binding Flashcards
(19 cards)
Wat zijn de vier soorten bindingen?
Economisch, politiek, cognitief, affectief
Wat zijn de fasen van groepsvorming?
Oriëntatiefase: onzekerheid over omgang
Conflictfase: verschil van mening leidt tot strijd
Integratiefase: gedeelde normen worden duidelijk en er ontstaat een evenwicht
Uitvoeringsfase: onderlinge samenwerking verloopt zonder problemen
Ordefase: regels maken voor samenwerking (institutionalisering)
Wat is het verschil tussen formele en informele groepen?
Op basis van regels en doelen van de groep
Formeel = vastgelegde doelen en regels; informeel = emotionele verbondenheid
Wat is het verschil tussen primaire en secundaire groepen?
Op basis van binding en niveau van de groep
Primair = persoonlijk/emotioneel; secundair = functioneel/doelgericht
Wat is het verschil tussen ingroup en outgroup?
Op basis van positie van actor in de groep
Ingroup = groep waarmee je je identificeert; outgroup = groep waar je niet bij hoort
Wat zijn vormen van niet meer bij een groep horen?
Kunnen (onvermogen), mogen (uitsluiting), willen (dropping out)
Wat beïnvloedt sociale cohesie?
Gedeelde waarden en normen
Wederzijdse afhankelijkheid
Dwang of machtsuitoefening
Wat is het verschil tussen mechanische en organische solidariteit?
Mechanisch = traditionele samenleving, weinig arbeidsdeling; organisch = moderne samenleving, veel arbeidsdeling
Wat zijn drie probleemgebieden van politieke cohesie?
Politieke betrokkenheid
Bestuurlijke schaalvergroting
Gemankeerde communicatie
Wat zijn kenmerken van sociale instituties?
Hebben traditie
Zijn stabiel maar veranderlijk
Individu kan ze niet veranderen
Gebaseerd op (moreel) gezag
Dwingend met beloning/sanctie
Wat is het verschil tussen formele en informele politieke instituties?
Formeel = met regels en wetten; informeel = ongeschreven gedragsregels
Wat is het verschil tussen politieke organisatie en instituties?
Organisaties voeren de regels uit van instituties
Wat zijn de vijf functies van politieke partijen?
Rekrutering/selectie
Mobilisatie
Articulatie
Aggregatie
Communicatie
Gevaren voor de politieke institutie
Verschuivingen in de electorale achterban
Minder leden
Zwevende kiezers
Concurrentie
Media/pressiegroepen
Wat zijn de drie modellen van representatie?
Afspiegelingsmodel, rolmodel, partijenmodel
Wat zijn de vereisten voor een democratie?
Gekozen volksvertegenwoordigers die regering controleren
Gelijkheid
Vrije verkiezingen
Vrijheid van meningsuiting
Vrije pers
Vrijheid van vereniging
Wat is de verschillende visie op natievorming tussen modernisten en essentialisten?
Modernisten: natie is construct staatsvorming -> natievorming
Esentialisten: natie is natuurlijk gegroeid natievorming -> staatsvorming
Wat is het verschil tussen staatsvorming, natiestaat en natievorming?
Staatsvorming = macht, grondgebied, interne externe soevereiniteit, gewelds en belastingmonopolie
Natiestaat = afgebakend stuk grond met bewoners en een regering door mensen met een historische en culturele verbondenheid
Natievorming = groepsgevoel, bewustzijn en wens om politieke eenheid te vormen (nog geen natiestaat)
Vormen/dimensies van identificatieprocessen
Functionele identificatie: mensen worden als lid van de groep gezien vanwege functie
Normatieve identificatie: mensen horen bij de groep vanwege eigen normen, waarden en mening hebben en kunnen uitdrukken
Emotionele identificatie: gevoelens van verbondenheid bij een groep