unite 1 Flashcards

(149 cards)

1
Q

j’ai mal à la tête

A

ik heb hoofdpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

j’ai mal au dos

A

ik heb rugpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

je me sens fatigué

A

ik voel me moe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

j’ai mal à l’estomac

A

ik heb maagpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

j’ai mal à la gorge

A

ik heb keelpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

j’ai mal au ventre

A

ik heb buikpijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

je ne peux plus bouger mon poignet

A

ik kan mijn pols niet meer bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

je ne peux plus plier le genou/ les genoux

A

ik kan mijn knie niet meer plooien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ma cheville est trés sensible

A

mijn enkel is zeer gevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

je tousse

A

ik hoest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

j’ai de la fiévre

A

ik heb koorts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

j’ai le nez qui coule

A

ik heb een lopende neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

je me mouche avec des mouchoirs

A

ik snuit met de zakdoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

j’éterneu

A

ik nies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

j’ai des frissons

A

ik heb rillingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

j’ai des vertiges

A

ik ben duizelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

j’ai des nausées

A

ik ben misselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

j’ai mal quand j’avale

A

ik heb pijn als ik slik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

j’ai du mal à respirer

A

ik kan moeilijk ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

je dors mal

A

ik slaap slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

je fais des insommies

A

ik heb last van slapeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

tension

A

bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

une pilule

A

een pil (algemene benaming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

une gélule

A

een capsule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
un comprimé
een tablet
26
une pommade
een zalf
27
un sirop
een siroop
28
des gouttes
druppels
29
un spray
een spray
30
une picûre
een spuit
31
santé!
gezondheid!
32
tomber dans les pommes
flauwvallen
33
avoir mal au coeur
misselijk zijn
34
depuis
sinds
35
appliquer
aanbrengen/toepassen
36
suivre
volgen
37
faire effet
resultaat hebben
38
loin
ver
39
prêter un livre
een boek lenen
40
décrouvrir la vérité
de waarheid ontdekken
41
avouer quelque chose
iets bekennen, iets toegeven
42
sauter des pages
pagina's overslaan
43
lire en diagonale
diagonaal lezen
44
pénible
pijnlijk
45
en bonne santé
in goede gezondheid
46
en bon état de marche
in goede staat
47
le corps
het lichaam
48
respirer
inademen
49
lutter contre
strijden tegen
50
la pollution des eaux
de watervervuiling
51
las,lasse
(=fatigué) moe
52
se fâcher pour des riens
zomaar kwaad worden
53
rassembler des idées
zijn gedachten ordenen
54
se reposer
rusten
55
non seulement
niet enkel
56
se réparer
zich herstellen
57
le sommeil
de slaap, nachtrust
58
le meilleur repos
de beste rust
59
la propreté
de hygiene
60
un moyen
een middel
61
un regard dans la glace
een kijk in de spiegel
62
laid, laide
lelijk
63
sale
vuil
64
se brosser les dents
zijn tanden poetsen
65
des débris de nourriture
etensresten
66
faire réviser
laten nakijken
67
le pneu
de band
68
le frein
de rem
69
savent( savoir)
weten
70
en plein air
in open lucht
71
se faire soigner
zich laten verzorgen
72
la grippe
de griep
73
être enrhumé
verkouden zijn
74
faible
zwak
75
insupportable
ondraaglijk
76
ces derniers temps
de laatste tijd
77
un régime équilibré
een evenwichtige voeding
78
l'appétit
eetlust
79
réguliérement
regelmatig
80
c'est mieux que rien
het is beter dan niets
81
suivre un traitment
een behandeling volgen
82
hésiter
twijfelen
83
sentir
voelen
84
établier
opstellen/stellen
85
comment allez-vous (formel)
hoe voelt u zich?
86
ça va (informel)
hoe gaat het
87
je me sens fatigué
ik voel me moe
88
je me sens malade
ik voel me ziek
89
établir son diagnostic
een diagnose stellen
90
où avez-vous mal?
waar hebt u pijn?
91
je ne me sens pas trés en forme
ik voel me niet zo erg in vorm
92
consulter un médecin
een arts/dokter raadplegen
93
le cabinet médical
de dokterspraktijk
94
je suis enrhumé
ik ben verkouden
95
je ne me sens pas dans mon assiette ( informel)
ik voel me niet lekker (informel)
96
prendre rendez-vous avec le docteur
een afspraak maken met de dokter
97
décommander un rendez-vous
een afspraak annuleren
98
patienter dans la salle d'attente
wachten in de wachtzaal
99
une consultation
een raadpleging
100
que resssentez-vous?
wat voelt u?
101
un spécialiste
een specialist
102
traitement
behandeling
103
en vente libre
vrij verkrijgbaar
104
prescrire
voorschrijven
105
ordonnance
voorschrift
106
rédiger
tekst schrijven
107
être en bonne santé
in goede gezondheid zijn
108
comment vous sentez-vous?
hoe voelt u zich?
109
ça va?
hoe gaat het?
110
je ne me sens pas bien aujourd'hui.
ik voel me niet zo goed vandaag
111
je me sens fatigué
ik voel me moe
112
je suis un peu enhrumé
ik voel me verkouden
113
je vais consulter mon médecin
ik ga de dokter raadplegen
114
il va prendre rendez-vous avec le docteur
hij gaat een afspraak maken met de dokter
115
le patient voudrait décommander son rendez-vous
de patient wil zijn afspraak annuleren
116
elle patiente dans la salle d'attente
zij wacht in de wachtzaal
117
que ressentez-vous?
wat voelt u?
118
où avez-vous mal?
waar hebt u pijn?
119
je ne me sens pas trés en forme
ik voel me niet erg in vorm
120
j'ai mal à la tête
ik heb hoofdpijn
121
j'ai mal au ventre
ik heb buikpijn
122
elle a mal à la gorge
zij heeft keelpijn
123
nous avons mal au dos
wij hebben rugpijn
124
tu as mal à l'estomac
jij hebt buikpijn
125
je ne peux plus bouger mon poignet
ik kan mijn pols niet meer bewegen
126
je ne peux plus plier mon genou
ik kan mijn knie niet meer plooien
127
ma cheville est trés sensible
mijn enkel is zeer gevoelig
128
je tousse,je me mouche et j'eternue
ik hoest,ik snuit en ik nies
129
j'ai mal quand j'avale
ik heb pijn als ik slik
130
il a de la fièvre et le nez qui coule
hij heeft koorts en een loopneus
131
vous avez des frissons
jullie hebben rillingen
132
ils ont des vertriges
zij voelen zich duizelig
133
on a des nausées
men is misselijk
134
j'ai du mal à respirer
ik heb last om te ademen
135
j'ai fais des insomnies
ik heb slaapproblemen
136
il dort mal
hij slaapt slecht
137
le docteur examine le patient
de dokter onderzoekt de patient
138
le docteur prend ma tension
de dokter neemt mijn bloeddruk
139
il prend ma température
hij neemt mijn temperatuur
140
il va prescrire un traitement
hij gaat een behandeling voorschrijven
141
142
je voudrais une ordonnance
ik wil graag een voorschrift
143
je dois prendre des médicaments: 3 comprimés par jour et un sirop
ik moet medicamenten nemen: 3 pilletjes per dag en een siroop
144
la pilule est sur prescription mésdicale
de pil is op voorschrift
145
elle a mal au coeur
zij is misselijk
146
chaque été, je tombe dans les pommes
elke zomer val ik flauw
147
je trinque à votre santé!
ik klink op uw gezondheid
148
le dafalgan est un médicament en ventre libre à la pharmacie
dafalgan is een medicament dat vrij verkrijgbaar is bij de apotheker
149