VERBINTENISSEN DEEL 1 Flashcards

1
Q

verbintenis

A
  • Rechtsband waardoor één of meer personen gehouden zijn tot een prestatie jegens één of meer andere personen
  • Prestatie kan bestaan uit geven, doen en laten(niet-doen)
  • Wijst enkel op obligatoire verhouding tussen de partijen, met name op de verhouding tussen schuldeiser en schuldenaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

overeenkomst

A
  • Is, naast een onrechtmatige daad, een bron van verbintenissen
  • Verbintenis bestaat uit overeenkomsten indien de rechtsband tussen de partijen voortvloeit uit een wilsovereenstemming tussen de schuldenaar en schudeiser
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

contract

A
  • Contract zou overeenkomst zijn die verbintenis in leven roept
  • Belgische auteurs onderscheiden de begrippen contract en overeenkomst evenwel niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

schuldenaar en schuldeiser

A
  • Schuldenaar is de partij op wie de verplichting rust

- Schuldeiser kan van de schuldenaar vorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geven, doen en laten (soort verbintenis)

A
  • Geven: verplicht de schuldenaar ertoe een zakelijk, een vorderings- of een intellectueel recht op een roerende of een onroerend goed over te dragen
  • Doen: handeling tot een voorwerp
  • Laten: zich onthouden van een handeling indien hij ertoe verbond om iets niet te doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

middelen-, resultaats-, en garantieverbintenis (soort verbintenis)

A
  • Middelen- of inspanningsverbintenis: schuldenaar moet naar best vermogen handelen om zijn verbintenis na te komen
  • Resultaatverbintenis: schuldenaar zich ertoe gebonden een welbepaald resultaat te bereiken
    * Resultaat niet bereikt: schuldenaar kan zich enkel van aansprakelijkheid bevrijden door het bewijs van overmacht te leveren
  • Garantieverbintenis: schuldenaar belooft om een welbepaald resultaat te bereiken, zonder dat de schuldenaar zich op overmacht kan beroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

natuurlijke verbintenis (soort)

A
  • Verbintenis die niet gerechtelijk kan worden afgedwongen maar eerder als een morele plicht op de schuldenaar drukt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

regel van deelbaarheid (modaliteit)

A
  • In regel is de verbintenis deelbaar onder de schuldenaren of schuldeisers; gesplitst in zoveel delen als er partijen zijn
  • Afwijking op de regel: ondeelbaar, hoofdelijk of in solidum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ondeelbare verbintenis (modaliteit)

A
  • Verbintenis is ondeelbaar uit haar aard of strekking indien het voorwerp van een verbintenis onmogelijk in verschillende delen kan worden gepresteerd (bv. levend paard) of indien de opdeling wel kan maar het geen praktisch nut heeft
  • Ondeelbaar aan zijde van de schuldeiser: actieve ondeelbaarheid
  • Ondeelbaar aan zijde van de schuldenaar: passieve ondeelbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoofdelijke verbintenis (modaliteit)

A
  • Regel is dat een verbintenis niet hoofdelijk is en dat elke schuldeiser of schuldenaar slechts tot beloop van zijn deel gerechtigd is
  • Actieve hoofdelijkheid: bij hoofdelijkheid tussen de schuldeisers kan elke hoofdelijke schuldeiser vorderen dat hun gezamenlijke schuldenaar de gehele verbintenis uitvoert
  • Passieve hoofdelijkheid: bij hoofdelijkheid tussen de schuldenaren kan de schuldeiser de terugbetaling van de gehele schuld aan elke van de hoofdelijke schuldenaar vragen
  • Verbintenis enkel hoofdelijk zijn indien de partijen het uitdrukkelijk hebben bedongen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verbintenis in solidum

A
  • Moet onderscheiden worden van een hoofdelijke verbintenis
  • Niet de wetgever, maar wel de rechtspraak heeft de gehoudenheid in solidum in het leven geroepen
  • Een verbintenis is in solidum indien bv éénzelfde schade wordt veroorzaakt door een samenlopende fouten van verschillende personen
  • Elke schuldenaar is voor het geheel gehouden en de schuldeiser gelijk welke schuldenaar voor het geheel mag aanspreken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verbintenis onder voorwaarde of met tijdsbepaling

A
  • Voorwaarde is een onzekere en toekomstige gebeurtenis waarvan de uitvoering of de uitdoving van een verbintenis afhangt
  • Tijdsbepaling is een zekere en toekomstige gebeurtenis waarvan de uitvoering of de uitdoving van een verbintenis afhangt
  • Ontbindend effect: verbintenis onder ontbindende voorwaarde en ontbindende tijdsbepaling
    * Zolang de toekomstige gebeurtenis zich niet heeft voorgedaan, is de verbintenis geldig en opeisbaar
    * Zodra de gebeurtenis zich voordoet, wordt de verbintenis geacht nooit te hebben bestaan, behoudens andersluidende overeenkomst
  • Opschortend effect: opschortende voorwaarde of opschortende tijdsbepaling
    * Zolang de toekomstige gebeurtenis zich niet heeft voorgedaan, bestaat de verbintenis maar is ze niet opeisbaar
    * Zodra de toekomstige gebeurtenis zich voordoet, wordt de verbintenis opeisbaar
  • Opschortende voorwaarde mag niet zuiver potestatief zijn
    * Een voorwaarde is zuiver potestief als het uitsluitend afhangt van de wil van één van de partijen of de onzekere gebeurtenis zich zal voordoen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cumulatieve en alternatieve verbintenis

A
  • Cumulatieve of conjunctieve verbintenis heeft meerdere prestaties als voorwerp die de partijen als ondeelbaar beschouwen
  • Bij een alternatieve verbintenis moet de schuldeiser zich wel tevreden stellen met de uitvoering van één van de meerdere prestaties die het voorwerp van de verbintenis van zijn schuldenaar vormen (kan de schuldenaar door overmacht één van de prestaties niet uitvoeren, dan moet hij een alternatieve prestatie voorzien)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verbintenis onder schadebeding

A
  • Verbintenis waarbij er een forfaitaire schadevergoeding is vastgelegd voor het geval de schuldenaar de verbintenis niet nakomt
  • Partijen proberen zo latere discussie te vermijden
  • Recht kan ambtshalve de forfaitair vastgelegde schadevergoeding verminderen indien deze overdreven is in verhouding tot de potentieel voorzienbare schade op het ogenblik van de contractsluiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bron van verbintenis?

A

hoe is de rechtsband ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

publiekrechtelijke sfeer (bron van verbintenis)

A
  • verbintenis kan ontstaan door ‘administratieve rechtshandeling’
  • een eenzijdige, uitvoerbare rechtshandeling gesteld door een orgaan van de uitvoerende macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

privaatrechtelijke sfeer (bron van verbintenis)

A
  • overeenkomst (hoofdstuk 4)
  • onrechtmatige daad (hoofdstuk 5): omdat iemand schade veroorzaakt door zijn fout
    • wet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

andere bronnen (van verbintenis)

A

(de drie laatste = oneigenlijke contracten of quasi-contracten)

  • eenzijdige wilsuiting
    • zonder dat een andere partij moet tussenkomen
    • klassiek voorbeeld: aanbod om een overeenkomst te sluiten (gedurende en aangeduide, minstens redelijke termijn is de aanbieder door zijn aanbod gebonden)
  • zaakwaarneming (art. 1372-1375 BW)
    • zodra een persoon vrijwillig, maar niet uit vrijgevigheid of uit (zuiver) eigen belang, de belangen van een andere persoon in het belang van die persoon waarneemt
    • omdat de meester van de zaak daartoe tijdelijk niet in staat is
    • zaakwaarnemer: persoon die de belangen waarneemt
    • meester van de zaak: persoon van wie de belangen worden waargenomen
    • morele verplichting (goede huisvader)
  • onverschuldigde betaling (art. 1376-1381 BW)
    • een persoon die bij vergissing een betaling of een andere prestatie ontvangt die hem niet toekomt, is verplicht om terug te geven wat hij ten onrechte ontving
    • = een betaling die ‘onverschuldigd’ is
  • vermogensverschuiving (verrijking) zonder oorzaak
    • indien er een vermogensbestanddeel van de ene persoon overgaat naar het vermogen van een andere persoon zonder dat daarvoor een juridische oorzaak kan worden aangetoond
    • niemand mag zich onrechtvaardig verrijken ten kosten van een ander
    • billijkheid ligt aan de basis hiervan
    • een vordering op grond van vermogensverschuiving zonder oorzaak heeft een subsidiair karakter (terug vergoeden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

variëteit aan overeenkomsten

A
  • klassiek voorbeeld is het zogenaamde onderhandeld contract; de partijen gaan als het ware aan tafel zitten om het contract te bespreken
  • als een overeenkomst niet onderhandeld wordt, is er doorgaans sprake van een toetredingscontract
    * veelal opgesteld door feitelijke of juridische monopoliehouders
    * de (zwakkere) medecontractant treedt dan toe tot de overeenkomst zoals de monopoliehouder ze heeft opgesteld
    * bevat standaardbedingen
  • contracten die worden gesloten zonder overleg en zonder standaardbedingen: feitelijke contracten; bv. Bioscoopticket …
  • ze hebben allemaal gemeen dat aan de grondslag ervan een aanbod en een aanvaarding liggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

aanbod van overeenkomst

A

is een eenzijdige wilsuiting waarin de aanbieder de voorwaarden bekendmaakt waartegen hij bereid is om een overeenkomst te sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

aanvaarding van overeenkomst

A
  • het akkoord van de partij tot wie het aanbod is gericht en waardoor een overeenkomst tot stand komt
  • Uitdrukkelijke aanvaarding: blijkt uit handelingen (geschrift, woorden, daden) die zijn gesteld met de bedoeling de instemming met het aanbod tot uiting te bregen
  • Stilzwijgende aanvaarding: moet worden afgeleid uit handelingen die zijn gesteld met een ander doel dan het doen blijken van de instemming met het aanbod
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

totstandkoming overeenkomst

A

Voor zover de aanvaarding gebeurt, ontstaat er wilsovereenstemming tussen de partijen over de elementen uit het aanbod, en ontstaat er bijgevolg een overeenkomst met de bijhorende juridische gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ogenblik van totstandkoming

A
  • Indien alle partijen aanwezig zijn op het ogenblik dat het aanbod wordt aanvaard, ontstaat de overeenkomst op dat ogenblik
  • Overeenkomst van op afstand: Hof van Cassatie beslist dat overeenkomst tot stand komt op ogenblik dat de aanbieder kennisneemt of kennis heeft kunnen nemen van de aanvaarding van zijn aanbod
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

verplichting bij totstandkoming

A
  • In precontractuele fase: geldt bijzondere zorgvuldigheidsplicht; informatieverplichting waartoe partijen over en weer gebonden zijn gehouden
  • Algemene informatieplicht ten voordele van de consument
  • Informatieplicht versterkt als ‘op afstand’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

fouten bij het sluiten van het contract

A

Partij is op een buitencontractuele grondslag aansprakelijk voor de schade die bij de wederpartij is ontstaan als gevolg van een fout begaan tijdens de precontractuele fase, ongeacht of de partijen uiteindelijk een overeenkomst sluiten (culpa in contrahendo)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

contractbelofte

A
  • Is een overeenkomst waarbij één of meerdere partijen zich ertoe verbinden, op verzoek van één van hen, op een later tijdstip een overeenkomst te sluiten waarvan de essentiële bestanddelen reeds bij de contractbelofte vastliggen
  • Is eenzijdig of wederkerig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

wederkerige of eenzijdige overeenkomst

A
  • Wederkerig indien de partijen zich over en weer jegens elkaar verbinden (bv. huurovereenkomst)
    • Elke partij is dan zowel schuldenaar van haar eigen verbintenis als schuldeiser van de verbintenis van haar medecontractant
  • Eenzijdig indient slechts één van de partijen een verbintenis aangaat (bv. geldlening)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

overeenkomsten onder bezwarende titel en om niet

A
  • Overeenkomsten onder bezwarende titel levert voor elke partij een economisch voordeel op, doordat elke contractpartij zich ertoe verbindt een andere contractpartij iets te geven of in haar voordeel iets te doen of niet te doen
  • terwijl een overeenkomst om niet of uit vrijgevigheid aan een van de partijen geen economisch voordeel oplevert. Een voordeel uit vrijgevigheid wordt gekenmerkt door de bedoeling om iemand anders te bevoordelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

vergeldende overeenkomst en kanscontracten

A
  • Vergeldend indien de partijen hun prestaties als economisch gelijkwaardig beschouwen op het ogenblik van de contractsluiting
  • Kanscontract indien het gelijkwaardige tussen de prestaties gelegen is in het feit dat elke partij een kans op winst of verlies heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

benoemde en onbenoemde overeenkomsten

A
  • Benoemde put haar naam uit de wet; is veelal een overeenkomst waarvan het belang wordt gereflecteerd in het veelvuldige gebruik ervan in de praktijk
  • Onbenoemd indien haar inhoud verschilt van een benoemde overeenkomst, de wetgever werkt geen modelregeling uit (bv. sponsorcontract
31
Q

hoofdcontracten en bijkomende overeenkomsten

A
  • Terwijl een hoofdcontract op zichzelf staat, is een bijkomende overeenkomst als het ware een ondergeschikte overeenkomst
  • Meestal strekt de bijkomende overeenkomst, als zekerheidsovereenkomst, tot waarborg van de nakoming van het hoofdcontract
32
Q

overeenkomst intuitu personae en overeenkomst intuitu perconiae

A
  • intuitu personae: indien de identiteit of de persoonlijke kwaliteiten van de wederpartij determinerend zijn om de overeenkomst te sluit (beëindigd bij overlijden en kan niet door een derde worden voldaan)
  • Intuitu pecuniae: identiteit of persoonlijke kwaliteiten zijn niet belangrijk, maar enkel de prestatie telt (loopt door na overlijden)
33
Q

aflopende en voortdurende overeenkomsten

A
  • Aflopend indien deze is uitgevoerd zodra elke partij haar eenmalige prestatie heeft geleverd
  • Voortdurend indien de uitvoering van de verbintenissen gespreid is in de tijd
34
Q

raamovereenkomst

A

Partijen sluiten een raamovereenkomst indien ze op een intense wijze in een veelal complexe omgeving veelvuldig met elkaar samenwerken; aan de hand van die raamovereenkomst geven de partijen vorm aan hun samenwerkingsverband

35
Q

geldigheidsvoorwaarden (begrip)

A

Opdat een rechtshandeling rechtsgeldig tot stand kan komen, moet in elk geval aan de volgende vier vereisten voldaan zijn: een geldige toestemming van de partijen, de handelingsbekwaamheid van de partijen, een voorwerp en een oorzaak

36
Q

basiskenmerken van toestemming (geldigheidsvoorwaarde)

A

Een eerste geldigheidsvereiste voor een rechtshandeling zoals een overeenkomst of een testament, is de toestemming van de partij die zich verbindt
I. Ten eerste moet de wilsuiting volwaardig zijn; een volwaardige wil gaat slechts uit van een persoon die in staat is de gevolgen van zijn daden te overzien
II. Ten tweede moet de wilsuiting op rechtsgevolgen gericht zijn; een rechtshandeling komt niet tot stand als een persoon zich heeft willen binden zonder daaraan afdwingbare juridische gevolgen te hebben (een verbintenis aangaan waaraan ze geen rechtsgevolgen wensen vast te knopen = gentlemen’s agreement)
III. Ten derde moet de wil geuit zijn; om bewijsredenen wordt de wil meestal uitdrukkelijk geuit
IV. Ten vierde moet de wilsuiting gericht zijn aan de wederpartij; om een overeenkomst tot stand te brengen, moet er wilsovereenstemming zijn tussen de contractpartijen

37
Q

korte uitleg bijzonderheden bij toestemming (geldigheidsvoorwaarde)

A

De kern van het betoog is dat een rechtshandeling slechts tot stand komt indien een persoon dat bewust wil; ‘geen wil, geen rechtshandeling’

38
Q

afwezigheid van wil, bijzonderheden bij toestemming (geldigheidsvoorwaarde)

A

Afwezigheid van wil
o In verschillende gevallen kan de wil van een partij schijnbaar aanwezig zijn, maar in werkelijkheid toch ontbreken: bij een essentieel misverstand, bij krankzinnigheid en bij discrepantie tussen de werkelijke en de uitgedrukte wil
o Bij onenigheid kan de rechter de nietigheid van de rechtshandeling vaststellen
Misverstand
o Een fundamenteel misverstand ligt bijvoorbeeld voor indien één van de partijen denkt dat zij met de wederpartij een wilsovereenstemming heeft bereikt, terwijl zij in feite een totaal andere visie heeft op het voorwerp of de aard van de overeenkomst (=wilsverhinderde dwaling)
o Bij betwisting kan de rechter de schijntoestand opheffen
Krankzinnigheid
o Bij krankzinnigheid is in de regel geen volwaardige wil voorhanden
o Indien er kan bewezen worden dat de krankzinnige geen rechtsgevolgen beogende wil heeft kunnen uiten op het ogenblik van de wilsuiting, kan de rechter de rechtshandeling vernietigen
Discrepantie werkelijke en uitgedrukte wil
o De geuite wil kan in sommige omstandigheden sterk verschillen van de werkelijke wil; in werkelijkheid gebeurt het geregeld dat er een discrepantie of een verschil bestaat tussen de werkelijke wil van een partij en de door haar uitgedrukte wil

39
Q

wilsgebreken, bijzonderheden bij toestemming (geldigheidsvoorwaarde)

A

Dwaling
o een contractpartij dwaalt indien haar wilsuiting is gebaseerd op een verkeerde voorstelling van zaken, terwijl ze de rechtshandeling niet zou hebben gesteld als ze de ware toedracht had gekend; een partij vergist zich m.a.w. in een essentieel onderdeel van de rechtshandeling
o Kan slechts op dwaling beroepen onder twee volgende voorwaarden:
* De dwaling moet de zelfstandigheid van de zaak betreffen, d.w.z. een doorslaggevend karakter hebben
=> De zelfstandigheid van de zaak
=> De identiteit van de persoon (intuiti personae)
=> Doorslaggevend rechtspunt
* De dwaling moet verschoonbaar zijn d.w.z. dat een redelijk voorzichtige persoon in dezelfde concrete situatie ook de vergissingen zou hebben begaan

Bedrog
o Is een dwaling die met opzet veroorzaakt wordt door de medecontractant; één van de partijen heeft listen of kunstgrepen aangewend om de wederpartij een verkeerde voorstelling van zaken voor te schotelen
o In tegenstelling tot de dwaling, kan het wilsgebrek bedrog tot de nietigheid van de rechtshandeling aanleiding geven zonder dat het bedrog verschoonbaar moet zijn (indien het bedrog doorslaggevend is geweest voor het sluiten van de overeenkomst)
Geweld
o Indien een partij of een derde gewelddaden pleegde of bedreigingen uitte met als doel de toestemming van de andere partij af te dwingen
o Geweld kan van fysieke, materiele of morele aard zijn
o Enkel gewelddaden die bepalend waren voor het sluiten van de overeenkomst, kunnen aanleiding geven tot de nietigheid
Gekwalificeerde benadeling
o Wanneer een van de contractspartijen op ernstige wijze is benadeeld, d.w.z. wanneer er een ernstige wanverhouding bestaat tussen de wederzijdse bedongen prestaties
o De ene partij maakt misbruik van de zwakkere contractpositie van de andere partij om zichzelf een voordeel toe te kennen bij het sluiten van de overeenkomst en dit misbruik heeft een determinerend karakter

40
Q

de vertrouwensleer, bijzonderheden bij toestemming (geldigheidsvoorwaarden)

A

Concept
o Volgens de ‘wiltheorie’ komt een rechtshandeling slechts tot stand ingevolge de ‘werkelijke’ wil van een partij; impliciet volgt hieruit dat er geen rechtshandeling tot stand komt als er geen reële wil aan de grondslag daarvan ligt
o In een situatie waarbij de uitgedrukte wil primeert op de werkelijke wil, wordt toepassing gemaakt van de ‘vertrouwensleer’
Rechtmatig vertrouwen
o Vertrouwensleer vormt een correctie op de wilsleer in de gevallen waarin een partij er rechtmatig op mocht vertrouwen dat de uitgedrukte of schijnbare wil van haar medecontractant ook daadwerkelijk met haar werkelijke wil overeenstemde

41
Q

handelingsbekwaamheid

A
  • Handelingsbekwaamheid is de bevoegdheid van de titularis van een recht om een rechtshandeling zelf te mogen stellen
  • Rechtspersoon is steeds handelingsbekwaam, tenzij een rechter anders beslist
  • Fysieke persoon is in regel handelingsbekwaam, behalve bij minderjarigheid, …
42
Q

voorwerp van de verbintenis

A
  • Voorwerp van de verbintenis is de prestatie waartoe de schuldenaar van die verbintenis zich heeft verbonden; het voorwerp van de verbintenis is aldus het geven, doen of laten
  • Om het even welk voorwerp is niet voldoende; het voorwerp moet mogelijk, bepaald of bepaalbaar en geoorloofd zijn
43
Q

mogelijk voorwerp van verbintenis

A

Als het bestaat of kan bestaan

44
Q

bepaald of bepaalbaar voorwerp van verbintenis

A

o schuldenaar moet immers weten waartoe hij zich heeft verbonden; het voorwerp van de verbintenis hoeft niet noodzakelijk bepaald te zijn op het ogenblik dat de rechtshandeling tot stand komt
o Voorwerp mag op dat ogenblik nog onbepaald zijn, maar moet wel bepaalbaar zijn

45
Q

geoorloofd voorwerp van verbintenis

A

Voorwerp moet in de handel zijn; mag dus niet strijdig zijn met de openbare orde en de goede zeden

46
Q

de oorzaak van verbintenis

A
  • Oorzaak van verbintenis kent een subjectieve betekenis die af en toe geobjectiveerd kan worden (subjectief: ‘wrm. doe ik iets?’ en objectief: de tegenprestatie)
  • Oorzaak is het geheel van determinerende beweegredenen die een partij ertoe heeft gebracht om een overeenkomst te sluiten
  • Met oorzaak kan enkel rekening gehouden worden als de partijen die oorzaak niet enkel bij de contractsluiting, maar ook die oorzaak hebben aanvaard als deel van de overeenkomst
  • Op een objectieve wijze is de oorzaak van een verbintenis in een wederkerig overeenkomst soms af te meten aan het voorwerp van de wederkerige verbintenis
  • Verbintenis moet een oorzaak hebben op het ogenblik dat de verbintenis tot stand komt
  • De determinerende beweegredenen om een verbintenis aan te gaan, mogen dus niet strijdig zijn met de openbare orde en de goede zeden
47
Q

abstracte verbintenis van de oorzaak

A
  • Soms kan een verbintenis losgekoppeld worden van de oorzaak ervan; in dat geval is er sprake van een abstracte verbintenis
  • De verbintenis heeft wel een oorzaak bij haar totstandkoming, maar kan, als het ware los van de oorzaak, een eigen leven gaan leiden
48
Q

nietigheid bij sanctioneren geldigheidsvereisten

A
  • Een ongeldig tot stand gekomen rechtshandeling is niet zonder meer een onbestaande rechtshandeling
  • De nietigheid is in de regel de voorbehouden sanctie voor een tekortkoming aan de geldigheidsvereisten voor een rechtshandeling
49
Q

ABSOLUUT OF RELATIEF bij nietigheden

A
  • In de regel worden twee soorten nietigheden onderscheiden:
    Absoluut
    -Regel van openbare orde en goede zeden geniet van de bescherming van de absolute nietigheid
    -Beschermt het algemeen belang
    -Iedereen, inclusief het OM en de rechter, kan de absolute nietigheid opwerpen
    -Is niet vatbaar voor bevestiging
    -Bescherming van de openbare orde laat toe dat de absolute nietigheidsgrond in elke stand van het beding kan worden
    ingeroepen

Relatief

- Is een de sanctie indien een regel van dwingend recht wordt geschonden
- Dit omvat dwang, bedrog of geweld 
- Beschermt bepaalde privébelangen
- Enkel de door de dwingende rechtsregel beschermde persoon kan de relatieve nietigheid inroepen
- Beschermde persoon kan ondanks de relatieve nietigheid de rechtshandeling bevestigen en uitvoeren
- Moet bij aanvang van een geding worden ingeroepen
50
Q

werking in de tijd en restitutie bij netigheid

A
  • Eenmaal een rechtshandeling door een rechter is vernietigd, wordt die rechtshandeling geacht nooit in de rechtsorde te hebben bestaan
  • Nietigheidssanctie werkt met andere woorden terug tot op de dag van het sluiten van de overeenkomst (ex tunc)
  • Bijgevolg is elke partij ertoe gehouden terug te geven wat ze heeft ontvangen en terug te krijgen wat ze zelf presteerde (restitutieverplichtingen / restitutio in integrum)
51
Q

uitzonderingen bij nietigheid

A
  • Recht kan restitutievordering afwijzen indien de restitutievordering betrekking heeft op wat in strijd is met de openbare orde (in pari causa)
52
Q

4 basispijlers bij verbintenis uit overeenkomst

A
  1. contractvrijheid
  2. consensualisme
  3. bindende kracht
  4. goede trouw
    - Eerste drie: uitdrukking van wilsautonomie, de vierde is een correctie op wilsautonomie
    - Wilsautonomie stelt de vrije wil van het individu centraal
53
Q

contractvrijheid korte uitleg

A

Laat een individu niet enkel toe zelf te kiezen of hij al dan niet een overeenkomst sluit, maar ook met wie en met welke inhoud en in welke vorm hij die overeenkomst sluit

54
Q

3 aspecten van contractvrijheid

A

1) In de regel kiest elk individu of het zich wil binden aan de hand van een overeenkomst (mogelijkheid tot contractweigering)
2) Voorts kan elk individu in beginsel vrij kiezen met wie hij een overeenkomst sluit
3) Individu kan, al dan niet in samenspraak met zijn medecontractant, de inhoud, de werking en de vorm van zijn overeenkomst kiezen
=> het Burgerlijk Wetboek is geschreven met als uitgangspunt dat de partijen weten wat ze doen; bijgevolg kunnen partijen ook onevenwichtige overeenkomsten sluiten

55
Q

grenzen aan de contractvrijheid

A
  • Niet altijd de individu heeft de vrije keuze om al dan niet een overeenkomst te sluiten; soms door wet bepaald; bv. Verzekering voor auto
  • Mogelijkheid om te weigeren een overeenkomst te sluiten begrensd door onder andere het verbod op rechtsmisbruik of de buitencontractuele aansprakelijkheidsregelen
  • Contractweigering mag niet discriminatoir zijn
  • Individu moet voor de contractinhoud rekening houden met een aantal beperkingen: de openbare orde, dwingend recht, goede zeden,…
56
Q

openbare orde en dwingend recht bij contractvrijheid

A
  • Individu kan niet in die mate van de contractvrijheid gebruikmaken dat hij zou handelen in strijd met de openbare orde, de goede zeden of het dwingend recht
  • > absoluut nietig
  • Een regel is van dwingend recht indien de wetgever aan de door die regel beschermde particuliere belangen een zodanig belang heeft gehecht dat contractueel van die regel niet kan worden afgeweken zonder het risico te lopen dat de overeenkomst wordt vernietigd
  • > relatief nietig
57
Q

contractinstelling

A
  • In een aantal gevallen regelt de wetgever meteen alle of bepaalde gevolgen van de verbintenis (bv. bij huwelijk)
  • Partijen kunnen in deze gevallen slechts aanvullend optreden of zelfs helemaal niet afwijken van bepaalde door de wet geregelde gevolgen
  • ‘contractstelling’: partijen kunnen enkel kiezen om al dan niet tot de door de wet geregelde instelling toe te treden
58
Q

consumentenbescherming bij contractvrijheid

A
  • Wetgever wil hiermee vermijden dat de sterker geachte partij in feite clausules opdringt in het nadeel van de zwakker geachte consument; deze inhoudelijke controle van een consumentencontract is van toepassing op alle overeenkomsten maar alleen in voordeel van de consument:
    1) Catch-allbepaling: elke clausule of voorwaarde die een kennelijk onevenwicht schept tussen de partijen, kan nietig worden verklaard
    2) Zwarte lijst van in elk geval onrechtmatig geachte bedingen; in tegenstelling tot bij de catch-allbepaling moet de rechter hier niet oordelen of er een kennelijk onevenwicht is
    3) Koning kan na verschillende adviezen te hebben ingewonnen, voor bepaalde producten of diensten specifieke contractvoorwaarden opleggen of verbieden
59
Q

onregelmatige bedingen in overeenkomst tussen ondernemingen

A
  • Tussen ondernemingen gebeurt de controle via vier i.p.v. drie kanalen
    1) Catch-allbepaling: elke beding van een overeenkomst gesloten tussen ondernemingen dat, alleen of in samenhang met een of meer andere bedingen, een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen, is onrechtmatig en kan nietig word verklaard
    2) Een zwarte lijst van onrechtmatige bedingen die in elk geval nietig zijn, zonder dat de rechter nog dient te oordelen of er al dan niet sprake is van een kennelijk onevenwicht
    3) Een grijze lijst van bedingen die worden vermoed onrechtmatig te zijn, waarbij de partij die zich op het beding beroept, steeds kan trachten aan te tonen dat het geding niet onrechtmatig is, door te bewijzen dat het beding geen kennelijk onevenwicht creëert
    4) Om het evenwicht van de rechten en de plichten tussen partijen te verzekeren bij de verkoop van producten of om de eerlijkheid bij transacties tussen ondernemingen te verzekeren, kan de Koning voor de sectoren van de professionele activiteit of voor de categorieën van producten die hij aanwijst.. ? (iets raars in boek, niet belangrijk
60
Q

discriminatieverbod bij contractvrijheid

A

Sinds de Discriminatiewet is elk beding in een overeenkomst nietig als het op een directe of indirecte wijze discrimineert

61
Q

toetredings- en standaardcontracten

A
  • Een toetredingscontract is eenzijdig door een partij opgesteld ontwerpcontract waarbij de andere partij geen andere keuze heeft dan het contract te aanvaarden of ervan af te zien
  • Een toetredingscontract bevat meestal standaardbedingen
  • Een standaardcontract bevat voorgedrukte clausules die een partij op voorhand formuleert en die identiek zijn in alle gelijksoortige overeenkomsten die deze partij sluit
62
Q

consensualisme

A
  • Volgens het consensualisme komt een overeenkomst geldig tot stand door enkel wilsovereenstemming tussen de contractpartijen over de essentiële bestandsdelen van hun overeenkomst
  • Op de regel bestaan enkele uitzonderingen: vormelijke, reële of zakelijke contracten
63
Q

vormelijke contracten (consensualisme)

A

Beperkt aantal overeenkomsten komen slechts geldig tot stand indien, naast de wilsovereenstemming, bepaalde vormvereisten zijn nageleefd

64
Q

reële of zakelijke contracten (consenualisme)

A

Enkele overeenkomsten ontstaan slechts door de afgifte van de zaak waarop zij betrekking hebben; bruiklening, bewaargeving of een pand is een dergelijk zakelijk contract

65
Q

bijkomende vereisten (consensualisme)

A
  • Er bestaan nog andere vormvereisten die de geldigheid niet aantasten
    • Sommige vormvereisten zijn er enkel om bewijsredenen
    • Soms zijn vormvereisten enkel vereist voor de tegenstelbaarheid van de rechtshandeling aan derden, zonder de rechtsgeldigheid van die rechtshandeling aan te tasten
    • Daarnaast is er de laatste jaren een sterke opleving van vormvereisten met oog op de bescherming van de rechtszekerheid, consumentenbelangen (bv. Aangetekende brief)
66
Q

bindende kracht van de overeenkomst

A
  • Partijen hebben voor zichzelf, maar evenzeer voor de rechter, zoveel als een wet gemaakt; zij moeten hun geldig gesloten overeenkomst eerbiedigen; een overeenkomst kan in de regel enkel ongedaan gemaakt worden of gewijzigd met wederzijdse toestemming
  • Bindende kracht niet absoluut
  • Enkele temperingen op de bindende kracht van de overeenkomst: herroepingsrecht, opzeggingsrecht en imprevisieleer
67
Q

herroepingsrecht bij bindende kracht

A
  • De wetgever kent aan een partij een contract toe om binnen een redelijk korte periode een gesloten overeenkomst te herroepen
  • Indien een verkoop op afstand is gesloten (bv. via internet) heeft de consument-koper een bedenkperiode van veertien kalenderdagen
68
Q

opzegging bij bindende kracht

A
  • Het eenzijdig opzeggingsrecht is contractueel of wettelijk vastgelegd
  • Zo laat de wetgever toe om eenzijdig een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur of bepaalde huurovereenkomsten op te zeggen
  • Grens aan deze opzegbevoegdheid bestaat erin dat de opzegging niet ontijdig mag zijn; het respecteren van een opzeggingstermijn maakt een opzegging veelal niet ontijdig
69
Q

imprevisieleer bij bindende kracht

A
  • Kan een partij ernstige moeilijkheden ervaren om haar contractuele verbintenissen na te komen omdat er zich, na de contractsluiting, een wijziging van de omstandigheden heeft voorgedaan die deze partij niet kon voorzien, noch vermijden en die niet aan haar fout is toe te rekenen
  • Klassiek laat die leer toe dat de rechter de inhoud van de overeenkomst wijzigt zodanig dat de contractpartijen de opnieuw evenwichtige overeenkomst verder kunnen uitvoeren
  • In beginsel maakt de imprevisieleer ook geen deel uit van het geldende Belgische recht
70
Q

het beginsel van de goede trouw

A
  • Partijen moeten hun overeenkomst ter goede trouw uitvoeren
  • Aan goede trouw worden doorgaans drie functies toegeschreven: aanvullende, interpretatieve en beperkende of matigende functie
71
Q

aanvullende functie bij de goede trouw

A

Partijen zijn niet enkel gehouden door wat ze zijn overeengekomen; de goede trouw vult de overeenkomst aan met verplichtingen die de partijen niet uitdrukkelijk zijn overeengekomen (bv. Schadebeperkingsplicht of loyaliteitsplicht)

72
Q

interpretatieve functie bij de goede trouw

A

Een onvolledige of onduidelijke overeenkomst vraagt om een interpretatie; het uitgangspunt bij een interpretatie van een overeenkomst is de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen, eerder dan de letterlijke bewoordingen van de overeenkomst

73
Q

beperkende of matige functie bij de goede trouw

A
  • De goede trouw is een gedragsregel die niet enkel de overeenkomst aanvult met verplichtingen, maar ook grenzen stelt aan de daadwerkelijke uitvoering van rechten
  • indien een persoon een recht uitoefent op een wijze die kennelijk niet overeenstemt met de manier waarop een normaal zorgvuldig persoon dat recht in dezelfde concrete omstandigheden zou hebben uitgeoefend, treedt de goede trouw matigend op