voc 4 Flashcards
(178 cards)
1
Q
de groei
A
la croissance
2
Q
groeien
A
croître
3
Q
billijkheid, gerechtigheid, rechtvaardigheid
A
l’équité
4
Q
rechtvaardig, billijk
A
equitable
5
Q
ongelijkheid
A
l’inégalité
6
Q
ongelijk
A
inégal
7
Q
mensheid
A
l’humanité
8
Q
menselijk
A
humain
9
Q
onmenselijk
A
inhumain
10
Q
prestatie
A
la performance
11
Q
performant
A
performant
12
Q
bescherming
A
la préservation
13
Q
beschermen
A
préserver, protéger
14
Q
voorspelling
A
la prévision
15
Q
te voorzien
A
prévisible
16
Q
voorzien
A
prévoir
17
Q
vooruitgang
A
le progrès
18
Q
vooruitgaan
A
progresser
19
Q
progressie
A
la progression
20
Q
(verantwoordelijkheid) dragen/nemen
A
assumer
21
Q
raken, schenden, bereiken
A
atteindre
22
Q
het bereiken
A
l’atteinte
23
Q
in gevaar brengen, bedreigen
A
compromettre
24
Q
impact hebben op
A
impacter
25
impact
un impact
26
wedden
parier
27
een gok, weddenschap
le pari
28
bezoedelen, verbleken
ternir
29
bleek
terne
30
arm, behoeftig
démuni
31
iemand iets ontzeggen
démunir qn de qc
32
duurzaam
durable
33
duurzaamheid
la durabilité
34
milieu-
environnemental
35
het milieu
l'environnement
36
ecologisch
ecologique
37
drinkbaar water
l'eau potable
38
vervuilen
polluer
39
vervuilend
polluant
40
vervuiling
la pollution
41
vervuiler
un pollueur
42
verwoesten, vernietigen
détruire
43
vernietiging, verwoesting
la destruction
44
vernietigen, verwoestend
destructeut
45
verdwijning, uitsterving
la disparition
46
met uitsterven bedreigd zijn
être en voie de disparition
47
besmetten
contaminer
48
besmet
contaminé
49
besmetting
la contamination
50
uitlaatgassen
les gaz d'échappement
51
smog, verontreinigde mist
le smog
52
zure regen
les pluies acides
53
zuur
acide
54
spuitbus
une bombe aérosol
55
ozonlaag
la couche d'ozone
55
klimaatopwarming
le réchauffement climatique
56
bedreiging
une menace
57
bedreigen
menacer
58
luidruchtig
bruyant
59
stil
silencieux
60
afval
les ordures
61
huisvuil
les ordures ménagères
62
vuilbak
une poubelle
63
het ophalen
le ramassage
64
het oud papier
les vieux papiers
65
stortplaats, vuilnisbelt
une décharge
66
fles met statiegeld
une bouteille consignée
67
oud glas
le verre usagé
68
natuurramp
une catastrophe naturelle
69
catastrofaal
catastrophique
70
bosbrand
un incendie de forêt
71
rook
la fumée
72
explosie
une explosion
73
exploderen
exploser
74
overstroming
une inondation
75
overstromen, onder water zetten
inonder
76
buiten zijn oevers treden
sortir de son lit
77
energiebron
une source d'énergie
78
energie
l'énergie
79
de alternatieve, hernieuwbare energie
les énergies renouvelables ou douces
80
elektrisch
electrique
81
elektriciteit
l'électricité
82
aardgas
le gaz naturel
83
aardolie
le pétrole
84
plaats, locatie, site
un site
85
onbewoond
désert
86
wild
sauvage
87
het afval
les déchets
88
gescheiden huisvuilophaling
la collecte sélective
89
glascontainer
un conteneur à verre
90
compostering
le compostage
91
verbranding van afval
l'incinération
92
natuurlijke hulpbron
une ressource naturelle
93
verspillen
gaspiller
94
verspilling
le gaspillage
95
millieuheffing
une écotaxe
96
zonnecollector
un capteur solaire
97
zonnepaneel
un panneau solaire
98
windmolen
une éolienne
99
bio-energie
la bioénergie
100
uitstoot
une émission
101
uitstoten
emettre
102
giftige stof
un produit toxique
103
vervuiling, hinder
la nuisance
104
schadelijk
nocif
105
schadelijk zijn voor
nuire à
106
achteruitgaan
se dégrader, se détériorer
107
achteruitgang
une dégradation, une détérioration
108
schade
les dégâts
109
meststof
un engrais
110
grondwater
la nappe phréatique
111
waterzuiveringsstation
une station d'épuration
112
riolering
les égouts
113
afvalwater
les eaux usées
114
ramp
un désastre
115
rampzalig
désastreux
116
onvoorzien
imprévu
117
ontbossing
le déboisement
118
sanering
l'assainissement
119
saneren
assainir
120
tornado
une tornade
121
orkaan
un ouragan
122
lawine
une avalanche
123
aardbeving
un tremblement de terre
124
grote natuurramp
un cataclysme
125
aardverschuiving
un glissement de terrain
126
uitbarsten
entrer en éruption
127
lavastroom
une coulée de lave
128
droogte
la sécheresse
129
ramp, onheil
un sinistre
130
geteisterd door een ramp
sinistré
131
een (on)gezond klimaat
un climat (mal)sain
132
streng klimaat
un climat rude
133
regenseizoen
la saison des pluies
134
het weer
le temps
135
weerbericht
le bulletin météorologique
136
weerman/vrouw
monsieur/madame météo
137
weersverwachting
les prévisions météorologiques
138
weersverandering
un changement de temps
139
wisselvallig
variable
140
barometer
un baromètre
141
in de schaduw
a l'ombre
142
de regen
la pluie
143
regenachtig
pluvieux
144
neerslag
des précipitations
145
stortbui
une averse
146
stortregenen, gieten
pleuvoir à verse
147
druppel
une goutte
148
wolk
un nuage
149
bewolkt
nuageux
150
onweer
un orage
151
onweerachtig
orageux
152
donder
le tonnerre
153
bliksemflits
un éclair
154
bliksem
la foudre
155
mist
le brouillard
156
ijzige wind
un vent glacial
157
storm
une tempête
158
sneeuw
la neige
159
sneeuwvlok
un flocon de neige
160
ijs
la glace
161
het vriezen, de vorst
le gel
162
vriezen
geler
163
ijzel
le verglas
164
ijzelplek
une plaque de verglas
165
bittere kou
un froid de canard
166
hagel
la grêle
167
dooi
le dégel
168
hittegolf
une canicule
169
opklaring
une éclaircie
170
opklaren
s'éclaircir
171
betrekken
se couvrir
172
somber
maussade
173
hondenweer
un temps de chien
174
mist
la brume
175
briesje
une brise
176
tochten
avoir des courants d'air
177
rukwind
une rafale
