unit 3 lesson 2 Flashcards
(34 cards)
1
Q
artificial
A
kunstmatig
2
Q
avenue
A
brede straat
3
Q
to be founded
A
gesticht worden
4
Q
community
A
gemeenschap
5
Q
council
A
gemeenteraad
6
Q
high-rise
A
hoog gebouw
7
Q
inhabitant
A
inwoner
8
Q
to name after
A
(ver)noemen naar
9
Q
outskirts
A
buitenwijken; randen van de stad
10
Q
residential
A
woon-
11
Q
run-down
A
vervallen; versleten
12
Q
to settle
A
zich vestigen
13
Q
storey
A
verdieping
14
Q
suburb
A
buitenwijk
15
Q
urban
A
stedelijk
16
Q
buiten-; binnen-
A
outdoor; indoor
17
Q
buurt
A
neighbourhood
18
Q
gezelschap
A
company
18
Q
gezelschap
A
company
19
Q
hangplek
A
hangout
20
Q
hoofdstad
A
capital
21
Q
huizenblok
A
block
22
Q
jeugd-
A
youth
23
Q
koffietentje; restautantje
A
cafe
24
kwestie; probleem
issue
25
locatie
location
26
maatschappij
society
27
ontwerpen
to design
28
openbaar
public
29
plaatselijk
local
30
recreatie
recreation
31
regio
region
32
suggereren; voorstellen
to suggest
33
veiligheid
safety