venapunctie Flashcards

1
Q

venapunctie

A

Bij venapunctie wordt de ader aangeprikt met als doel bloed af te nemen voor onderzoek. Bij voorkeur wordt bloed direct uit de ader afgenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geschikte prikplaats

A
  • De oppervlakkige aders van de elleboog, onderarm, rug van de hand en enkels.
  • De elleboog is de minst pijnlijke en makkelijkste plek en is daarmee de meest geschikte plek voor bloedafname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bloedtesten

A
  • BSE of bezinking: wordt gebruikt om te zien of er ontstekingen zijn. Altijd i.c.m. andere onderzoeken.
  • CRP: stelt vast of er ontstekingen zijn en hoe erg deze zijn.
  • Hb: hierbij krijg je een algemene indruk van de gezondheid, maar kijkt ook specifiek naar eventuele bloedarmoede.
  • Glucose bloedtest: bepaalt hoe hoog de bloedsuiker is en wordt voornamelijk gedaan bij mensen met diabetes.
  • T4: hiermee wordt de werking van de schildklier getest.
  • PSA: bepaalt of er afwijkingen zijn in de prostaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kleuren buizen

A
  • Lichtblauwe dop: citraat
    wordt gebruikt voor onderzoek naar bloedstolling (vertraagt stolling).
  • Oranje/gele dop: serum (3,5ml) en gel
    voor onderzoek naar antistoffen en andere eiwitten (versnelt stolling)
  • Rode dop: serum (5ml)
    Deze buis is groter dan de oranje/gele en wordt gebruikt als meer bloed nodig is.
  • Lichtgroene dop: heparine (3ml)
    Voor onderzoek naar CRP, cholesterol en hormonen (vertraagt stolling)
  • Donkergroene dop: heparine (6ml)
    Is groter dan de lichtgroene dop en wordt gebruikt als er meer bloed nodig is.
  • Paarse dop: EDTA
    Voor onderzoek naar de verschillende bloedcellen (vertraagt bloedstolling)
  • Lichtgrijze dop: natriumfluoride
    Wordt gebruikt bij het bewaren van bloed voor een glucosetest. Zet het energieverbruik van bloedcellen stil.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

volgorde bloedbuis

A
  • Citraatbuis (lichtblauw)
  • Serumbuis met of zonder stollingsactivator of gel (rood/oranje)
  • Heparinebuis met of zonder gel (groen)
  • ETDA-buis (paars)
  • Buis met glycolyseremmer (grijs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

UN-keurmerk naaldencontainer

A

UN 2814: infecteuze stof, gevaarlijk voor mensen.
UN 3291: ziekenhuis- of medisch afval, ongespecificeerd.
Biohazardteken: bevat stoffen met infectierisico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geschikte naald

A

tussen 29 en 25G. voorkeur bij volwassenen is 21G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitvoering

A

plaats de duim ongeveer 5cm onder de insteekplaats en trek de huid strak. Breng de naald in onder een hoek van 30° met de schuine kant naar boven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

veiligheidsaspecten

A
  • Prik niet in een arm waar een infuus zit. Door menging met infuusvloeistof worden de uitslagen sterk verlaagd of verhoogd.
  • Prik niet in een arm met een waaknaald
  • Prik niet in een hematoom
  • Ondersteun de arm waarin geprikt wordt voldoende
  • Leg de stuwband een handbreedte boven de prikplaats aan en niet te strak.
  • Stuw max. 1 minuut en wacht minimaal 2 minuten als je opnieuw gaat stuwen.
  • Kies de juiste naald, bij voorkeur 1 met veiligheidsnaald.
  • Desinfecteer de huid bij bloedafname voor kweek en bij zorgvragers met een verminderde weerstand.
  • Druk bij zorgvragers met een stollingsstoornis of die bloedverdunners slikken de punctieplaats langer dicht, evt een drukverbandje aanleggen.
  • Verwijder de dubbelzijdige naald uit de houder met behulp van de uitsparing op de naaldencontainer. De naaldhouder kun je bewaren.
  • Reinig en desinfecteer de stuwband na gebruik, of gebruik wegwerp banden.
  • Als je bloed afneemt met een gesloten systeem en de zorgvrager zelf de prikplaats afdrukt hoef je geen handschoenen te dragen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

complicaties

A
  • De ader wordt onvoldoende zichtbaar of voelbaar: vuist maken, kloppen, warm maken, onder niveau van hart laten hangen.
  • De ader voelt hard aan: zoek een andere geschikte ader.
  • De ader rolt weg: trek de huid goed strak met wijsvinger en duim.
  • Helderrood pulserend bloed: slagader geprikt. Verwijder naald, druk goed af en raadpleeg arts.
  • Zwelling: naald heeft ader doorboord. Verwijder stuwband en verwijder naald voorzichtig.
  • Geen bloed in buis: mogelijk naald niet goed in ader, of geen vacuüm in buis. Pak een ander
  • hoeveelheid bloed bij kinderen kan afwijken, raadpleeg lab.
  • Naald ligt naast ader: corrigeer of prik nogmaals met nieuwe naald. Ga niet van links naar rechts bewegen, dan beschadig je het bindweefsel
  • Bloeduitstorting: maak stuwband los en beëindig de handeling. Druk insteekopening goed af.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly