day is a powerful protest
46
volgens mijn ervaring,...
in my experience,...
47
wat ik wil zeggen, is...
what i am saying is...
48
wat ik bedoel, is dat...
what i mean is that...
49
voor zover ik weet,...
As far as i can tell,...
50
ik ben ervan overtuigd dat...
I am convinces that...
51
ik geloof echt dat...
i do believe that...
52
aan de ene kant is het een zinvol protest, aan de andere kant blijven we de volgende dag verder consumeren.
on the one hand, it's a meaningful protest, on the other hand, we carry on consuming the next day.
53
bovendien...
furthermore,...,
54
in het bijzonder...
in particular...
55
volgens een onderzoek is fast fashion aan een opmars bezig.
according to a survey fast fashion is on the rise
56
volgens de kleinhandelaars
according to retailers
57
ik ga helemaal akkoord
i totally agree with you
58
je hebt (absoluut) gelijk
you are (absolutely) right
59
heel zeker niet!
absolutely not!
60
ik ga niet akkoord
i disagree
61
wel integendeel,...
on the contrary,...
62
ik ook
(i think) so do i
63
ik denk het niet
(i think) i don't think so
64
ik niet
but i don't
65
ik ook niet
neither do i
66
maar ik wel
but i do
67
ik ga gedeeltelijk akkoord, maar we moeten meer doen om de planeet te redden
i partly agree, but we need to do more to save the planet
68
ik ga gedeeltelijk akkoord, maar...
i agree up to a poit, but
69
dat is gedeeltelijk waar, waar
that's partly true, but
70
ik begrijp je standpunt, maar
i see yout point, but i think
71
ik begrijp wat je wilt zeggen, maar
i can see what you are saying, but
72
ik begrijp wat je bedoelt, maar ik geloof niet dat
i see what you mean, but i don't- believe that
73
a person who will not spend much money
to be a cheapskate
74
someone who is overly conscious about money
to be a penny pincher
75
to misuse or throw away money
to put money down the drain
76
to neither gain nor lose money
to break even
76
to split the bill equally
to go dutch
76
to experience excessive ease, succes or profit, especially undeserved
to ride the gravy train
77
to spend more money than you earn
to be in the red
78
to be a shoplifter, pickpocket
to have sticky fingers
79
to have a lot of money
to be loaded
80
to live on very little money
to live from hand to mouth
81
someone who doesn't want to spend money
to be closefisted
82
to earn money to support your family
to bring home the bacon
83
to be very expensive
to break the bank
84
when a person has little money, less than he needs to live
to tighten your belt
85
to make the money needed
to make ends meet
