Vocabulaire La Rousse boek (S3) Flashcards
(519 cards)
1
Q
vertrekken
A
partir
2
Q
aan/komen
A
arriver
3
Q
de weg kennen
A
connaître le chemin
4
Q
vragen
A
demander
5
Q
tonen, laten zien
A
montrer
6
Q
nemen
A
prendre
7
Q
volgen
A
suivre
8
Q
op de kaart kijken
A
regarder sur la carte
9
Q
af/slaan
A
tourner
10
Q
voorbijgaan, langs gaan
A
passer devant
11
Q
teruggaan
A
retourner
12
Q
de weg kwijt zijn
A
se tromper de chemin, s’égarer
13
Q
door/gaan
A
poursuivre sa route
14
Q
door/rijden
A
poursuivre sa route (en voiture)
15
Q
wachten op
A
attendre
16
Q
in stappen
A
monter
17
Q
inchecken
A
valider son billet en entrant
18
Q
uitchecken
A
valider son billet en descendant
19
Q
uitstappen
A
descendre
20
Q
overstappen
A
changer (de bus, de train)
21
Q
stoppen
A
s’arrêter
22
Q
zich haasten
A
se presser
23
Q
missen
A
manquer, rater
24
Q
forenzen, pendelen
A
faire la navette
25
zwart rijden
resquiller, frauder
26
de bus
le bus
27
de reisbus
le car
28
de dubbeldekker
le bus à deux étages
29
de belbus
le busphone
30
de shuttle, shuttlebus
la navette
31
de buslijn
la ligne de bus
32
de bushalte
l'arrêt de bus
33
de buschauffeur
le chauffeur de bus
34
het autobusstation
la gare routère
35
de metro
le métro
36
de metro-ingang
la bouche de métro
37
het eindpunt
le terminus
38
de metrolijn
la ligne de metro
39
de metrokaart
le plan de metro
40
de roltrap
l'escalator
41
het treinstel
la rame
42
de staanplaats
la place debout
43
de zitplaats
la place assise
44
de bestemming
la destination
45
de spits, het spitsuur
l'heure de pointe
46
de bovengrondse metro
le métro aérien
47
de monorail
le train suspendu
48
de taxi
le taxi
49
de tramhalte
l'arrêt de tramway
50
de taxistandplaats
la station de taxis
51
de taxichauffeur
le chauffeur de taxi
52
de tram
le tramway
53
de tramlijn
la ligne de tram
54
de conducteur
le contrôleur
55
de passagier
le passagier
56
de OV-chipkaart
la carte à puce d'abonnement
57
de hogesnelheidstrein (HST)
le TGV
58
de sneltrein
le train rapide
59
de doorgaande trein
le train direct
60
de stoptrein
l'omnibus
61
de intercity
le train interurbain
62
de forensentrein
le train de banlieue
63
de nachttrein
le train de nuit
64
de autoslaaptrein
le train autos-couchettes
65
de dieseltrein
le train diesel
66
het station
la gare
67
de richting
la direction
68
het uur van vertrek
l'heure de départ
69
het uur van aankomst
l'heure d'arrivée
70
de uitgang
la sortie
71
het abonnement
l'abonnement
72
de korting
la reduction
73
de toeslag
le supplément
74
de ticketautomaat
le distributeur de billets
75
de volwassene
l'adulte
76
het kind
l'enfant
77
de klas
la classe
78
de eerste klas
la premiére classe
79
de tweede klas
la deuxième classe
80
het spoor
le rail
81
de spoorlijn
les chemins de fer
82
het spoorboekje
l'indicateur des chemins de fer
83
op werkdagen
en semaine
84
zondags
le dimanche
85
in het spitsuur
aux heures d'affluence
86
buiten de spits
aux heures creuses
87
de trein
le train
88
de locomotief
la locomotive
89
het rijtuig, de wagon
la voiture, le wagon
90
de deur
la porte
91
de treeplank
le marchepied
92
het raam
la fenêtre
93
de gang
le couloir
94
het toilet
les toilettes
95
het restauratierijtuig
le wagon-restaurant
96
het postrijtuig
la voiture-poste
97
de bagagewagen
le fourgon à bagages
98
de slaapwagen
le wagon-lit
99
de treincoupé
le compartiment
100
het bagagerek
le porte-bagages
101
de noodrem
le frein de secours
102
het noodsein
le signal d'alarme
103
de plaats
la place
104
gereserveerd
reservé
105
bezet
occupé
106
vrij
libre
107
de frequentie
la fréquence
108
geldig
valide, valable
109
ongeldig
non valide
110
stipt
ponctuel
111
de stiptheid
la ponctualité
112
vertraagd
en retard
113
stampvol
bondé
114
leeg
vide
115
het Centraal Station
la gare centrale
116
Hollands Spoor (Den Haag)
la gare de La Haye
117
de Nederlandse Spoorwegen (NS)
les Chemins de fer néerlandais
118
de NMBS
les Chemins de fer belges
119
het havenstation
la gare maritime
120
het station
la gare
121
het loket
le guichet
122
het ticket
le billet
123
het plaatsbewijs
le titre de transport
124
het plaatsbewijs
le titre de transport
125
de enkele reis, heenreis
l'aller simple
126
de retour
l'aller-retour
127
een plaatsbewijs kopen
acheter un billet
128
vertonen, latenzien
présenter
129
reserveren
réserver
130
de reservering
la réservation
131
annuleren
annuler
132
de annulatie, annulering
l'annulation
133
het loket voor inlichtingen
les informations
134
het vertrektijdenbord
le tableau des départs
135
het aankomsttijdenbord
le tableau des arrivées
136
de stationshal
la salle des pas perdus
137
de stationsrestauratie
le buffet
138
de bagage
les bagages
139
het bagagedepot
la consigne
140
de bagagekluis
la consigne automatique
141
in/checken, uit/checken
valider
142
knippen
perforer
143
stempelen
composter
144
de trein missen
rater le train
145
de vertraging
le retard
146
vertraging hebben
avoir du retard
147
stoppen
s'arrêter
148
door/rijden
continuer
149
aankomen in
arriver à
150
ontsporen
dérailler
151
verongelukken
avoir un accident
152
het perron
le quai
153
het spoor
la voie
154
instappen
monter
155
uitstappen
descendre
156
overstappen
changer de train
157
de vertrektijden
les horaires
158
de stationchef
le chef de gare
159
de conducteur
le contrôleur
160
de spoorwegbeamte
le cheminot
161
de reiziger
le voyageur
162
het net
le réseau
163
het spoorwegennet
le réseau de voies ferrées
164
de spoorwegenovergang
le passage à niveau
165
de spoorboom
la barrière
166
de spoorbrug
le pont de chemin de fer
167
de aansluiting
la correspondance
168
aan de noodrem trekken
tirer le signal d'alarme
169
op een dood spoor zitten
être sur une voie de garage
170
ik wil graag een retour Amsterdam.
Je voudrais un aller-retour pour Amsterdam
171
In Den Haag heeft hij de trein naar Rotterdam gepakt.
Il a pris le train de Rotterdam à la Haye
172
We hebben een enkele reis Brugge geboekt
Nous avons réservé un aller simple pour Bruges
173
Hoe laat vertrekt de laatste trein naar Brussel?
À quelle heure part le dernier train pour Bruxelles?
174
In verband met controles door politie en douane is het verplicht ruim op tijd op het station aanwezig te zijn.
Il faut à la gare avec un peu d'avance pour les formalités de police et de douane
175
Ik pendel tussen Parijs en Bordeaux.
Je fais la navette en train entre Paris et Bordeaux.
176
U moet in Lille overstappen.
Vous devez changer de train à Lille
177
de trein naar Normandië stopt in veel stations.
Le train pour la Normandie dessert beaucoup de gares.
178
Mijn vrienden komen me van het station halen.
Mes amis viennent me chercher à la gare
179
ik moet mijn kaartje terug laten betalen
Je dois faire rembourser mon billet.
180
Heb je een inwisselbaar ticket genomen?
Tu as pris un billet échangeable?
181
Hoe vaak gaan er treinen naar Brussel?
Quelle est la fréquence des trains pour Bruxelles?
182
starten
décoller
183
landen
atterrir
184
vliegen
voler
185
vliegen over
survoler
186
zweven
planer
187
het vliegtuig
l'avion
188
het lijnvliegtuig
l'avion de ligne
189
het straalvliegtuig
le jet
190
de jumbojet
le jumbo-jet
191
het supersonische vliegtuig
l'avion supersonique
192
de helikopter
l'hélicoptère
193
de vleugel
l'aile
194
de schroef
l'hélice
195
de neus
le nez
196
de staart
la queue
197
de luchthaven
l'aéroport
198
het vliegveld
l'aérodrome
199
de startbaan
la piste de décollage
200
de landingsbaan
la piste d'atterrissage
201
de bebakening
le balisage
202
de verkeerstoren
la tour de contrôle
203
de verkeersleider
l'aiguilleur du ciel
204
de radar
le radar
205
de terminal
le terminal
206
de luchtvaartmaatschappij
la compagnie aérienne
207
de low cost luchtvaartmaatschappij
la compagnie à bas coûts
208
de charter
le charter
209
de inlichtingen
les informations
210
de luchtdienstregeling
l'horaire des vols
211
het grondpersoneel
le personnel au sol
212
in/checken
s'enregistrer
213
de incheckbalie
l'enregistrement des bagages
214
de check-in automaat
la borne d'enregistrement
215
online in/checken
s'enregistrer en ligne
216
het elektronisch ticket
le billet électronique
217
de bijbetaling, de toeslag
le supplément
218
de handbagage
le bagage à main
219
de ruimbagage
le bagage de soute
220
de overbagage
l'excédent de bagages
221
de veiligheidscontrole
le contrôle de sécurité
222
door de veiligheidscontrole gaan
passer le contrôle de sécurité
223
de duty-free winkel
le magasins hors taxe
224
de vertrekhal
la salle d'embarquement
225
de boarding pass
la carte d'embarquement
226
de aankomsthal
le hall d'arrivée
227
de bagageband
le carroussel
228
de boarding gate
la porte d'embarquement
229
de duty-free winkels
les boutiques duty-free
230
de duty-free goederen
les marchandises détaxées
231
het autoverhuur
la location de voitures
232
de economyclass
la classe économique
233
de businessclass
la classe affaires
234
de vakken voor handbagage
les compartiments à bagages
235
het zuurstofmasker
le masque à oxygène
236
het zwemvest
le gilet de sauvetage
237
de veiligheidsvoorschriften
les consignes de sécurité
238
de veiligheidsgordel
la ceinture de sécurité
239
de nooduitgang
la sortie de secours
240
het raam
le hublot
241
het (klap) tafeltje
la tablette
242
de gezagvoerder
le commandant de bord
243
de piloot
le pilote
244
de co-piloot
le co-pilote
245
de bemanning
l'équipage
246
de steward
le steward
247
de stewardess
l'hôtesse de l'air
248
de passagier
le passager
249
de luchtpiraat
le pirate de l'air
250
de vlucht
le vol
251
de direct vlucht
le vol direct
252
de binnenlandse vlucht
le vol intérieur
253
de buitenlandste vlucht
le vol international
254
de vlucht heen en terug
le vol allez-retour
255
de lange afstandsvlucht
le vol long-courrier
256
de middellange afstandsvlucht
le vol moyen-courrier
257
de korte afstandsvlucht
le vol court
258
de nachtvlucht
le vol de nuit
259
taxiën
le déplacement au sol
260
op/stijgen
décoller
261
de hoogte
l'altitude
262
de route
l'itinéraire
263
de snelheid
la vitesse
264
de turbulenties
les turbulences
265
de aankomst
l'arrivée
266
de tussenlanding
l'escale
267
de vertraging
le retard
268
klaar om op te stijgen
prêt à décoller
269
gecanceld
annulé
270
vertraagd
retardé
271
ik wil mijn retourvlucht graag bevestigen.
Je voudrais confirmer mon vol retour.
272
Hoe laat kunnen we aan boord gaan?
À quelle heure est l'embarquement?
273
Ik moet het verlies van mijn bagage aangeven.
Je dois déclarer la perte de mon bagage.
274
Hij neemt altijd een plaats naast het raam.
Il prend toujours une place côté hublot.
275
Tijdens langere vliegreizen zit ik liever aan de kant van het gangpad.
Pour les vols longs-courriers, je pr"aère être côté couloir.
276
We verzoeken de passagiers van vlucht AF 310 naar vertrekgaten 48 te komen. De boarding begint onmiddellijk.
Les passagers du vol AF 310 sont priés de se présenter en porte 48 pour un embarquement immédiat.
277
U wordt verzocht uw veiligheidsgordel vast te maken.
Veuillez attacher votre ceinture de sécurité.
278
We hebben een tussenlanding in Singapore gemaakt.
Nous avons fait escale à Singapour.
279
Ik heb online ingecheckt en moet mijn boarding pass printen.
Je me suis enregistré en ligne et il faut que j'imprime ma carte d'embarquement.
280
de boot, het schip
le bateau
281
de ferry
le ferry
282
het jacht
le yacht
283
de zeilboot
le voilier
284
de catamaran
le catamaran
285
de speedboot
le hors-bord
286
de aak
la péniche
287
de waterbus
la navette fluviale
288
de platte boot
la barge
289
de driemaster
le trois-mâts
290
de roeiboot
la barque
291
de rubberboot
le canot pneumatique
292
het schip
le navire
293
de sleepboot
le remorqueur
294
de olietanker
le pétrolier
295
het containerschip
le porte-conteneurs
296
de stoomboot
le bateau à vapeur
297
het vlaggenschip
le vaisseau amiral
298
de haven
le port
299
de zeehaven
le port maritime
300
de rivierhaven
le port fluvial
301
de ferryhaven
le port de ferries
302
de jachthaven
le port de plaisance
303
de thuishaven
le port d'attache
304
de vissershaven
le port de pêche
305
de industriehaven
le port industriel
306
de vuurtoren
le phare
307
reddingsacties op zee
le sauvetage en mer
308
de zeemijl
le mille nautique
309
de scheepvaart
la navigation
310
de schipper
le capitaine
311
de rederij
l'armateur
312
de scheepswerf
le chantier naval
313
zeebenen hebben
avoir le pied marin
314
zeeziek
avoir le mal de mer
315
overzee
outre-mer
316
aan boord gaan
monter à bord
317
in/schepen
s'embarquer
318
varen
naviguer
319
een haven aan/doen
faire escale dans un port
320
de overtocht
la traversée
321
met de ferry oversteken
faire la traversée en ferry
322
de veerdienst
le service de bac
323
de veerverbinding
la liaison par bac
324
de boottocht
la promenade en bateau
325
aan/leggen
accoster
326
stranden
s'échouer
327
Er vertrekt ieder halfuur een boot.
Il ya un bateau au départ toutes les demi-heures
328
hoe lang duurt de overtocht?
Combien de tempes dure la traversée?
329
Oostende is de thuishaven van de beroemde driemaster Mercator.
Oostende est le port d'attache du célèbre trois-mâts Mercator.
330
We zijn naar Corsica gevaren.
Nous sommes allés en Corse en bateau.
331
Hij neemt nooit de boot omdat hij last van zeeziekte heeft.
Il ne prend jamais le bateau car il a le mal de mer.
332
In Griekenland kunt u een ferry nemen die van het ene naar het andere eiland gaat.
Vous pouvez prendre un ferry pour aller d'une île à l'autre en Grèce
333
de wagen
la voiture
334
de auto
l'automobile
335
de auto met automatische versnelling
la voiture avec boîte automatique
336
de handgeschakelde versnellingsbak
la boîte manuelle
337
de hybride auto
la voiture hybride
338
de elektrische auto
la voiture électrique
339
de auto met 4 deuren
la voetre à quatre portes
340
de sedan, de berline
la berline
341
de combiwagen
le break
342
de terreinwagen
le 4x4
343
de auto met open dak
la voiture décapotable
344
de raceauto
la voiture de course
345
de sportauto
la voiture de sport
346
de huurauto
la voiture de location
347
de tweedehands auto
la voiture d'occasion
348
de cylinderinhoud
la cylindrée
349
het model
le modèle
350
het merk
la marque
351
starten
démarrer
352
de veiligheidsgordel omdoen
mettre sa ceinture de sécurité
353
rijden
rouler
354
stapvoets rijden, aanschuiven
rouler au pas
355
gas geven, sneller rijden
accélérer
356
inhalen
dépasser
357
langzamer rijden
ralentir
358
voor/sorteren
se mettre sur la bonne voie
359
toeteren
klaxonner
360
remmen
freiner
361
schakelen
passer les vitesses
362
de lichten aandoen
allumer les phares
363
de lichten uitdoen
éteindre les phares
364
uitstappen
descendre
365
slippen
déraper
366
controleren
vérifier
367
takelen
dépanner
368
repareren
réparer
369
gaan voor je rijbewijs
passer son permis de conduire
370
verbruiken
consommer
371
wegslepen, in beslag nemen
emmener en fourrière
372
het chassis
le châssis
373
de carosserie
la carrosserie
374
het plaatwerk
la tôlerie
375
de vooruit
le pare-brise
376
de achterklep
le hayon
377
het portier
la portière
378
het slot
la serrure
379
de passagiersruimte
l'habitacle
380
de zitplaats
la siège
381
de voorbank
le siège avant
382
de achterbank
le siège arrière
383
het dashboard
le tableau de bord
384
de richtingaanwijzer
le clignotant
385
de toeter
le klaxon
386
de snelheidsmeter
le compteur de vitesse
387
het stuur
le volant
388
de TomTom
le GPS
389
de achteruitkijkspiegel
le rétroviseur
390
het pedaal
la pédale
391
de rem
le frein
392
de handrem
le frein à main
393
de versnellingspook
la boîte de vitesses
394
het groot licht
les feux de route
395
het dimlicht
les feux de croisement
396
de mistlampen
les feux de brouillard
397
de achteruitrijlamp
le phare de recul
398
de antenne
l'antenne
399
de tank
le réservoir
400
de ontsteking
l'allumage
401
de autobougie
la bougie
402
de batterij
la batterie
403
de drijfriem
la courroie de transmission
404
de motor
le moteur
405
de motorkap
le capot moteur
406
de uitlaat
l'échappement
407
de bumper
le pare-choc
408
de nummerplaat
la plaque d'immatriculation
409
de wieldop
l'enjoliveur
410
het wiel
la roue
411
de band
le pneu
412
de krik
le cric
413
het reservewiel
la roue de secours
414
het voertuig
le véhicule
415
de vrachtwagen
le poids-lourd
416
de vrachtwagen met oplegger
le semi-remorque
417
de bestelwagen
la camionnette
418
de motor
la moto
419
de bromfiets
la mobylette
420
de camper
le camping-car
421
de caravan
la caravane
422
de aanhangwagen
la remorque
423
de weg
la route
424
de rijksweg
la route nationale
425
de provinciale weg
la route départemantale
426
de ring
la rocade
427
het verkeer
la circulation
428
afstand houden
garder une distance de sécurité
429
voorrang geven
céder le passage
430
de voorrang hebben
avoir la priorité
431
geen voorrang verlenen
refuser la priorité
432
het lichtsignaal
l'appel de phares
433
het stoplicht
les feux tricolores
434
de snelheidsbegrenzer
le limitateur de vitesse
435
de snelheidsbeperking
la limitation de vitesse
436
het stopverbod
l'interdiction de s'arrêter
437
het parkeerverbod
l'interdiction de stationner
438
beperken tot
limiter à
439
uitsluitend bewoners
sauf riverains
440
de viersprong
le carrefour
441
de rotonde
le rond-point
442
de bocht
la courbe
443
de blinde bocht
le virage sans visibilité
444
de kuil in de weg
le nid de poule
445
de verkeersdrempel
le ralentisseur
446
de middenberm
le terre-plein central
447
de beveiligde overweg
le passage à niveau gardé
448
de onbewaakte overweg
le passage à niveau non gardé
449
de voorsorteerstrook
la voie de stockage
450
het zebrapad
le passage pour piétons
451
de snelweg
l'autoroute
452
de tol
le péage
453
de parkeerplaats
le parking
454
de stopplaats
l'aire de service
455
de splitsing
la bifurcation
456
de file
le bouchon
457
de kijkfile
le ralentissement causé par les curieux
458
de oprit
la bretelle d'entrée
459
de praatpaal
la borne d'urgence
460
de rijstrook
la voie de circulation
461
de pechstrook
la bande d'arrêt d'urgence
462
het snelwegknooppunt
la jonction d'autoroutes
463
het knooppunt
l'échangeur
464
de automobilist
l'automobiliste
465
de chauffeur
le conducteur
466
de motorijder
le motard
467
de vrachtwagenchauffeur
le conducteur de camion
468
de fietser
le cycliste
469
de voetganger
le piéton
470
de lifter
l'auto-stoppeur
471
de rijschool
l'auto-école
472
de wegpiraat
le chauffard
473
de zondagsrijder
le conducteur du dimanche
474
de spookrijder
le véhicule circulant à contre-sens
475
zonder benzine staan
tomber en panne d'essence
476
een lekke band hebben
crever
477
de lekke band
le pneu crevé
478
de omleiding
la déviation
479
de werkzaamheden
les travaux
480
een ongeluk hebben
avoir une accident
481
pech hebben
être en panne
482
de takeldienst
me service de dépannage
483
de takelwagen
la dépanneuse
484
de benzinepomp
la pompe à essence
485
de reparatie
la réparation
486
de schadeaangifte
la déclaration de dommages
487
het schadeformulier
le constat amiable
488
de schadevergoeding
l'indemnisation
489
het rijbewijs
le permis de conduire
490
het puntenrijbewijs
le permis à points
491
het kentekenbewijs
la carte gris
492
de groene kaart
la carte verte
493
de all-riskverzekering
l'assurance tous risque
494
de verzekering van derden
l'assurance au tiers
495
de verzekeringspolis
la police d'assurance
496
de rechtsbijstandsverzekering
l'assurance assistance juridique
497
de automobielclub
le club de mobilité
498
de verkeersregels
le code de la route
499
de verkeersovertreding
l'infraction
500
de bekeuring
la contravention
501
een boete opleggen
mettre une amende
502
een flitspaal
le radar
503
flitsen
flasher
504
de verkeersbrigade
la patrouille scolaire
505
de wielklem
le sabot de Denver
506
Zich aan de verkeersregels houden
respecter le code de la route.
507
door het rood licht rijden
brûler un feu rouge
508
naar de derde versnelling schakelen
passer la troisième
509
zij reed 110
Elle roulait à 110
510
Ze hebben zijn rijbewijs afgenomen.
On lui a retiré son permis.
511
Je hebt de verkeerde afslag van de snelweg genomen.
Tu as pris la mauvaise sortie de l'autoroute.
512
Ze heeft net haar rijbewijs gehaald.
Elle vient de passer son permis.
513
Hij heeft nog moeite met insteken.
Il a encore du mal à faire les créneaux
514
Mijn voertuig is in beslag genomen. Wat gaat me dat kosten?
Ma voiture a été emmenée à la fourrière. Combien ca va me coûter?
515
Kunt u mijn band herstellen aub?
Pouvez-vous réparer mon pneu s'il vous plaît?
516
Ik moet de uitlaat laten vervangen.
Il faut que je fasse remplacer l'échappement.
517
Hoe lang gaat de reparatie duren?
Combien de temps va durer la réparation?
518
de accu is leeg.
La batterie est à plat.
519
