Verklaringsanalyse Flashcards
(46 cards)
Verklaringsanalyse
Tot nu toe hebben we het gehad over wat er aan de hand is en zijn we dit gaan onderzoeken aan de hand van diagnostische testen. In de verklaringsanalyse willen we de ‘waarom’ weten. Wat lokt het probleemgedrag uit? We zoeken dus naar een verklaring. Een verklaring is een uitspraak over condities die het probleem doen ontstaan of in stand houden. Een voorbeeld van een conditie die een probleem veroorzaken is ouder worden of de sluitspier bij het plassen in bed. Een voorbeeld van een instandhouder van een conditie is piekeren voor het probleem depressie.
Tijdens de verklaringsanalyse gaan we kijken of de verwachte gegevens ook daadwerkelijk gevonden worden. We gaan wetenschappelijke verklaringen opstellen en toetsen voor het onderkende probleem. We formuleren dus toetsbare verklaringen en gaan deze ook daadwerkelijk toetsen. Op basis van de uitslag van deze toets gaan we een integratief beeld opstellen die aangeeft welke condities tot het probleem hebben geleid en/of wat het in stand houdt.
3 stappen verklaringsanalyse
- Formuleren diagnostische verklaring
- Toetsen diagnostische verklaringen
- Opmaak integratief beeld
Formuleren diagnostische verklaring in 4 stappen;
- Activeren algemene theoretische kennis
- Opsporen van relaties tussen problemen en conditie
- Ordenen van relaties in een voorlopig diagnostisch denk schema en prioriteiten
- Opdelen van voorlopig denkschema in deelbewegingen
- Activeren van algemeen theoretische kennis
Mogelijke verklarende factoren en modellen voor een probleem kunnen een trauma zijn, genetische aanleg, gescheiden ouders, hechtingsproblemen, persoonlijkheidsstoornis (een bepaalde stoornis kan een andere stoornis uitlokken). Dus bepaalde omgevingsfactoren, factoren uit de jeugd, etc. Hierbij nemen we vaak een biopsychosociaal model aan. We zoeken naar factoren op verschillende niveaus. Je moet als psycholoog dus denken aan sociale en psychologische factoren, maar ook aan biologische verklaringen. Je gaat verklaringen op die domeinen zoeken.
- Opsporen van relaties tussen probleem en conditie
De voorkennis is geactiveerd, je hoort de klachten en denkt wat erbij kan passen. Dan kan je gaan kijken wat de relatie is tussen het probleem en die conditie.
Niet alle grenzen tussen stoornissen zijn duidelijk waardoor je veel condities hebt die van toepassing zijn op meerdere problemen. Dit is een transdiagnostische conditie. Denk hierbij aan neuroticisme. Deze komt voor bij angst, maar ook bij depressie. Bij andere zaken kunnen er ook hele specifieke condities van toepassing zijn. Iemand met OCD zal constant voelen aan de deurklink of deze echt op slot is. Hij/zij zal heel goed nadenken over deze deurklink en doet dus aan metacognitief vertrouwen. Ze vertrouwen hun eigen waarneming niet meer. Dit is een erg specifieke conditie en dit is goed om te weten want hier kan je een specifieke behandeling op richten.
Conditie
Een conditie is een factor die een probleem in gang zet of in stand houdt. Synoniemen voor conditie zijn oorzaak, construct, factor, risicofactor, onafhankelijke variabele, etc. Met andere woorden: een conditie is een variabele die volgens het wetenschappelijk kennisbestand een probleem in gang zet en/of in stand houdt.
Relatie opsporen in 2 richtingen
- probleem naar conditie
- conditie naar probleem
Probleem naar conditie
Je kan vanuit het probleem zoeken in literatuur en handboeken (zoals de DSM). Je hebt bijvoorbeeld een cliënt met angst en kijkt in handboeken welke omgevings- en biologische problemen eraan gerelateerd zijn. Deze methode vertrekt uit de onderkende probleemclassificatie (PA).
Conditie naar probleem
literatuur kijken wat deze conditie (bijvoorbeeld piekeren) allemaal kan veroorzaken. Als je van conditie naar probleem gaat kijk je welke problemen kunnen voortvloeien uit omgevings- of biologische factoren. Deze methode start vanuit verklarende condities en theorieën.
Maar waar ga je zoeken? Je hebt namelijk weinig tijd om dit te doen.
Een manier om snel antwoorden te krijgen op je vragen is via ggzstandaarden.nl. Je kan op deze website per stoornis verschillende documenten raadplegen. Vervolgens kan je dan kijken wat het zorgaanbod is, hoe je dit het beste diagnosticeert en je kan patiëtenbrochures downloaden. Op deze manier kan je snel tot goede antwoorden komen. Sommige vragen zijn heel specifiek en dan kan je beter zoeken op google scholar.
Psychopathologie= multifactorieel
Er zijn dus meerdere oorzaken die ten grondslag liggen aan het probleem. Er zijn dus meerdere condities! Het kan zijn dat iemand een trauma heeft, maar dan nog steeds moet je weten wat de persoon doet om met zijn/haar nachtmerries of de angsten om te gaan. Dit kan bijvoorbeeld overmatig alcoholgebruik zijn. Je wil wel in kaart brengen welke factoren er spelen.
Voorbeeld moderatie;
Een voorbeeld van moderatie is het diathesestress perspectief. Mensen hebben een bepaalde kwetsbaarheid, zoals een moeilijke jeugd, die kunnen leiden tot psychopathologie. Maar deze relatie is er enkel als andere factoren in iemands leven daarop ingrijpen, zoals een stressvolle gebeurtenis. Het kan zijn dat je een laag zelfbeeld ontwikkelt door je jeugd, maar dit betekent niet dat je ook een depressie krijgt. Het kan zijn dat een relatiebreuk dit modereert.
Mediatie
Een vorm van mediatie is dat piekeren ervoor kan zorgen dat je niet in slaap raakt en dat dit je depressie kan versterken.
- Het ordenen van relaties in een voorlopig diagnostisch denkschema en prioriteren.
In deze stap ga je het voorlopige diagnostische denkschema opstellen.
Diagnostisch denkschema
Een diagnostisch denkschema zijn beweringen over de condities die tot dit probleem bij deze cliënt hebben geleid of die het in standhouden. In dit diagnostische denkschema zal je relaties gaan ordenen en prioriteren. Je zet dan de oorzaken van het probleem en de instandhoudende factoren in een schema. Deze verklaringsanalyse is de kans om te ontdekken wat er allemaal kan spelen bij de cliënt. Dit kan aanknopingspunten geven naar een behandeling toe.
Voorbeeld diagnostisch denkschema (PLAATJE)
Voorbeeld: “Peter heeft door de vroege echtscheiding een problematische persoonlijkheidsontwikkeling doorgemaakt, met als gevolg moeilijkheden in de omgang met andere kinderen en ook aandachtsproblemen bij gerichte (schoolse) leertaken, met als gevolg de onderkende algehele leerachterstand”
Je hebt de relatie nu geordend in een diagnostisch denkschema. Door logische redenering heb je structuur aangebracht. Je moet hiervoor goed nagaan wat de condities en problemen zijn, welke condities problemen verklaren en welke problemen condities verklaren. Je wil het dus zo toetsbaar mogelijk maken. Je hebt een theorie over de condities en het probleem, maar je wil dit wel eerst toetsen. Je stelt jezelf vragen zoals ‘Hoeveel problemen zijn er?’, ‘Hoeveel condities hebben verband met dit probleem?’, ‘Wat is de aard van het verband?’. Een voorbeeld hiervan zijn slaapproblemen (1 conditie), die de concentratieproblemen (1 probleem) in stand houden (de aard). Je wil zeker zijn dat de verklarende factoren wel degelijk ook rollen spelen of dingen in stand houden. Je wil dat het waarheidsgetrouw is en wil dus dingen concreet maken. Je wil niet zeggen dat iemand depressief is omdat hij/zij niet goed in zijn/haar vel zit, maar je wil het concreter maken.
Let op tautologieën
Een symptoom dat onderdeel is van een stoornis kan geen oorzaak zijn van een stoornis. Met andere woorden: Een conditie is niet een stoornis waar het probleem deel van uit maakt. Je kan bijvoorbeeld geen depressieve stoornis hebben omdat je je somber voelt. Nee, je piekert veel en dit versterkt je depressieve stoornis. Je verklarende factor mag dus geen onderdeel zijn van wat je wil verklaren. De ene stoornis kan wel de andere veroorzaken of erin meespelen. Zo kan faalangst wel worden veroorzaakt door dyslexie.
Hoe is de prioriteit?
elangrijk om te kijken naar de mate van overeenstemming tussen het probleem van de cliënt en de verklarende condities die je in de literatuur hebt gevonden. Als er veel overeenstemming is, dan is er een hoge prioriteit. Kijk ook naar condities waarbij het niet toetsen ervan een risico zou kunnen zijn voor de cliënt of de omgeving. Als dit het geval is, dan heeft het toetsen van deze conditie een hoge prioriteit.
Het opdelen van het voorlopige denkschema in deelbeweringen
Een voorlopig denkschema is complex en daarom kan je het het beste opdelen in enkelvoudige beweringen (onderzoekshypothesen) over de relatie tussen een probleem en verklarende condities. Je moet hierbij niet meer verklarende condities opnemen dan nodig is voor jouw denkschema.
Aan het einde van deze stap heb je een wetenschappelijk verklarende hypothese. Dit is een hypothese over de causale samenhang tussen twee of meer condities.
Toetsen diagnostische verklaringen
Het toetsen van diagnostische verklaringen gebeurt in vier stappen:
1. Het operationaliseren van onderzoekshypothesen
2. Het vaststellen van toetsingscriteria
3. Het daadwerkelijk toetsen
4. Het evalueren van uitkomsten
Operationaliseren van onderzoekshypothesen
Wees erop voorbereid dat het zo kan zijn dat je test mislukt, niet meewerkt of dat de antwoorden niet eerlijk zijn. Je kan de operationalisatie van de onderzoekshypothesen opdelen in drie stappen:
1. Wat wordt er geoperationaliseerd
2. Bepaal de onderzoeksmiddelen
3. Bepaal het meest geschikte model
1.Wat wordt er geoperationaliseerd
Hoe wil je jouw onderzoekshypothese operationaliseren? Wat wil je zien? Je gaat dus proberen om de conditie waar je in geïnteresseerd bent waarneembaar te maken. Voorbeelden hiervan zijn gebeurtenissen, gedrag, cognitie, emotie, kenmerk gezin/school, etc. Gaat het bijvoorbeeld over een situatie waarin de angst opkomt, gaat het over een sociale situatie of een situatie waarin hij/zij weet angstig te worden? Je wil het weer zo concreet mogelijk maken. Gaan we het hebben over enkel angst of ook over je zorgen maken over de toekomst. Je gaat kijken hoe het gedrag er precies uitziet.
- Bepaal de onderzoeksmiddelen
Om te bepalen welk onderzoeksmiddel je gaat gebruiken voor de operationalisatie leg je een lijst aan van mogelijke tools die aansluiten bij de vraag. Daarna ga je kijken welke observatieschema’s je moet gaan gebruiken, dus welk materiaal het beste geschikt is. Wil je wat weten over de perceptie van de cliënt of wil je gaan observeren, etc? Je moet de voor- en nadelen gaan afwegen. Voorbeelden van onderzoeksmiddelen bij bepaalde condities zijn:
A. Een interview bij een gebeurtenis
B. Een observatie of checklist bij waarneembaar gedrag
C. Een test of toets bij een bepaalde vaardigheid, zoals iq
D. Een interview, test of vragenlijst als het gaat om cognitie, emotie of beleving
E. Projectieve test bij onbewuste thema’s
F. Gesprek of observatie bij kenmerken van het gezin of de school
G. Dossieronderzoek of gesprek als het gaat om het verleden
- Bepaal het meest geschikte model
Nadat je het onderzoeksmiddel hebt gekozen ga je het meest geschikte middel voor jouw operationalisatie kiezen. Je kiest metingen met de beste eigenschappen.
a. Je kiest het instrument dat het meest betrouwbaar en valide is. (COTAN)
b. Je maakt een kosten-baten analyse. Er zijn vakbladen waarbij ze maandelijks een
rubriek hebben waarin een gratis vragenlijst wordt gepubliceerd. Dit kan een groot
voordeel zijn.
c. Je toetst per middel meerdere hypotheses.
d. Je combineert het eventueel met instrumenten.