verhouding Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat zijn vormen van sociale ongelijkheid?

A

Economische, sociale, symbolische en politieke hulpbronnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is geopolitiek?

A

De strijd om de meeste machtsmiddelen om andere staten afhankelijk te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de verschillende theorieen over het gedrag van staten?

A

Realistische: staten handelen vanuit eigenbelang voor veiligheid en macht, oorlog is natuurlijk.
Liberale: samenwerking is wenselijk, oorlog is niet natuurlijk, wederzijdse afhankelijkheid.
Marxistische: diep onderliggende structuren als kapitalisme en sociale ongelijkheid bepalen verhoudingen.
Sociaalconstructivistisch: wereld wordt bepaald door acteren en hun betekenisgeving.
Politiek-psychologisch: relatie hangt af van psyche leiders en sleutelfiguren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vier soorten machtsbronnen?

A

Economisch, politiek, cognitief, affectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen formele en informele macht?

A

Formeel = wettelijk vastgelegd; informeel = gebaseerd op invloed en kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is hegemonie?

A

Een te grote machtsongelijkheid met één grootmacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een machtsvacuüm?

A

Als dominante groepen of de overheid controle verliezen → chaos en uiteindelijk een burgeroorlog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn 3 politieke factoren?

A

Polity (structuur), Politics (proces), Policy (beleid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn 3 methodes om macht te meten? Wat is de besluitvormingsmethode?

A

Besluitvormingsmethode: kijkt naar wat actoren in te brengen hebben in discussies (Law of anticipated reaction)
Positiemethode: macht staat door relaties tussen actoren met machtige posities
Uitkomstenmethode: inventarisering van macht, wie de meeste machtsbronnen heeft, heeft de meeste macht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interstatelijke en interstatelijke conflicten

A

Inter: conflicten tussen staten
Intra: conflicten binnen staten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn oorzaken van conflicten?

A

Etnisch, religieus, ideologisch, territoriaal, politiek, economisch, ecologisch verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn twee overlegcultuurmodellen is het harmoniemodel?

A

Harmoniemodel: nadruk op consensus en samen oplossen van conflicten
Conflictmodel: nadruk op behalen van eigen doelen, samenwerken voelt als verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het poldermodel?

A

Overleg tussen overheid en belangenorganisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn voorwaarden voor effectieve samenwerking?

A

Onderling vertrouwen
Wederzijdse acceptatie
Compromisbereidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn elementen van goede samenwerking?

A

Autonomie opgeven
Bereidheid tot overleg
Heldere afspraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenmerken van staten

A

Interne soevereiniteit
Externe soevereiniteit
Geweldsmonopolie en belastingmonopolie
(Er is een bevolking en grondgebied)

17
Q

Wat zijn twee discussies binnen de Europese Unie?

A

Noord-zuid: omgang Europese economische solidariteit
West-oost: omgang migratiestromen (waarden vastleggen en afdwingen)

18
Q

Kenmerken van fragiele staten

A

Kan de interne rechtsorde niet handhaven; kan beperkte/geen openbare diensten leveren of ondersteunen

19
Q

Hoe ontstaan fragiele staten?

A

Postkoloniale tijdperk
Geen trias politica
Bureaucratie is lastig

20
Q

Welke tegenstellingen zijn ontstaan na de Koude Oorlog?

A

Moderniteit vs traditie
Globalisering vs nationalisme
Populistisch vs traditioneel politiek bestuur

21
Q

Wat is het verschil tussen cultuuruniversalisme en cultuurrelativisme?

A

Uni = gelijke waarden en normen voor alle wereldburgers die je kan vergelijken ; rel = culturen zijn uniek en onvergelijkbaar

22
Q

Wat zijn de evolutionistische theorieën over staatsontwikkeling?

A

Functionalisme paradigma + liberale theorie: alle staten ontwikkelen zich volgens een vast patroon. “Arme” landen moeten nog de juiste stappen zetten om rijker te worden.

23
Q

Wat zijn de afhankelijkheidstheorieën over staatsontwikkeling?

A

Conflict paradigma + marxistische theorie: rijke landen zijn rijk doordat arme landen worden uitgebuit en economisch afhankelijk zijn.

24
Q

Wat zijn non-gouvernementele organisaties?

A

Internationale samenwerking waarbij niet-statelijke actoren betrokken zijn.

25
Wat zijn intergouvernementele organisaties?
Internationale samenwerking tussen staten met volledige soevereiniteit.
26
Wat is supranationale samenwerking?
Besluiten door hogere instantie, soevereiniteit neemt af.
27
Bilaterale en multilaterale samenwerking
Bi: samenwerking tussen twee landen Multi: samenwerking tussen meer dan twee landen
28
Noem drie voorbeelden van multilaterale of intergouvernementele organisaties.
VN, NAVO en EU.
29
Wat is een veto?
Als één betrokkene tegen is, gaat het voorstel niet door.
30
Wat is unanimiteit?
Situatie waarin iedereen vetorecht heeft.
31
Wat is een 'gewone' meerderheid?
Besluit wordt aangenomen als de meerderheid voor is.
32
Wat is een gekwalificeerde meerderheid?
Besluit wordt aangenomen als er voldaan wordt aan aanvullende eisen.
33
Wat is een continentaal gerichte samenwerking?
Samenwerking binnen Europa, zoals een Europees leger.
34
Wat is een trans-Atlantisch gerichte samenwerking?
Samenwerking gericht op NAVO, zoals NAVO als leger.
35
Wat doet de Europese Raad?
Bepaalt (algemene) politieke agendapunten en beleidslijnen.
36
Wat doet de Raad van de Europese Unie?
Stemmen over voorstellen van de EC, recht op amendementen (wijzigingen in voorstellen) indienen.
37
Wat doet het Europees Parlement?
Stemmen op voorstellen van de EC, controleert instellingen zoals EC, heeft begrotingsrecht.
38
Wat doet de Europese Commissie?
Dagelijks bestuur van de EU, doet beleidsvoorstellen, heeft geen stemrecht.
39
Wat doet het Europees Hof van Justitie?
Rechtssprekend orgaan van de EU, zorgt voor samenwerking en toepassing van EU-wetgeving in lidstaten.