unit 5 Flashcards
1
Q
soldaat
A
soldier
2
Q
leger
A
military
3
Q
scherpschutter
A
sniper/sharpshooter
4
Q
vijand
A
enemy
5
Q
slachtoffers
A
casuality
6
Q
krijgsgevangene
A
prisoner of war
7
Q
terrorist
A
terrorist
8
Q
vrijheidstrijder
A
freedom fighter
9
Q
oorlogsneurose
A
shell shock
10
Q
PTSS, post traumatisch stoornis
A
PTSD post traumatic stress disorder
11
Q
ingelijfd worden
A
to be drafted
12
Q
sneuvelen
A
to die (in combat)
13
Q
dienst nemen
A
to enlist
14
Q
vrijwilligerswerk doen
A
to volunteer
15
Q
doden, moorden
A
to kill
16
Q
gedood worden, vermoord worden
A
to be killed
17
Q
afgeslacht worden
A
te be slaughtered
18
Q
martelen, folteren
A
to torture
19
Q
gefolterd/ gemarteld worden
A
to be tortured
20
Q
verwonden
A
to wound
21
Q
gewond zijn
A
te be wounded
22
Q
nevenschade
A
collateral damage
23
Q
de oorlog verklaren
A
to declare war
24
Q
ten oorlog trekken
A
to go to war
25
de wapens opnemen
to take up arms
26
binnenvallen
to invade
27
aanvallen
to attack
28
verdedigen
to defend
29
standhouden
to hold your ground
30
wijken, positieve verliezen
to lose your ground
31
terugtrekken
to retreat
32
zich overgeven
to surrender
33
verslaan
to defeat
34
veroveren, overwinnen
to conquer
35
opblazen, exploderen
to blast
36
explosie, uitbarsting
a blast
37
geweer, pistool
gun
38
tank
tank
39
raketten
missiles
40
preventieve verassingsaanval
pre-emptive strike
41
loopgravenoorlog
trench warfare
42
schuilplaats
dugout
43
oorlogsneurose
shell
44
loopgraaf
trench
45
massavernietigingswapens
weapons of mass destruction
46
biologische oorlogvoering
biological warfare
47
chemische oorlogvoering
chemical warfare
48
nucleaire oorlogsvoering
nuclear warfare
49
nucleaire oorlogsvoering
nuclear warfare
50
koude oorlog (zonder echte gevechten)
cold war
51
warme oorlog (met wapens uitgevochten)
hot war
52
heilge oorlog
holy war
53
informatieoorlog
information war
54
strijd tegen terrorisme
war on terror
55
wereldoorlog
world war
56
wapenstilstand
armistice
57
Staakt-het-vuren
a ceasefire
58
demilitarisatie
demilitarization
59
ontwapening
disarmament
60
wapenstilstand bestand
a truce
61
duurzame vrede
a lasting peace
62
vrede sluiten
to make peace
63
vredesakkoord
a peace agreement
64
vredesproces
a peace agreement
65
vredesvedrag
a peace treaty
66
strijd
battle
67
strijd, gevecht
combat
68
conflict, strijd
conflict
69
vechten, strijden
fighting
70
guerilla
guerilla
71
vijandschap, vijandigheid
hostility
72
opstand, oproer
insurgency
73
rel
riot
74
opstand, muiterij
revolt
75
strijd, gevecht
struggle
76
oorlogsvoering
warfare
77
oorlogsdaad
an act of war
78
oorlog voeren
to fight a war
79
oorlog voeren, strijden , vechten
to make a war
80
overgaan tot een oorlog
to resort to war
81
oorlogstijd
a time of war
82
oorlog voeren
to wage a war
83
een oorlog breekt uit
a war breaks out
84
oorlogsmisdaad
a war crime
85
oorlogsmisdadiger
a war criminal
86
oorlogsgebied
a war zone
