Vocabulaire Tour 2 étape 1&2 Flashcards

(93 cards)

1
Q

de diversiteit

A

la diversité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een geluk, gelegenheid

A

une chance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een specifieke behoefte

A

un besoin spécifique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de beeldende kunsten

A

les arts plastiques

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de jeugd, adolescentie

A

l’adolescence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een minderheid

A

une minorité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een oordeel

A

un jugement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de integratie

A

l’intégration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een (gender)identiteit

A

une identité (de genre)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de homoseksualiteit

A

l’homosexualité

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een basisschool

A

une école primaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een/de kleuterschool

A

une école maternelle
la maternelle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een operatie

A

une opération

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een procedure

A

une procédure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een proces

A

un processus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een zoektocht

A

une quête

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een steun

A

un soutien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een onderwerp

A

un sujet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een onderwijssysteem

A

un système scolaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een rolstoel

A

une chaise roulante

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een torso/romp

A

un torse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een transitie/overgang

A

une trasition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

kosmopolitisch

A

cosmopolite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

slechtziend

A

malvoyant(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
zeldzaam, schaars
rare
26
gescheiden
séparé(e)
27
taboe
tabou
28
aanvaarden
accepter
29
vieren
célébrer
30
beschouwen als
considérer comme
31
weghalen/verwijderen
enlever
32
evolueren
évoluer
33
zich uitdrukken
s'exprimer
34
zich integreren
s'intégrer
35
oordelen/beoordelen
juger
36
(iets) toelaten (aan iemand)
permettre (quelque chose à quelqu'un)
37
voorbereiden om, tot
préparer à
38
beantwoorden/voldoen aan
répondre à
39
ondersteunen
soutenir
40
waarderen
valoriser
41
moeite hebben om
avoir du mal à
42
aanvaard worden
être accepté(e)
43
sterk zijn in
être forte, forte en
44
afkomstig zijn van
être originaire de
45
gepassioneerd zijn door
être passioné/passionée par + substantif
46
goed doen
faire du bien
47
ieder
chacun(e)
48
vrij
librement
49
le braille
het braille
50
une classe DASPA
een OKAN-klas
51
un élève primo-arrivant
een OKAN-leerling
52
une mammectomie
borstamputatie
53
être porteur, porteuse de (handicap)
(een beperking) hebben
54
een liefhebber/liefhebster
un amateur/une amatrice
55
een workshop
un atelier
56
een hondertal
une centaine
57
een schelp
un coquilage
58
een wezen/schepsel
une créature
59
een verbeelding/fantasie
une fantaisie
60
een beurs
une foire
61
een inclusie
une inclusion
62
een limiet
une limite
63
een pruik
une perruque
64
een professional
un professionnel/une professionnelle
65
een profiel
un profil
66
een zeemeermin
une sirène
67
een inclusieve sport
un sport d'inclusion
68
een outfit
une tenue
69
een golf
une vague
70
bijpassend (bij)
assorti, assortie à
71
glanzed
brillant(e)
72
fantastsich, fantsasie-
fantastique
73
inclusief
inclusif/inclusive
74
magisch
magique
75
betalend
payant(e)
76
veilig/beveiligd
sécurisé(e)
77
levendig/helder
vif/vive
78
schijnen/schitteren
briller
79
zich ontspannen
se détendre
80
opnemen
inclure
81
zich schminken
se maquiller
82
verzamelen/bijeenbrengen
rassembler
83
plaatsvinden
se tenir
84
veranderen (in)
se transformer (en)
85
zorgen voor
prendre soin de
86
dankzij
grâce à
87
ongeacht
peu importe
88
un bassin
een (zwem)dok
89
un éclat
een plons
90
un lagon
een lagune
91
onduler
kronkelen/golven
92
revêtir
zich kleden in, dragen
93
rivaliser
concurreren