Unité 5 apprendre 1 t/m 5 Flashcards
(84 cards)
1
Q
Blauw
A
bleu
2
Q
geel
A
jaune
3
Q
groen
A
vert
4
Q
rood
A
rouge
5
Q
oranje
A
orange
6
Q
wit
A
blanc, blanche
7
Q
zwart
A
noir
8
Q
de kleren
A
les vêtements
9
Q
de spijkerbroek
A
le jean
10
Q
de pet
A
la casquette
11
Q
de jurk
A
la robe
12
Q
de rok
A
la jupe
13
Q
het overhemd
A
la chemise
14
Q
de schoen
A
la chaussure
15
Q
de trui
A
le pull
16
Q
het laarsje
A
la bottine
17
Q
de sok
A
la chaussette
18
Q
de jas
A
le manteau
19
Q
het T-shirt
A
le teeshirt
20
Q
de sportschoen
A
la basket
21
Q
de (nette) broek
A
le pentalon
22
Q
de stropdas
A
la cravate
23
Q
de bril
A
les lunettes
24
Q
de hoed
A
le chapeau
25
grijs
gris
26
de stijl
le style
27
beroemd
célèbre
28
de outfit
la tenue
29
de vrouw
la femme
30
de man
l'homme
31
dragen
porter
32
soms
parfois
33
als, wanneer
quand
34
de kleur
la couleur
35
liever, eerder
plutôt
36
veranderen
changer
37
comfortabel
confortable
38
de hak
le talon
39
hoog
haut
40
terwijl
tandis que
41
het verschil
la différence
42
het sieraad
le bijou
43
de oorbel
la boucle d'oreille
44
zich aankleden
s'habiller
45
de ketting
le collier
46
bruin
marron
47
weten
savoir
48
opmerken
remarquer
49
wij zien, men zit (zien)
on voit (voir)
50
willen
vouloir
51
ik wil
je veux
52
jij wilt
tu veux
53
hij wil
il veut
54
zij wil
elle veut
55
wij willen, men heeft
on veut
56
wij willen
nous voulons
57
jullie willen, u wilt
vous voulez
58
zij willen (m)
ils veulent
59
zij willen (v)
elles veulent
60
de uitverkoop
les soldes
61
duur
cher, chère
62
de website
le site
63
jij trekt aan (aantrekken)
tu mets (mettre)
64
terugsturen
renvoyer
65
iets
quelque chose
66
het sweatshirt
le sweat
67
kosten
couter
68
snel
rapide
69
het pakket
le paquet
70
het jasje
la veste
71
kiezen
choisir
72
passen
essayer
73
bestellen
commander
74
jullie komen, u komt (komen)
vous venez (venir)
75
als
si
76
kort
court
77
bloemetjes-
à fleurs
78
alleen maar
seulement
79
elegant
élégant
80
chic
chic
81
gratis
gratuit
82
de afdeling
le reyon
83
praktisch
pratique
84
het jack
le blouson
