VO.1 - Observatie bij kinderen en jeugdigen Flashcards

(17 cards)

1
Q

wat zijn belangrijke verschillen tussen de VW en kinder psyciatrie?

A
  • kinderen zijn nog in ontwikkeling
  • gedrag van kinderen varieert per context en per moment
  • kinderen zijn soms nog onvoldoende in stat om over zichzelf te vertellen
  • gedrag van kinderen en jongeren is meer dimensioneel dan categoriaal bepaald (dezelfde ziekte kan verschillende afwijkingen geven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is voor jonge kinderen mn heel belangrijk bij KJP?

A

observatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een belangrijk uitgangspunt bij KJP?

A

multi-informant: verschillende info bronnen en combinatie hiervan
- ouders en leerkrachten
- kind interview en observatie
- psychologisch onderzoek
Er is niet een gouden informant!

Duur van de klachten is belangrijk

En vraag vanuit een DD in je hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welk model wordt gebruikt bij de heteroanamnese?

A

hypothese toetsend model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke info krijgen we via de ouders, het kind en de docenten?

A

Ouders
- hoofdklacht
- ontwikkeling
- huidig functioneren
- gezin
- familie
- vragenlijsten CBCL

Kind:
- gesprek en observatie
- gestandaardiseerde psychologische testen
- aanvullend LO en AO
- vragenlijsten: YSR

Docent
- leerprestaties
- relatie tot docent
- relatie tot medeleerlingen
- gedrag op school en schoolplein
- schoolklimaat
- vragenlijst: TRF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de DD van een kind met problemen in de interactie met andere kinderen?

A
  • ASS
  • sociaal communicatieve stoornis
  • ADHD
  • ODD: oppositioneel opstandige stoornis
  • Disruptieve stemmingsregulatie stoornis
  • conduct disorder
  • reactieve hechtingsstoornis
  • ontremd sociaal contactstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn kenmerken van het ASS?

A
  • sterkere waarneming van sensorische prikkels
  • onbegrip van emoties van anderen
  • agitatie wanneer iets niet begrepen wordt
  • moeite met plannen
  • onbegrip van sarcasme en grapjes door alles letterlijk te nemen
  • neiging naar orde en structuur
  • rigiditeit: zich niet kunnen aanpassen aan plotse veranderingen
  • verlaagde sociale intelligentie
  • moeite met grote groepen

Vaak
1. contact en communicatie problemen
2. stereotiep, herhalend of rigide gedrag: vasthouden aan routines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waaruit bestaat het onderzoek bij kinderen die jong zijn?

A

Of als verstandelijke beperking (significant jongeren ontwikkelingsleeftijd dan kalenderleeftijd) –> spelobservaties

Als < 4 jr: ouders actief betrokken en ook ouder-kind interactie bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waar wordt bij ado’s vaker naar gekeken

A
  • suicidaliteit
  • zelfverwonden gedrag
  • psychotische symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waaruit bestaat de ontwikkelingsanamnese?

A
  • ZS en partus
  • eerste maanden: kwaliteit ouder-kind relatie, temperament kind, psychosociale omstandigheden
  • motorische ontwikkeling
  • slapen en eten
  • taal en spraak
  • schoolverloop
  • ontwikkeling hechting en sociale relaties
  • levensgebeurtenissen en andere gedrags- of emotionele problemen
  • thuissituatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waaruit bestaat het gesprek met het kind of jeugdige zelf?

A
  1. vraaggesprek
    - hulpvraag
    - huidig functioneren
    - motivatie voor de behandeling
  2. geven van opdrachten oa motorisch
  3. observaties tijdens het gesprek

Begin altijd met iets waar het kind wel goed in is, bvb goede cijfers halen zodat op gemak gesteld wordt

ook vragen of zelf vinden dat probleem is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is grofweg waarnaar wordt gekeken?

A
  1. uiterlijk
  2. bewustzijn en oriëntatie
  3. lichamelijke klachten
  4. fijne motoriek
  5. grove motoriek
  6. functies zenuwen
  7. oog-hand coördinatie
  8. waarneming
    - stoornissen zoals hallucinaties
    - zintuigen
  9. spraak
    - articulatie
    - stem
    - stotteren
  10. taal
    - algemeen
    - niveau
    - stereotiep taalgebruik
  11. denken
    - kwaliteit of vorm
    - realiteitstoetsing
    - inhoud
    - geheugen
    - denkstoornissen
    - niveau
  12. kennis
  13. aandacht
  14. impulsiviteit
  15. activiteit
    - over- of onderactief
    - rusteloos
  16. frustratie tolerantie en reactie hierop
  17. contact
    - kwaliteit
    - met onderzoeker
    - met ouders
  18. stemming: gemoedstoestand, normofoor, dysfoor, eufoor, hypomaan, manisch, gedrukt, somber
  19. Affect: momentane uiting van stemming
  20. gewetensfunctie: normbesef, extern bepaald of geïnternaliseerd
  21. spel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat valt er onder de psychologische toets?

A
  • IQ
  • ontwikkelingsonderzoek voor de ontwikkelingsleeftijd
  • neuropsychologisch: aandacht, ruimtelijk inzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebruiken we voor ASS?

A

ADOS = autism diagnostic observation schedule gestandaardiseerd voor wederkerige sociale interacties, communicatie, spel en beperkte repetitie en stereotypische gedragspatronen

Dimensionale score
Categorale score: classificatie

Alleen voor autisme symptomen
- in direct contact met een onderzoek
Dus niet meegenomen wordt hier contact en anamnese met ouders en docenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebruiken we voor taalniveau>

A

Modules
1. kinderen zonder taal of met enkele woordjes
2. kinderen die korte zinnen spreken
3. kinderen en jongeren ado’s met vloeiend taalgebruik
4. oudere ado’s en VW met vloeiend taalgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe doen we sociaal gedrag bekijken bij de ADOS?

A

Module 1: bellenblazen, kiekeboe spelen, fantasiespel met poppen

module 2: bellenblazen, kiekeboe spelen, fantasiespel met poppen + beschrijven afbeelding en vertellen van een verhaal uit een boek

Module 3: maken puzzel en gezamenlijk interactief spel, gesprekken over bvb emoties

Module 4: maken van een puzzel, gesprekken over bvb vriendschap, eenzaamheid, toekomstverwachtingen

17
Q

wat is het onderscheid tussen diagnose en classificatie/

A

Diagnose (diagnostische formulering of beschrijving)
= Totaalbeeld van het vastgestelde ziektebeeld met inbegrip van mogelijke uitlokkende, verergerende en fungstige invloeden/factoren daarop
in de context van de gehele patient

Classificatie: alleen de naam van het vastgestelde ziektebeeld, vaak ingedeeld volgens een classificatiesysteem –> ordening van alle mogelijke ziektebeelden in een specialisme bvb vaak met bijbehorende codes, soms subtypen, specifieks
–> Symptoomcomplexen