voc mission 2 th2 nl-->fr Flashcards
(28 cards)
1
Q
een afwezigheid
A
une absence
2
Q
een voedingsmiddel
A
un aliment
3
Q
een voeding
A
une alimentation
4
Q
een calorie
A
une calorie
5
Q
een tekort
A
une carence
6
Q
ontbijtgranen
A
des céréals
7
Q
een concentatie
A
une concentration
8
Q
de energie
A
l’énergie
9
Q
de vermoeidheid
A
la fatigue
10
Q
de kracht
A
le force
11
Q
het vasten
A
le jeûne
12
Q
de chocolademelk
A
le lait chocolaté
13
Q
het geheugen
A
la mémoire
14
Q
een noot
A
une noix
15
Q
de obesitas
A
l’obésité
16
Q
een graanproduct
A
un produit céréalier
17
Q
een melkproduct
A
un produit laitier
18
Q
een dieet
A
un régime
19
Q
een risico, gevaar (op)
A
un risque (de)
20
Q
een fruitsalade
A
une salade de fruits
21
Q
het overgewicht
A
le surpoids
22
Q
een koffiekoek
A
une viennoiserie
23
Q
verbruiken
A
consommer
24
Q
tussendoortje eten, snacken
A
grignoter
25
de gewoonte hebben om
avoir l'habitude de
26
een 'hongertje' hebben
avoir un petit creux
27
een maaltijd overslaan
sauter un repas
28