Vocabulaire 2000: Hoofdstuk 43 Flashcards
(163 cards)
1
Q
une silhouette
A
een silhouet
2
Q
un cylindre
A
een cilinder
3
Q
un prisme
A
een prisma
4
Q
une pyramide
A
een piramide
5
Q
rond(e)
A
rond
6
Q
un volume
A
een volume
7
Q
un format
A
een formaat
8
Q
le total
A
het totaal
9
Q
une douzaine
A
een dozijn
10
Q
un supplément
A
een supplement
11
Q
une portion
A
een portie
12
Q
une section
A
een sectie
13
Q
une masse
A
een massa
14
Q
énorme
A
enorm
15
Q
la symétrie
A
de symmetrie
16
Q
l’asymétrie (f)
A
de asymmetrie
17
Q
extra
A
extra
18
Q
maximum
A
maximum
19
Q
des maximums
A
maxima
20
Q
minimum
A
minimum
21
Q
des minimums
A
minima
22
Q
maximal(e)
A
maximaal
23
Q
minimal(e)
A
minimaal
24
Q
zéro
A
zero, nul
25
un dosage
een dosering
26
une quantité
een kwantiteit, een hoeveelheid
27
quantitatif (-ive)
kwantitatief
28
un million
een miljoen
29
un milliard
een miljard
30
grosso modo
grosso modo, min of meer
31
total(e)
totaal
32
un mètre
een meter
33
un kilomètre
een kilometer
34
un décimètre
een decimeter
35
un centimètre
een centimeter
36
un millimètre
een millimeter
37
un litre
een liter
38
un décilitre
een deciliter
39
un gramme
een gram
40
un kilogramme
een kilogram
41
un are
een are
42
un hectare
een hectare
43
un diamètre
een diameter
44
(a)symétrique
(a)symmetrisch
45
un trapèze
een trapezium
46
une forme
een vorm
47
une courbe
een curve, kromming
48
un triangle
een driehoek
49
un rectangle
een rechthoek
50
une ligne
een lijn
51
un cercle
een cirkel
52
circulaire
cirkelvormig
53
une livre
een pond (halve kilo en munteenheid)
54
plat
plat, vlakke
55
creuse
diep
56
un cube
een kubus
57
cubes
kubieke
58
des boules (f)
bollen
59
une pile
een stapel
60
un tas
een hoop
61
carrés
vierkante
62
un carré
een vierkant
63
une barre
een staaf, een reep
64
moins de
minder
65
un bac
een bak
66
contient
bevat
67
une pointe
een punt
68
épaisse
dikke
69
l'épaisseur
de dikte
70
des figures (f)
figuren
71
un géant
een reus
72
double
dubbele
73
doublé
verdubbeld
74
triple
driedubbele
75
entière
heel
76
un ensemble
een geheel
77
la plupart des
de meeste
78
une centaine ... une dizaine
een honderdtal ... een tiental
79
meerdere .... wanverhouding
plusieurs ... disproportion (f)
80
limités
beperkt
81
supplémentaire
bijkomende
82
les dimensions (f)
de afmetingen
83
de long ... de large ... de haut
lang ... breed ... hoog
84
étroit
smal
85
la longueur
de lengte
86
la largeur
de breedte
87
la hauteur
de hoogte
88
la profondeur
de diepte
89
grandeur
grootte
90
raccourcir
verkorten
91
allonger, prolonger
verlengen
92
élargir
verbreden
93
approfondir
dieper ingaan op
94
tonnes (f)
ton
95
des tonneaux (m)
vaten
96
mesures (f)
maten
97
mesurer
meten
98
de mesure
meet-
99
partiellement, en partie
gedeeltelijk
100
assez
genoeg
101
suffisantes, suffisamment
voldoende
102
une partie
een deel, een gedeelte
103
faites partie de
maken deel uit van
104
parti (m)
(politieke) partij
105
part (f)
part, deel
106
la répartition ... inégale
de verdeling ... ongelijk
107
morceaux (m)
stukken, brokken
108
pièce
per stuk
109
un coup
een slok
110
plein
vol
111
plein d', un tas d'
een hoop, een bom
112
vide
leeg
113
vidée
leeggedronken
114
légèrement
lichtjes
115
légère
licht
116
lourde
zwaar
117
taille (f)
grootte, omvang
118
d'espace (m)
ruimte
119
égaux
gelijke
120
égalité
gelijkheid
121
inégalité (f)
ongelijkheid
122
surtout
vooral, voornamelijk
123
nombreux
talrijk
124
le niveau
het peil, het niveau
125
degrés (m)
graden
126
le degré
het -gehalte
127
la croissance
de (economische) groei
128
croitre
groter worden, groeien
129
la proportion
de verhouding, de mate
130
proportionnelle à
evenredig met, in verhouding tot
131
des proportions (f)
afmetingen
132
pour cent
procent
133
le pourcentage
het percentage
134
à peine
nauwelijks
135
environ, à peu près
ongeveer
136
la moitiè
de helft
137
un tiers
een derde
138
un quart
een vierde, een kwart
139
unités
eenheden
140
creux, creuses
holle
141
la sphère
de bol
142
sphères (f)
sferen, kringen
143
pointue
puntige
144
l'étendue (f)
de omvang
145
étendue
uitgestrekte
146
immense
onmetelijke
147
gigantesque
reuzen-, reusachtige
148
la densité
de dichtheid
149
s'allonger
langer worden
150
s'élargit
wordt breder
151
hausser
verhogen
152
approfondir
dieper maken
153
dans une certaine mesure (f)
in zekere mate
154
abondance (f)
overvloed
155
abondante
overvloedig
156
en abondance
in overvloed
157
purement
louter
158
largement
ruim
159
vastes terrains
uitgestrekte terreinen
160
innombrables
ontelbare
161
l'échelle
de -schaal
162
excessive
buitensporig
163
l'excès (m)
overdrijving, overdaad