Verbranding en Ademhaling Flashcards

1
Q

Wat is fotosynthese?

A

Het omzetten van water + koolstofdioxide+ energie in glucose + zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar komt de energie die bij fotosynthese wordt gebruikt vandaan?

A

Zonlicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is glucose?

A

Een energierijke stof, cellen gebruiken glucose als energiebron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat komt er vrij bij de afbraak van glucose?

A

Energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat hebben planten nodig voor de fotosynthese?

A

Water, zonlicht, koolstofdioxide, bladgroenkorrels en mitochondriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doen bladgroenkorrels?

A

Bladgroenkorrels zetten koolstofdioxide en water om in glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er in de mitochondriën?

A

Hier wordt glucose afgebroken, daar komt energie bij vrij, die planten gebruiken voor de stofwisseling in de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is stofwisseling?

A

Stoffen omzetten in andere stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar is stofwisseling voor nodig?

A

Om in leven te blijven; het zorgt voor beweging, warmte, herstel en groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zitten mitochondriën alleen in planten?

A

Nee ook in dierlijke cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke cellen zouden veel mitochondriën bevatten?

A

Cellen die veel energie nodig hebben zoals spiercellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe noem je de afbraak van glucose in je cellen?

A

Verbranding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voor verbranding is naast een brandstof (glucose) nog iets nodig, wat?

A

Zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg uit wat het verband is tussen verbranding in cellen en lichamelijke activiteit

A

De energiebehoefte is afhankelijk van je lichamelijke inspanning; hoe meer inspanning; hoe meer verbranding; hoe meer brandstof en zuurstof er nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de formule voor verbranding in een cel

A

Glucose+zuurstof geeft water+ koolstofdioxide+ energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke organen in je lichaam moeten harder werken om voldoende brandstof en zuurstof in de cellen te krijgen als je lichamelijke inspanning groter is?

A

Je hart en je longen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doen je hart en longen tijdens verbranding?

A

Zorgen ervoor dat de cellen voldoende brandstof en zuurstof krijgen EN voeren de afvalstoffen, water en koolstofdioxide af vanuit de cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn warmbloedige dieren?

A

Dieren die hun lichaamstemperatuur altijd even hoog houden ( constant)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn koudbloedige dieren?

A

Bij deze dieren is de temperatuur van het lichaam ongeveer gelijk aan de temperatuur van de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke soorten dieren zijn warmbloedig?

A

Alleen vogels en zoogdieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom zijn koudbloedige dieren bij koud weer minder actief?

A

Voor verbranding is warmte nodig ( hoe hoger de temperatuur, hoe meer verbranding er plaats vindt) , weinig verbranding geeft weinig energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe proberen warmbloedige dieren warmteverlies ( dus energie verlies) te voorkomen?

A

Vormen van isolatie ( huid, kleren) trekken in de herfst naar warmere streken, winterslaap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waaruit bestaat het ademhalingsstelsel van de mens?

A

Neusholte, mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën, luchtpijptakjes, lonblaasjes, middenrif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waaruit bestaat de long?

A

Bronchiën, luchtpijptakjes, longblaasjes, longhaarvaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is ongeveer de oppervlakte van al je luchtblaasjes samen?

A

70 tot 100 vierkante meter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom zijn de wanden van de longblaasjes en longhaarvaatjes zo dun?

A

Daardoor kunnen zuurstof en koolstofdioxide door deze wanden heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom zit er neusslijmvlies in je neus?

A

Dit slijmvlies bevat cellen die slijm produceren, zodat ingeademde lucht vochtig wordt de bloedvaatjes onder het slijmvlies, verwarmd de binnenstromende lucht. Kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven ook in het slijm plakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waarom loopt al het slijm niet je longen in?

A

Trilharen verplaatsen het slijm naar de keelholte, waar het wordt ingeslikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waarom is ademen door de mond minder gezond?

A
  1. Licht komt dan niet via je reukzintuig( boven in de neus) dus je ruikt stinkende gassen niet. 2. Binnenstromende lucht wordt minder goed gezuiverd verwarmd en bevochtigd, daardoor kan het slijmvlies in je longen beschadigen.3. He ruikt dan minder goed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat doet het strotklepje?

A

Het zorgt ervoor dat voedsel niet in je luchtpijp kan terechtkomen ( sluit bij slikken je luchtpijp af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat doet de huig?

A

Die sluit bij het inslikken van voedsel de neusholte af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat gebeurt er bij verslikken?

A

Je strotklepje en/of huig sluiten niet goed ( bijv. als je in de lach schiet) en dan kan voedsel of drank in je luchtpijp of neusholte terecht komt. Door hoesten kun je het voedsel weer uit je luchtpijp krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat bevindt zich aan de bovenkant van de luchtpijp?

A

Het strottenhoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat ligt er in je strottenhoofd?

A

De stembanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zorgt ervoor dat de luchtpijp altijd open staat?

A

De wand van de luchtpijp bevat hoefijzervormige kraakbeenringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bevat de wand van de bronchiën ook kraakbeenringen?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Bevat de wand van de kleine luchtpijptakjes ook kraakbeenringen?

A

Nee deze bevatten spiertjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke delen van het ademhalingsstelsel passeert de lucht achtereenvolgens als je uitademt?

A

Longblaasjes-luchtpijptakjes-bronchiën-luchtpijp-keelholte-neusholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waarom komen bij mondademhaling vaker ontstekingen aan de luchtweg voor dan bij neusademhaling?

A

Stofdeeltjes en bacteriën worden niet uitgefilterd door neushaar en neus slijmvlies. Ingeademde lucht wordt minder goed verwarmd en bevochtigd en het reukzintuig kan de binnenkomende lucht niet keuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Waarom kan het strottenhoofd alleen naar voren groeien?

A

Naar achteren kan niet, daar zit de wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Waarom is de adamsappel ( uitstekende deel van het strottenhoofd) van mannen vaak groter dan van vrouwen?

A

In de adamsappel zitten de stembanden, bij mannen zijn die langer en dikker, zodat de stem lager en luider wordt ( het strottenhoofd groeit meer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat gebeurt er bij in en uitademen?

A

De lucht in je longen wordt ververst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke twee manieren van ademhalen zijn er?

A

Borst en buikademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Waar vindt de gaswisseling plaats?

A

Gaswisseling vindt vindt plaats in de longblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is gaswisseling?

A

Zuurstof uit de lucht wordt opgenomen in het bloed via de longblaasjes in de longhaarvaten, koolstofdioxide uit het bloed in de longhaarvaten wordt afgegeven aan de lucht in de longblaasjes het bloed wordt hierdoor zuurstofrijk en koolstofdioxidearm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Waarom kan gaswisseling in de longen zo snel gaan?

A

De wand van de longblaasjes is dun en de longblaasjes hebben samen een groot oppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat bevat de lucht die je uitademt (ten opzichte van de lucht die je inademt)?

A

Minder zuurstof, meer koolstofdioxide en meer waterdamp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Goed of fout:
Bij gewone ademhaling vinden borstademhaling en buikademhaling beide plaats.

A

Goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Beschrijf de borstademhaling bij inademen

A

De ribben en het borstbeen bewegen omhoog; hierdoor wordt dr borstholte groter; de longen zetten uit dus de oppervlakte van de longen wordt groter, de lucht stroomt naar binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Beschrijf de borstademhaling bij uitademing

A

De ribben en het borstbeen bewegen omlaag, de borstholte wordt kleiner; de longen (oppervlakte) worden kleiner; lucht stroomt naar buiten

51
Q

Wat beweegt ermee bij de buikademhaling?

A

Het middenrif beweegt omlaag bij inademing en omhoog bij uitademing. Deze beweging maakt de borstkas ook groter en kleiner. Hierdoor gaat de buikwand ook naar voren en terug

52
Q

Wat zijn de ademhalingsspieren?

A

De buikspieren, tussenribspieren, de sleutelbeenspieren en het middenrif

53
Q

Als je je ademhalingsspieren aanspant, bewegen je ribben en borstbeen omhoog, wat gebeurt er dan met je longen?

A

Je longen rekken uit, omdat je borstholte groter wordt, daardoor wordt er lucht naar binnen gezogen; je ademt in.

54
Q

Wat gebeurt er als de tussenribspieren zich ontspannen?

A

Je ribben en je borstbeen bewegen omlaag hierdoor wordt je borstholte kleiner en wordt de lucht in je longen naar buiten geperst; je ademt uit

55
Q

Waarom gaat bij buikademhaling je buikwand naar voren?

A

Bij inademen beweegt je middenrif omlaag en drukt het de organen in de buikholte weg; deze kunnen alleen naar voren uitwijken, dus duwen de buikwand naar voren

56
Q

Lucht is een mengsel van gassen, welke gassen?

A

Stikstof, zuurstof, edelgassen, koolstofdioxide en waterdamp

57
Q

Lucht heeft nooit altijd dezelfde samenstelling, gemiddeld bestaat de lucht uit;

A

78% stikstof, 21% zuurstof, 1% edelgassen, 0,03% koolstofdioxide en 0-7% waterdamp

58
Q

Hoe kan het dat de longen bij het in en uitademen mee bewegen met de borstkas?

A

Om de longen heen bevinden zich twee vliezen (1 aan de longen en 1 aan de borstkas) hiertussen zit vloeistof, ze plakken aan elkaar en bewegen daardoor mee bij in en uitademing.

59
Q

Welke 5 dingen kun je zelf doen om je luchtwegen gezond te houden?

A
  1. Niet roken
  2. Sporten/bewegen
  3. Zingen of blaasinstrument bespelen
  4. Smog vermijden dus dan vooral ’s morgens of ‘s avonds buiten sporten
  5. Frisse lucht inademen dus goed ventileren
60
Q

Waarom is frisse lucht belangrijk?

A

Zonder ventilatie hoopt koolstofdioxide ( en andere stoffen) zich op ( als er mensen in de ruimte zitten) hierdoor kun je last krijgen van concentratieverlies, hoofdpijn en vermoeidheid. Ook bacteriën en virussen kunnen zich gemakkelijker verspreiden als je niet ventileert.

61
Q

Wat is smog?

A

Luchtvervuiling die vooral bestaat uit fijnstof.

62
Q

Wanneer is de kans op smog groter?

A

Bij weinig wind; dan wordt fijnstof en andere luchtvervuiling niet goed afgevoerd.

63
Q

Hoeveel kankerverwekkende stoffen zitten in de rook van tabak?

A

Minstens veertig van de duizenden stoffen die in tabaksrook zitten zijn kankerverwekkend.

64
Q

Wat gebeurt er als je longen beschadigt zijn?

A

Dan kun je minder goed zuurstof opnemen; hierdoor neemt je hele conditie af.

65
Q

Wat gebeurt er met je longen bij flinke inspanning?

A

Je lichaam heeft veel zuurstof nodig, dus je gaat dieper ademhalen.
Dit versterkt de ademhalingsspieren en vergroot de longinhoud

66
Q

Wat is hooikoorts?

A

Een allergie voor stuifmeelkorrels (pollen), waardoor je tranende ogen krijgt, moet niezen, een loopneus kan krijgen en/of ontstoken slijmvliezen.

67
Q

Wat is een allergie?

A

Een overgevoeligheid voor een of meer stoffen

68
Q

Wanneer heb je vooral stuifmeel van grassen?

A

In de zomer

69
Q

Wanneer heb je vooral stuifmeel van bomen?

A

In het voorjaar

70
Q

Wat is astma?

A

Een chronische ziekte van de longen; de luchtwegen worden nauwer doordat spiertjes in de fijne vertakkingen van de bronchiën samentrekken

71
Q

Wat is COPD?

A

(Chronische Obstructieve Pulmonale Disease ; ziekte)
Een chronische ontsteking van de luchtwegen; het slijmvlies ontsteekt, zwelt op en gaat meer slijm vormen; de fijnste luchtpijptakjes raken verstopt en de longblaasjes kunnen beschadigen ( dit laatste heet longemfyseem).

72
Q

Wat zijn klachten bij astma?

A

Je voelt je benauwd, adem halen gaat moeilijker

73
Q

Wat zijn klachten bij COPD

A

Kort van adem, hoesten (door al dat slijm) slijm opgeven en ook benauwd. Alle dagelijkse dingen worden moeilijker zoals traplopen.

74
Q

Wat is de grootste oorzaak van COPD?

A

Roken

75
Q

Waarom zijn de kleine teerdruppeltjes van sigarettenrook zo slecht?

A

Teer kan niet door de wand van de longblaasjes heen, dus blijft achter in de blaasjes, ze verstoppen en teer beschadigt de trilharen in het slijmvlies van de luchtwegen. Ze kunnen daardoor minder goed bewegen

76
Q

Hoe vindt bij eencellige organismen (amoeben) de ademhaling plaats?

A

Via het celmembraan, ze hebben dan ook geen ademhalingsorganen.

77
Q

Waarom hebben meercellige organismen wel een ademhalingsorgaan?

A

Bij meercelligen is het oppervlakte van het lichaam niet groot genoeg om voldoende zuurstof en koolstofdioxide uit te wisselen met de omgeving. Bovendien is bij veel dieren de huid ondoorlaatbaar.

78
Q

Noem 3 speciale ademhalingsorganen bij dieren

A
  1. Tracheeën (insecten)
  2. Kieuwen (vissen)
  3. Longen (zoogdieren en vogels)
79
Q

Wat zijn Tracheeën?

A

Sterk vertakte buisjes overal in het lichaam van een insect.
Via openingen komt lucht in het tracheeën stelsel, deze openingen hete stigma’s. Alle vertakkingen samen hebben een groot oppervlak, zodat gaswisseling snel plaatsvindt.

80
Q

Waar bevinden zich de stigma’s vooral bij veel soorten insecten?

A

In het achterlijf

81
Q

Waar bestaan kieuwen uit en waar liggen ze?

A

De kieuwen liggen achter in de vissenkop in de kieuwholten. De kieuwholten zijn bedekt door kieuwdeksels. Elke kieuw bestaat uit een kieuwboog met daarop een groot aantal kieuwplaatjes. Op de kieuwplaatjes bevinden zich dunne kieuwlamellen met daarin een netwerk van bloedvaten.

82
Q

Snel antwoord op hoe is de kieuw opgebouwd?

A

Kieuw bestaat uit kieuwboog, daarop kieuwplaatjes, daarop kieuwlamellen, daarin netwerk van bloedvaatjes.

83
Q

Hoe werkt de ademhaling bij vissen?

A

Als de vissen ademen, nemen ze water in hun bek, daarna sluit de bek, gaat het kieuwdeksel open en stroomt het water langs de kieuwen weer naar buiten.zuurstof wordt via kieuwlamellen opgenomen en koolstofdioxide wordt afgegeven.

84
Q

Wat is het tegenstroomprincipe?

A

De stroomrichting van het bloed in de bloedvaten is tegenovergesteld aan de stroomrichting van het water. Daardoor gaat de uitwisseling van stoffen beter dan wanneer de stoffen in dezelfde richting bewegen..

85
Q

Op welke manier werken de longen van vogels anders dan de longen van zoogdieren en mensen?

A

De longen zijn kleiner en hebben geen longblaasjes maar luchtzakken. Deze luchtzakken worden groter, de longen zelf niet.

86
Q

Hebben de ademhalingsorganen van vogels ook voordeel van het tegenstroomprincipe?

A

Ja want bij inademing stroomt verse lucht via de luchtpijp naar de achterste luchtzakken en vanuit de longen stroomt lucht naar de voorste luchtzakken. Bij uitademing stroomt de lucht van de voorste lichtzakken via de luchtpijp naar buiten en lucht van de achterste longzakken de longen in. Op deze manier stroomt er continu lucht met veel zuurstof langs de bloedvaatjes in de longen.

87
Q

Welke gaswisseling verloopt sneller, bij vogels of zoogdieren?

A

Vogels door het tegenstroomprincipe (zowel bij in- als uitademing verse lucht door de longen).

88
Q

Waar zorgen de kieuwlamellen voor in het ademhalingsorgaan van de vis?

A

Vergroting van het oppervlakte waarin gaswisseling plaats vindt

89
Q

Welke 6 soorten energie ken je?

A
  1. Elektrische energie
  2. Bewegingsenergie
  3. Chemische energie ( bijv. Suiker in energiedrank of benzine)
  4. Stralingsenergie (zon)
  5. Kernenergie
  6. Warmte ( energie die nodig is om temperatuur van een stof te verhogen, te laten smelten etc.)
90
Q

Wat is de wet van behoud van energie?

A

Energie gaat nooit verloren, ze ontstaat niet en verdwijnt niet.

91
Q

Wat is energie omzetting?

A

Energie wordt van de ene vorm in een andere vorm omgezet ( bijv. Elektrische energie naar warmte).

92
Q

Hoe geef je energie omzetting weer?

A

In een energie stroomdiagram

93
Q

Wat is verloren energie?

A

Ongewenste of niet nuttige energie. ( bijv. Een boor of een mixer wordt ook warm, terwijl ze daarvoor niet zijn bedoelt). Deze niet nuttige energie gaat dus niet echt verloren.

94
Q

Wat is warmte?

A

Energie die nodig is om de temperatuur te verhogen of een stof te laten smelten..

95
Q

Wat is de eenheid van warmte en wat is de eenheid van temperatuur en wat is de eenheid van energie?

A

Warmte= Joule
Temperatuur = graden
Energie = Joule

96
Q

Wat gebeurt er bij hogere temperatuur?

A

De moleculen gaan sneller bewegen, ze hebben meer bewegingsenergie

97
Q

Wat moet je doen om de temperatuur te verhogen?

A

Energie toevoegen

98
Q

Wat staat er in een energiestroomdiagram?

A

De toegevoegde energiesoorten, de energieomzetter en de uiteindelijke energiesoorten die ontstaan

99
Q

Goed of fout;
Voor alle energieomzettingen geldt: je zet evenveel energie om als er ontstaat.

A

Goed

100
Q

Wat is een fossiele brandstof en waarom zijn ze niet duurzaam?

A

Brandstof uit de grond, bijv. olie, aardgas, steenkool ( ontstaan uit de resten van dode planten en dieren)
Ze zijn niet duurzaam omdat ze op een gegeven moment opraken.

101
Q

Wat is duurzame energie?

A

Energiebronnen die niet opraken, zoals zonne-energie, windenergie

102
Q

Bij de verbranding van fossiele brandstoffen zet je een chemische energie om in nieuwe energiesoorten. Hoe noem je dit?

A

Een chemische reactie; de beginstoffen verdwijnen en er komen nieuwe stoffen voor on de plaats; reactieproducten.

103
Q

Hoe ziet het reactieschema van verbranding van aardgas eruit?

A

Aardgas+ zuurstof geeft koolstofdioxide + water(damp).

104
Q

Wanneer treedt er een volledige verbranding op?

A

Bij een goede verhouding van brandstof en zuurstof. Er ontstaat alleen koolstofdioxide en water(damp) geen andere stoffen

105
Q

Wat is een onvolledige verbranding?

A

Als er onvoldoende zuurstof aanwezig is. Er kan koolstofmonoxide en roet ontstaan

106
Q

Wat is koolstofmonoxide?

A

Een giftig, kleur- en reukloos gas, dat ontstaat bij onvolledige verbranding.

107
Q

Waarom is koolmonoxide gevaarlijk?

A

Het wordt sneller in het bloed opgenomen dan zuurstof, daardoor ontstaat er zuurstofgebrek in belangrijke organen.

108
Q

Welke drie voorwaarden zijn nodig voor verbranding?

A
  1. Voldoende brandstof
  2. Voldoende aanvoer van zuurstof
  3. Temperatuur van de brandstof moet boven de ontbrandingstemperatuur zijn.
109
Q

Hoe stop je een (ver)brand(ing)?

A

Je haalt 1 van de drie voorwaarden die je voor de verbranding nodig hebt weg.

110
Q

Hoe vindt warmtetransport plaats?

A

Door stroming ( gas of vloeistof), straling ( geen geleider nodig) of geleiding ( vaste stof)

111
Q

Wat is een isolator?

A

Een stof die warmte slecht geleidt( bijv. Plastic)

112
Q

Wat zijn drie eigenschappen van warmtetransport door geleiding?

A
  1. Ze vinden voornamelijk plaats in vaste stoffen.
  2. De moleculen van de stof geven de warmte door, door tegen elkaar aan te trillen
  3. De moleculen blijven op hun plaats.
113
Q

Hoe vindt warmtetransport door stroming plaats?

A

Snellere (warme) moleculen verplaatsen zich omdat de dichtheid kleiner is dan de dichtheid van de koude vloeistof..

114
Q

Wat probeer je te bereiken met isolatie?

A

Warmte transport tegengaan.

115
Q

Hoe ga je warmtetransport door stroming tegen?

A

Ervoor zorgen dat er geen vloeistof of gas is dat kan stromen; glaswol en dubbelglas isoleren stilstaande lucht

116
Q

Hoe ga je warmte transport door straling tegen?

A

Door materialen die de ir-straling ( infraroodstraling, onzichtbare warmtestraling) weerkaatsen; folie en piepschuim

117
Q

Hoe ga je warmtetransport door geleiding tegen?

A

Materialen gebruiken die niet goed geleiden; glaswol.

118
Q

Hoe verliest je lichaam warmte?

A

Straling en transpiratie

119
Q

Met welke maatregelingen bescherm je je lichaam tegen verlies van warmte voor elk transport?

A

Stroming: ga uit de wind zitten, geleiding: trek een wollen trui aan, straling: gebruik een aluminiumfolie deken. Trek natte kleding uit, beperk dat er veel vocht verdampt

120
Q

Hoe heet het verschijnsel dat de dampkring de aarde warm houdt?

A

Het broeikaseffect

121
Q

Wat is koolstofkringloop?

A

Het voortdurend omzetten en weer ontstaan van koolstofdioxide

122
Q

Noem drie redenen voor het versterkte broeikaseffect

A
  1. Verbranden van steeds meer fossiele brandstoffen.
  2. Bomenkap.
  3. Toename intensieve veeteelt. Hierdoor komt er meer koolstofdioxide dus meer broeikasgassen dus hogere temperaturen, dus smelten van ijskappen dus minder invallend licht wordt weerkaatst; het stralingsevenwicht raakt uit balans.
123
Q

Hoe wordt de warmte over de gehele aarde verdeeld?

A

Door de golfstromen (waterkringloop) deze stromen vanaf de evenaar langs continente naar de polen en geven warmte af door straling en verdamping

124
Q

Hoe werkt de algemene (lucht) circulatie?

A

Bij de evenaar stijgt warme vochtige lucht op boven de oceanen en stroomt in de richting van het land en de polen. Over het aardoppervlak wordt de opstijgende lucht bij de evenaar aangevuld door koele droge lucht vanaf de polen