Verbs & Conjugaison Flashcards

(25 cards)

1
Q

Kijken

A

Keek (keken)/hebben gekeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Blijven

A

Bleef (belven)/zijn gebleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dragen

A

Droeg (droegen)/hebben gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geloven

A

Geloofde (geloofden)/hebben geloofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Glijden

A

Gleed (gleden)/zijn gegleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hebben

A

Had (Haden)/heben gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Helpen

A

Hielp (hielpen)/hebben geholpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Nemen

A

Nam (namen)/hebben genomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Staan

A

Stond (stonden)/hebben gestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vallen

A

Viel (vielen)/zijn gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vinden

A

Vond (vonden)/hebben gevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vragen

A

Vroeg (vroegen)/hebben gevraagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Komen

A

Kwam (kwamen)/zijn gekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bijdragen

A

Droeg (droegen) bij/hebben bijgedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zeggen

A

Zei (zeiden)/hebben gezegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kunnen (to can)

A

Kon (konden)/hebben gekund

17
Q

Gaan

A

Ging (gingen)/zijn gegaan

18
Q

Doen

A

Deed (deden)/hebben gedaan

19
Q

Weten

A

Wist (wisten)/hebben geweten

20
Q

Roepen

A

Riep (riepen)/hebben geroepen

21
Q

Zijn

A

Was (waren)/zijn geweest

22
Q

Vergeten

A

Vergat (vergaten)/hebben vergeten

23
Q

Groeien

A

Groeide (groeiden)/zijn gegroeid

24
Q

Aanwassen

A

Waste (wasten) aan/zijn aangewassen

25
Denken
Dacht (dachten)/hebben gedacht