voc t7 Flashcards

(93 cards)

1
Q

de handbagage

A

les bagages à main (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de luchtvaartmaatschappij

A

la compagnie aérienne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de boarding

A

l’embarquement (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de vlucht

A

le vol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

landen

A

atterrir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opstijgen

A

décoller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

boarden

A

embarquer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(de bagage) inchecken

A

enregistrer (les bagages)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de bagage ophalen

A

récupérer les bagages

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vliegen

A

voler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de identiteitskaart

A

la carte d’identité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de veiligheidscontrole

A

le contrôle de sûreté

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de paspoortcontrole

A

le contrôle passeport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de reisdocumenten

A

les documents de voyage (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de identiteitspapieren

A

les papiers d’identité (m)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de hoogte (t.o.v. de zeespiegel)

A

l’altitude (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de aankomst

A

l’arrivée (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de toestemming

A

l’autorisation (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het baden, het zwemmen

A

la baignade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het zonnen, het zonnebad

A

le bain de soleil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de ticketautomaat

A

la borne libre-service

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

het kasteel

A

le château

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de airco(nditioning)

A

la clim(atisation)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

overstappen

A

changer de train

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
uitstappen
descendre (du train)
26
instappen
monter dans (le train)
27
zijn aansluiting missen
rater sa correspondance
28
het kompas
la boussole
29
het (wild)kamperen
le camping (sauvage)
30
de caravan
la caravane
31
de standplaats, de locatie
l'emplacement (m)
32
het kampvuur
le feu de camp
33
de luchtmatras
le matelas pneumatique
34
de rugzak
le sac à dos
35
de slaapzak
le sac de couchage
36
in de tent slapen
dormir sous la tente
37
zijn tent opzetten
monter/ planter sa tente
38
zijn tent opvouwen
replier sa tente
39
de zonnecrème
la crème solaire
40
het vertrek
le départ
41
de folder
le dépliant
42
de bestemming
la destination
43
de grens
la frontière
44
de openingsuren
les heures d'ouverture (f)
45
het logement
le logement
46
de toeristische dienst
l'office de tourisme (m)
47
het natuurpark
le parc naturel
48
de passagier, de passagierster
le passager, la passagère
49
het landschap
le paysage
50
de trektocht
la randonnée
51
de inlichting
le renseignement
52
de rots
le rocher
53
de reistas
le sac de voyage
54
het verblijf
le séjour
55
het badlaken, de strandhanddoek
la serviette de plage
56
de antimuggenspray
le spray antimoustiques
57
de stage, de cursus, het kamp
le stage
58
de dienst voor toerisme
le syndicat d'initiative
59
de wereldreis
le tour du monde
60
het (duurzame) toerisme
le tourisme (durable)
61
de toilettas
la trousse de toilette
62
de koffer
la valise
63
de zeilboot
le voilier
64
de georganiseerde reis
le voyage organisé
65
de reiziger, de reizigster
le voyageur, la voyageuse
66
het (ui)zicht
la vue
67
goed / slecht gelegen
bien / mal situé(e)
68
luidruchtig
bruyant(e)
69
comfortabel
confortable
70
onvergetelijk
inoubliable
71
prachtig
splendide
72
onthalen
accueillir
73
wachten op (de vakantie)
attendre (les vacances)
74
zijn koffer maken
faire sa valise / faire ses bagages
75
logeren, overnachten (in een hotel)
loger (à l'hôtel)
76
deelnemen aan
participer à
77
(zijn vakantie) doorbrengen
passer (ses vacances)
78
genieten van
profiter de
79
(vooraf) reserveren
réserver (à l'avance)
80
blijven
rester
81
terugkeren
retourner
82
terugkomen van
revenir de
83
(uit)rusten
se reposer
84
zich informeren
s'informer
85
oversteken, doorkruisen
traverser
86
met bestemming (De Panne)
à destination de (La Panne)
87
in de buurt
à proximité
88
Welkom!
Bienvenue!
89
Fijne vakantie!
Bonnes vacances!
90
in de richting van (de zee)
en direction de (la mer)
91
komende uit (Luik)
en provenance de (Liège)
92
Ik wens u een goede reis!
Je vous souhaite un bon voyage!
93
Het is beter te (reserveren)
Il vaut mieux (reserver)