VO.1 - Leucocytose Flashcards

(69 cards)

1
Q

Hoe vaak ziet een huisarts iemand van een knobbeltje/vergrote klier?

A

1x per maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn vijf groepen van mogelijk oorzaken voor leucocytose?

A
  1. auto-immuunziekten
  2. infecties
  3. maligniteiten
  4. intoxicaties
  5. cardiovasculaire aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de normale waarden van Hb, leukocyten en trombocyten in het bloed?

A

Hb man: 8,5-10,5 mmol/L
Hb vrouw: 7,5-9,5 mmol/L
leukocyten: 4-10
trombocyten: 150-350

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn verschillende mogelijkheden bij een vergrote lymfeklier?

A

Lokaal
- (bacteriële) infectie (echter vaak bilateraal)
- lymfoom
- metastase
- cyste (niet vaak)
- opgezette schildklier

Systemisch:
- infectie: TBC, parasiet
- auto-immuunziekte (SLE vaak 2 klieren vergroot)
- sarcoidose
- (hematologische) maligniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Cisterna chyli?

A

Een verwijde zak aan het onderste uiteinde van de ductus thoracicus waarin de lymfe uit de darmen en lumbale regio draineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar moet naar gekeken worden bij LO bij iemand met een vergrote lymfeklier?

A

Klieren in de hals, oksels, liezen, achter het oor, achter het hoofd, ring van waldeyer, lever, milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke klieren zijn vaak pathologisch vergroot?

A

Infra en supraclaviculaire klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een 60 jarige man met gegeneraliseerde pijnloze lymfadenopathie (LO), splenomegalie, milde anemie, leukocytose zonder klachten. Welke Hema maligniteiten staan hoog in de DD?

A
  1. CLL
  2. HL
  3. NHL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een 60 jarige man met gegeneraliseerde pijnloze lymfadenopathie (LO), splenomegalie, milde anemie, leukocytose zonder klachten.
Na het bloedprikken moet er verder onderzoek gedaan worden. Wat is het volgende onderzoek?

A
  1. Tissue is issue
  2. leukocyten = Leuko differentiatie
    Via een bloeduitstrijkje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe herkennen we een monocyt?

A

Heel lichtkleurig (blauwig) cytoplasma met fel paarse kern in gekke vormen (vaak met indeuking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is te zijn vaak bij een lymfocytose?

A

Grummelee patroon = overrijpe kernstructuur
Groffe structuur met witte vlekken en draden in de kern

Gumprechste schollen = afbraak resten van lymfocyten
(soort paarse vlekken)

Beide karakteristiek voor CLL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een normale samenstelling van leukocyten in het bloed?

A

Granulocyten: 40-75%
Basofielen: 0-1%
Eosinofielen: 0-5%
Neutrofielen: 40-75%
Lymfocyten: 20-50%
monocyten: 2-9%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe stellen we definitief de diagnose bij een Hema maligniteit?

A

Immunofenotypering van de cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er met een flow cytometrie?

A

Tellen van cellen an het analyseren van hun moleculaire karakterstieken door de eigenschappen van licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarmee stellen we de definitieve diagnose CLL?

A

Met flow cytometrie: door de clonaliteit van B-cellen in het perifere bloed vast te stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat voor antigenen hebben cellen van CLL?

A

T-cel antigen CD5 (ook zijn het B-cellen)
B-cel antigenen: CD19, CD20, CD23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke markers zijn heel typisch voor CLL?

A

CD5 en CD23

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe maken we onderscheid tussen CLL en mantelcel lymfoom?

A

CLL:
CD5 en CD23+
CD20+/- en CD10-
CD200+

MCL:
CD5+ en CD23-
CD20+ en CD10-
CD200-

CLL brengt CD23 heel licht tot expressie
MCL brengt CD23 NIET tot expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat moet bij CLL aanwezig zijn?

A

Absoluut > 5x10^9/L monoklonale lymfocyten in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is MBL?

A

Monoklonale B-cel lymfocytose: een verschijnsel van toename van monoklonale B-lymfocyten
- < 5 x 10^9/L
- Geen lymfadenopathie, geen organomegalie, geen symptomen
- 5-20% gezonde personen
- jaarlijks groeit 1-2% uit richting CLL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk onderzoek hoeft niet gedaan te worden bij CLL?

A

Beenmerg uitstrijk en verwijderen van lymfeklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het probleem bij CLL tov de andere bloedcellen?

A

20-30% van de CLL patienten heeft auto antistoffen tegen erytrocyten en/of trombocyten waardoor hemolytische anemie kan ontstaan BOVENOP de verdringing van de hematopoiese

Zien:
- verhoogd LDH
- Verhoogd reticulocyten
- verlaagde erytrocyten
- verhoogd bilirubine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat geeft bij CLL een verhoogd risico op infecties naast de neutropenie? Hoeveel mensen hebben dit?

A

Hypogammaglobulinemie
er wordt te weinig immunoglobulines (gammaglobuline is verzamelnaam voor antistoffen) gemaakt

50% van de CLL patienten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe noemen we de normale immuunreactie en die van leukemie?

A

Normaal:
Polyklonale immuunreactie waarbij antistoffen door verschillende klonen van plasmacellen worden gemaakt –> herkennen meerdere delen van antigenen = epitopen –> effectief

Monoklonale immuunreactie waarbij uit 1 cel gemaakt (zelfde lichte en zware keten tot expressie) antistoffen worden gemaakt (populatie B-cellen is monoklonaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe kunnen we onderscheid maken tussen een polyklonale en een monoklonale immuunreactie?
Kappa-labda-kleuring Kunstmatige fluorescerende antistoffen die specifiek met kappa en labda keten kunnen reageren
26
Waar zitten de Ig van B-lymfocyten?
Op het plasmamembraan
27
Uit welke cellen ontstaat CLL?
90% uit B-lymfocyten 10% uit T-lymfocyten
28
Wanneer kunnen we iemand behandelen met retuximab?
Als CD20+ Sterke lysis van B-cel maligniteiten
29
Wanneer is het wel van belang om bij CLL een biopt te nemen?
Als er kans ontstaan op overgang naar acute ziet
30
Waarom is een punctie van een lymfeklier niet zo zinvol?
Omdat maar weinig cellen meenemen dus de kans dat er maligne cellen tussenzitten is kleiner
31
Bij welke ziekte is er nooit leukocytose?
HL Bij NHL is het ook niet heel typisch
32
Waarom valt CLL ook wel onder de NHL?
Omdat er bijna geen andere leukemie gepaard gaan met gegeneraliseerde lymfadenopathie
33
Waarin kan CLL overgaan?
ALL en DLBCL < 1% per jaar kans
34
Welke parameters worden gebruikt voor de prognose van CLL?
RAI BINET cytogenetische afwijkingen Mutatiestatus Ig genen moleculaire diagnostiek
35
Welke cytogenetische afwijkingen komen vaak voor bij CLL? Hoeveel mensen met CLL hebben cytogenetische afwijkingen?
90% heeft cytogenetische afwijkingen trisomie 12 (15%) intermediate prognose 11q- (20%) relatief ongunstig 17p- (10%) zeer slechte prognose 13q14- (45%) relatief gunstige prognose
36
Wat zegt de Ig genen mutatie status over de prognose?
Gemuteerd: gunstiger Zware keten gen heeft herschikking waardoor rijpe en actief
37
Waar wordt naar gekeken bij de RAI?
0: laag risico, > 10 jaar Lymfocytose > 15 intermediate, > 8 jaar I: lymfocytose en lymfadenopathie II: Lymfocytose, H/Smegalie met/zonder lymfadenopathie Slecht, 6,5 jaar III: Lymfocytose, Hb < 6,9 met/zonder lymfadenopathie/organomegalie IV: Lymfocytose en trombopenie < 100 męt/zonder lymfedenopathie/organomegalie
38
Waar wordt naar gekeken bij de BINET?
A: Hb ≥ 6,2 Trombo ≥ 100 < 3 LK stations Geeft > 10 jaar B: Hb ≥ 6,2 trombo ≥ 100 ≥ 3 LK stations Geeft > 8 jaar C: Hb < 6,2 Trombo < 100 Geeft 6,5 jaar
39
Welke moleculaire marker geeft een slechte prognose?
P53 mutatie
40
Verbetert vroegtijdig behandelen bij CLL de prognose?
Nee
41
Als een patient geen klachten heeft bij CLL, behandelen we hem dan?
Nee, omdat we de ziekte niet kunnen genezen en we dus enkel behandelen om klachten te verminderen
42
Wanneer behandelen we CLL?
- RAI III/IV of BINET B-C - progressie symptomen - recidiverende infecties - auto immuun cytopenie (overwegen)
43
Welke mensen kunnen naast een embolie nog meer een verhoogde D-dimeer test krijgen?
Zwangeren
44
Wat is aanwijzend voor een pyelonefritis?
slagpijn in de nierloge
45
Welke cellen zien we vaak bij een acute infectie?
Linksverschuiving naar Staafkernige granulocyten
46
Een patient komt met plots heftige pijn laag thoracaal links en koorts. Lymfocyten 22 Wat zijn de overwegingen?
1. longembolie 2. pneumonie (pleuritis) 3. pyelonefritis 4. leukemie 5. HIV
47
Waarom komen er bij CML voorlopercellen in het bloed?
Het beenmerg is te vol
48
Wat is een goed onderzoek om BCR-ABL aan te tonen (naast FISH)?
RT-PCR (real time PCR) 1. kwalitatieve PCR voor diagnose CML 2. Kwantificeren van de hoeveelheid ziekte 3. identificatie BCR-ABL 4. Hoeft geen beenmerg aspiraat voor optimaal resultaat
49
Bij welke ziektebeelden kan BCR-ABL soms ook gevonden worden?
AML en ALL Maar bij 98% van CML patienten (cruciaal voor pathogenese --> targeted therapy omdat monogenetisch)
50
Wat is normaal de functie van ABL?
Normaal alleen actief in de embryonale fase maar nu ook als onder BCR promotor
51
Welk onderzoek doen we bij CML?
- vooral beenmerg - bloed - echo voor grootte van milt
52
Wat is belangrijk in de stadiering bij CML?
% blasten want >20% is AML
53
Hoe kunnen we de prognose bij CML bepalen?
SOKAL-score Hoe lager, hoe beter de prognose - leeftijd - aantal blasten in bloed - miltgrootte in cm onder de ribbenboog - trombocyten aantal
54
Hoe behandelen we CML?
Met imatinib Tyrosine kinase inhibitor gaat op de bindingsplek van ATP zitten waardoor BCR-ABL niet meer kan fosforyleren
55
Welke medicijnen geven op volgorde de overleving bij CML?
1. imatinib 2. Interferon: cytokinen 3. chemo
56
Bij welke lymfomen is er eenzijdige vergroting van de testis te zien soms?
- ALL - Burkit lymfoom
57
Hoe kunnen we de diagnose acute leukemie stellen?
Bloeduitstrijkje
58
Hoe kan je differentiëren tussen ALL en AML?
Morfologisch bijna hetzelfde - AML heeft auerse staven (moeilijk zien) - immunofenotypering voor myeloide of lymfoide antigenen op cellen
59
Hoe bepalen we de prognose bij acute leukemie?
Moleculair en cytogenetisch onderzoek
60
Wat zien we bij acute leukemie in het bloed?
- Blasten - nucleoli in de cellen - grotere cellen (dan ery) - scherp begrenst cytoplasma
61
Hoe kunnen we het best onderscheid maken tussen AML, ALL-Bcel, ALL-T-cel?
AML: MPO in cytoplasma ALL (B): niet ALL (T): cytoplasma CD3 Opp CD3 T-cel receptor
62
Hoe kunnen we een sterke onderscheid maken tussen AML, ALL-Bcel, ALL-T-cel?
AML: CD117 ALL (B) cytoplasma CD79a, CD22 CD19, CD10 (bright) ALL (T): CD7 bright
63
Hoe kunnen we gemiddeld onderscheid maken tussen AML, ALL-Bcel, ALL-T-cel?
AML: CD13 en CD33 ALL (B): TdT (moderate to bright) ALL (T): CD5 en CD2
64
Bij welke leeftijden komt ALL het meeste voor?
Tot 10-15 jaar va 70 jaar
65
Wat is de prognose bij ALL obv leeftijd?
>18 jaar jaar: 50% 58% CR ≤40 jaar: laag risico 40-70 jaar: intermediair
66
Welke cytogenetische afwijkingen zorgen bij ALL voor een slechte prognose?
- philadelphia chromosoom - MLL of 11q23 - lage hypodiploidie/near triploidie - complexe structurele of numerieke afwijkingen (≥5)
67
Welke moleculaire afwijkingen zorgen bij ALL voor een slechte prognose?
BCL-ABL MLL-fusiegen
68
Wat is de afkapwaarde voor de MRD bij ALL?
< 10^4 intermediate of gunstig ≥10^4 is hoog risico
69
Wat is het leukocyten aantal bij diagnose bij ALL dat ongunstiger is?
B: > 30 T: > 100