vocabulair 1.2 Flashcards
(39 cards)
un château
een kasteel
un conseil
een raad
la course à pied
het lopen
un dépliant
een folder
une déviation
een omleiding
un entrainement
een training
un examen médical
een medisch ondezoek
une gare
een (trein)station
une habitude
een gewoonte
une ligne de métro
een metrolijn
un panneau
een (verkeers)bord
un parking
een parking
une plage
een strand
un plan
een plan
un point d’information
een informatiepunt
une préparation
een voorbereiding
un renseignement
een inlichting
un renseignement
een inlichting
une station de métro
een metrostation
une sortie
een afrit
attirer
aantrekken
indiquer
aanduiden
nager
zwemmen
(se) garer
(zich) parkeren