Vertalingen werkwoorden NED ITAL Flashcards

Vertalingen lijst Passato Remoto Nederlands naar Italiaans (157 cards)

1
Q

;Verdelen

A

;Dividere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

;Uitsluiten

A

;Escludere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

;Misleiden

A

;Illudere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

;Insnijden

A

;Incidere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

;Misleiden

A

;Illudere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

;Bezetten

A

;Invadere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

;Bezetten

A

;Invadere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

;Overtuigen

A

;Persuadere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

;Overtuigen

A

;Persuadere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

;Lachen

A

;Ridere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

;Doden

A

;Uccidere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

;Ophangen

A

;Appendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

;Afhangen

A

;Dipendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

;Nemen

A

;Prendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

;Begrijpen

A

;Comprendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

;Verrassen

A

;Sorprendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

;Afdalen

A

;Scendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

;Spannen

A

;Tendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

;Uitstrekken

A

;Distendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

;Beweren

A

;Pretendere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

;Vragen

A

;Chiedere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

;Samenstellen

A

;Comporre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

;Beschikken

A

;Disporre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

;Onderwerpen

A

;Sottoporre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
;Blijven
;Rimanere
27
;Hervatten
;Riprendere
28
;Nodigzijn
;Occorrere
29
;Terhulpkomen
;Soccorrere
30
;Vrijspreken
;Assolvere
31
;Samenvoegen
;Giungere
32
;Naarbuitenleunen
;Sporgersi
33
;Begrijpen
;Intendere
34
;Bemerken
;Scorgere
35
;Verven
;Tingere
36
;Plaatsen
;Porre
37
;Ontwikkelen
;Avvolgere
38
;Inverwarringbrengen
;Sconvolgere
39
;Voorstellen
;Proporre
40
;Verzamelen
;Raccogliere
41
;Toesnellen
;Accorrere
42
;Samenlopen
;Concorrere
43
;Aanplakken
;Affiggere
44
;Stromen
;Scorrere
45
;Leiden
;Indurre
46
;Bemerken
;Accorgersi
47
;Veinzen
;Fingere
48
;Bespreken
;Discutere
49
;Uitstrekken
;Sporgere
50
;Oplossen
;Risolvere
51
;Doven
;Spegnere
52
;Herverkiezen
;Rieleggere
53
;Duwen
;Spingere
54
;Wenden
;Volgere
55
;Betrekkenin
;Coinvolgere
56
;Wenden
;Rivolgere
57
;Schrijven
;Scrivere
58
;Plukken
;Cogliere
59
;Ontvangen
;Accogliere
60
;Kiezen
;Scegliere
61
;Losmaken
;Sciogliere
62
;Wegnemen
;Togliere
63
;Onttrekken
;Sottrarre
64
;Opheffen
;Sopprimere
65
;Drinken
;Bere
66
;Vallen
;Cadere
67
;Gebeuren
;Accadere
68
;Opnieuw vallen
;Ricadere
69
;Vervallen
;Scadere
70
;Kennen
;Conoscere
71
;Erkennen
;Riconoscere
72
;Groeien
;Crescere
73
;Liggen
;Giacere
74
;Geboren
;Nascere
75
;Schaden
;Nuocere
76
;Bevallen
;Piacere
77
;Breken
;Rompere
78
;Onderbreken
;Interrompere
79
;Zwijgen
;Tacere
80
;Houden
;Tenere
81
;Toebehoren
;Appartenere
82
;Bevatten
;Contenere
83
;Handhaven
;Mantenere
84
;Verkrijgen
;Ottenere
85
;Terughouden
;Ritenere
86
;Steunen
;Sostenere
87
;Weerhouden
;Trattenere
88
;Leven
;Vivere
89
;Overleven
;Sopravvivere
90
;Bijstaan
;Assistere
91
;Op zich nemen
;Assumere
92
;Bestaan uit
;Consistere
93
;Onderscheiden
;Distinguere
94
;Doen
;Fare
95
;Opnieuw doen
;Rifare
96
;Los maken
;Disfare
97
;Bevredigen
;Soddisfare
98
;Smelten
;Fondere
99
;Verwarren
;Confondere
100
;Verspreiden
;Diffondere
101
;Samendrukken
;Comprimere
102
;Toestaan
;Concedere
103
;Leiden
;Condurre
104
;Produceren
;Produrre
105
;Vertalen
;Tradurre
106
;Koken
;Cuocere
107
;Leiden
;Dirigere
108
;Uitdrukken
;Esprimere
109
;Bakken
;Friggere
110
;Drukken
;Imprimere
111
;Lezen
;Leggere
112
;Verkiezen
;Eleggere
113
;Ontroeren
;Commuovere
114
;Promoveren
;Promuovere
115
;Onderdrukken
;Opprimere
116
;Beschermen
;Proteggere
117
;Bedwingen
;Reprimere
118
;Weerkaatsen
;Riflettere
119
;Verslaan
;Sconfiggere
120
;Opheffen
;Sopprimere
121
;Gebeuren
;Succedere
122
;Trekken
;Trarre
123
;Aantrekken
;Attrarre
124
;Uithalen
;Estrarre
125
;Verstrooien
;Distrarre
126
;Terugtrekken
;Ritrarre
127
;Tussenbeide komen
;Intervenire
128
;Drinken
;Bere
129
;Zetten
;Mettere
130
;Toelaten
;Ammettere
131
;Begaan
;Commettere
132
;Compromiteren
;Compromettere
133
;Weglaten
;Omettere
134
;Toestaan
;Permettere
135
;Beloven
;Promettere
136
;Terugplaatsen
;Rimettere
137
;Wedden
;Scommettere
138
;Ophouden
;Smettere
139
;Overbrengen
;Trasmettere
140
;Schijnen
;Parere
141
;Regenen
;Piovere
142
;Weten
;Sapere
143
;Samen knijpen
;Stringere
144
;Waard zijn
;Valere
145
;Overhand hebben
;Prevalere
146
;Zien
;Vedere
147
;Vooruitzien
;Prevedere
148
;Voorzien
;Provvedere
149
;Terugzien
;Rivedere
150
;Willen
;Volere
151
;Verschijnen
;Apparire
152
;Verschijnen
;Comparire
153
;Verdwijnen
;Scomparire
154
;Openen
;Aprire
155
;Komen
;Venire
156
;Gebeuren
;Avvenire
157
;Samenkomen
;Convenire
158
;Worden
;Divenire