voc Flashcards
(43 cards)
1
Q
divisio
A
onderscheid
2
Q
persona
A
persoon
3
Q
rursus
A
vervolgens
4
Q
ingenuus
A
vrijgeboren
5
Q
libertinus
A
vrijgelaten
6
Q
iustus
A
wettelijk
7
Q
servitus
A
slavernij
8
Q
manumittere
A
vrijlaten
9
Q
emere
A
kopen
10
Q
denarius
A
denarius
11
Q
ducenti
A
200
12
Q
stipulari
A
bepalen
13
Q
spondere
A
plechtig beloven
14
Q
iubere
A
bevestigen
15
Q
apparere
A
verschijnen
16
Q
exaequare
A
gelijkstellen met
17
Q
mancipium
A
slaaf
18
Q
vendere
A
verkopen
19
Q
certiorem facere
A
op de hoogte brengen
20
Q
emptor
A
koper
21
Q
morbus
A
ziekte
22
Q
fugitivus
A
weggelopen slaaf
23
Q
erro
A
zwerver
24
Q
quodsi
A
en/maar indien
25
venire
verkopen
26
iudicium
het recht om een aanklacht in te dienen
27
capitalis fraus
halszaak
28
admittere
begaan
29
causa
wegens
30
bestia
beest
31
venditio
verkoop
32
pronuntiare
vermelden
33
venditor
verkoper
34
praestare
bewijzen
35
quaestio
vraag
36
referre
richten op
37
socius
vennoot
38
resistere
verzet bieden aan
39
venalia
koopwaar
40
erumpere
uitbreken
41
impensa
onkosten
42
consequi
terugvorderen
43
pro
overeenkomstig