Vocabulary Flashcards

(728 cards)

1
Q

approximately, about

A

ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

closed

A

dicht/gesloten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

open (e.g. the shop is open)

A

geopend/open

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

to open

A

openen/opengaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

to close

A

sluiten/dichtgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sentence

A

de zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

different

A

verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

the same

A

hetzelfde/dezelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

similar

A

dergelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

during the week/weekdays

A

doordeweeks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to move/to reschedule

A

verzetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

surprise

A

de verrassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to have a proposal

A

voorstel hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

the day after tomorrow

A

overmorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to know so/stgh

A

kennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to know of so/sthg

A

weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

for example

A

bijvoorbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

to like something

A

lekker vinden/lusten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

to order

A

bestellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

to take

A

nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

choice

A

de keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

to make a choice

A

keuze maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

please

A

graag/alstublieft(alsjeblieft)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

desert (food) (3)

A

het toetje/het desert/het nagerecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
starter course
het voorgerecht
26
main course
het hoofdgerecht
27
soup
de soep
28
table
de tafel
29
waiter
de ober/de serveerster-woman
30
receipt
de bon/het bonnetje
31
bill
de rekening
32
wonderful, delicious
heerlijk
33
inside
binnen
34
outside
buiten
35
meat
het vlees
36
corn
de mais
37
banana
de banaan
38
important
belangrijk
39
At what time?
Hoe laat?
40
When?
Waneer?
41
unfortunately
ongelukkig/helaas
42
spring
de lente
43
summer
de zomer
44
autumn
de herfst, het najaar
45
winter
de winter
46
sweet
zoet
47
salty
zout
48
bitter
bitter
49
sour
zuur
50
juice
de jus/het sap
51
salt
het zout
52
honey
de honing
53
egg
het ei
54
milk
de melk
55
cheese
de kaas
56
nasty, bad tasting, disgusting
vies
57
to hate something
iets vies vinden
58
to love something
houden van
59
difficult
moeilijk
60
easy
makkelijk
61
big
groot
62
soft
zacht
63
gladly
graag
64
lot
veel
65
few,little
weinig
66
women
de vrouw
67
man
de man
68
close/nearby
dichtbij
69
far
ver weg
70
boy
de jongen
71
kid
het kind
72
girl
het meisje
73
How often?
Hoe vaak?
74
hiking
wandelen
75
shopping list
het boodschappenlijstje
76
I don't feel like it (activity/thing)
Ik heb niet zo'n zin in + (verb/noun)
77
expensive
duur
78
cheap
goedkoep
79
to add
toevoegen
80
to full out
invullen
81
to write up
opschrijven
82
to need (2)
nodig hebben/benodigen
83
to get/to receive
krijgen
84
safety
de veiligheid
85
note, banknote
het briefje (e.g. het briefje van tien)
86
change (coin money)
het kleingeld
87
wallet
de portemonnee
88
Who's turn is it?
Wie is er aan de beurt?
89
second-hand clothing
tweedehandige kleding
90
clothing
de kleding
91
seller
de verkoper/de verkoopster
92
sender
de verzender
93
receiver
de ontvanger
94
to give
geven
95
as good as new
zo goed als nieuw
96
to use
gebruiken
97
used
gebruikt
98
worn
gedragen
99
to wear
dragen
100
to sell to
verkopen aan
101
actually/exactly
eigenlijk
102
fixed
vast(e)
103
sometimes
soms
104
often
vaak
105
every
elk(e)
106
earlier
eerder
107
later
later/straks
108
only
alleen/enkel
109
to wake up
opstaan
110
to have a shower
(zich) douchen
111
to have a breakfast
ontbijten
112
to turn on the computer
de computer aanzetten/aandoen
113
to answer
beantwoorden
114
to set up meetings
afspraken maken
115
to do housework/chores
huishouden doen
116
to tidy up
opruimen
117
to clean
schoonmaken/reinigen
118
mostly
meestal
119
to do the shopping
boodschappen doen
120
to watch
kijken
121
to participate in
deelnemen
122
relaxing
ontspannend
123
never
nooit
124
first(ly)
eerst
125
lastly
tot slot
126
cutlery
het bestek
127
enough
genoug
128
pan
de pan
129
plate
het bord
130
entrance
de toegang
131
admission ticket
de toegangskaart
132
airplane
het vliegtuig
133
boat
de boot
134
stop (metro, tram, bus)
de halte
135
bend (on the road)
de bocht
136
rail
het spoor
137
airport
het vliegveld
138
clear/obvious
duidelijk
139
door
de deur
140
stair(s)
de trap
141
lift/elevator
de lift
142
gear/ acceleration
de versnelling
143
grape
de druif
144
to stir
roeren
145
to cut
snijden
146
to transfer
overmaken
147
tip/gratituity
de fooi
148
greengrocer (zöldséges)
de groenteboer
149
kind regards
vriendlijke groeten
150
sufficient
voldoende
151
to divide
delen
152
to do the dishes
de afwas doen/afwassen
153
laundry
het wasgoed
154
to vaccuum
stofzuigen
155
burden/load
de last
156
to have pain in (internal)
pijn hebben in
157
to have pain on (external)
pijn hebben aan
158
headache
hoofdpijn
159
to have problem with
last hebben van
160
belly, tummy
de buik
161
to fall from
vallen van
162
in order to
om te
163
throat
de keel
164
to look in
kijken in
165
to look at
kijken naar
166
to feel
voelen
167
to touch
voelen aan
168
complaint
de klacht
169
doctor
de dokter/ de arts
170
GP (general practitioner)
de huisarts
171
reason, cause
de reden/de oorzaak
172
the why
de waarom
173
ügyeleti idő
het spreekuur
174
to have a fever
koorts hebben
175
musclepain
de spierpijn
176
body
het lichaam/het lijf
177
nausous, sick
misseljijk
178
the flue
de grip
179
Get well soon!
Beterschap!
180
tired
moe
181
to have a cold
verkouden zijn
182
ear, ears
het oor, de ooren
183
eye, eyes
het oog, de oogen
184
nose, noses
de neus, de neuzen
185
mouth
de mond
186
arm
de arm
187
knee, knees
de knie, de knieen
188
head, heads
het hoofd, de hoofden
188
toe, toes
de teen, de tenen
188
neck, necks
de nek, de nekken
188
back
de rug
188
shoulder, shoulders
de schouder, de schouders
189
finger, fingers
de vinder, de vingers
189
hand, hands
de hand, de handen
190
leg, legs
het been, de benen
191
calf
de kuit
192
cramp in the calf
kramp in/aan mijn kruit
193
to move
bewegen
194
present
het heden
195
past
het verleden
196
future
de toekomst
197
since
sinds
198
already
al
199
still
nog steeds
200
not yet
nog niet
201
no more
niet meer
202
the day before yesterday
eergisteren
203
city hall
het stadhuis/ het gemeentehuis
204
to register yourself
jezelf inschrijven
205
to register birth
geboorte aangevento
206
to renew driver's license
rijsbewijs verlengen
207
to request a driver's license
rijsbewijs aanvragen
208
to marry
trouwen
209
relocation
de verhuizing
210
destination
de bestemming
211
marriage
het huwelijk
212
to report/to pass on info
doorgeven
213
before/prior
vooraf
214
possibilities
de mogelijkheiden
215
declaration
de aangifte
216
wedding
de bruiloft
217
passing away
het overlijden
218
death
de dood
219
divorce
de scheiding
220
passport
het paspoort
221
birth
de geboorte
222
to die/to pass away
overlijden
223
to be born
geboren worden
224
to get divorced
scheiden
225
soon
binnenkort
226
probably
waarschijnlijk
227
bald
kaal
228
shy, embarassed
verlegen
229
deceased, passed away
overleden
230
young
jong
231
to be married to someone
getrouwden zijn met iemand
232
thick, fat
dik
233
thin
dun
234
moustache
de snor
235
beard
de baard
236
slender, slim
slank
237
to pull, draw (also to hike)
trekken
238
while
terwijl
239
invitation
de uitnodiging
240
to invite
uitnodigen
241
lost
verloren
242
expired
verlopen
243
driver's license
het rijsbewijs
244
spoon
de lepel
245
flavour
de smaak
246
nightstand
het nachtkastje
247
parttime job
de bijbaan
248
to work parttime
in deeltijd/parttime werken
249
what kind of..?
wat voor...?
250
job
de baan
251
nowhere
nergens
252
electrical outlet/socket
het stopcontact
253
weather
het weer
254
trafffic jam
de file
255
by the way
trouwens
256
to accompany someone
meelopen met iemand
257
near/by/next to
naast
258
opposite/accross
tegenover
259
to address (her/him)
aanspreken (haar/hem)
260
to understand
begrijpen
261
above
boven
262
to do small talk
over koetjes en kalfjes praten
263
voluntary work/service
het vrijwilligerswerk
264
quality (tulajdonság)
de eigenschap
265
polite
beleefd
266
calm
rustig
267
vacancy
de vacature
268
experience
de ervaring
269
available
beschikbaar
270
to try something on (clothes)
passen
271
to try something (food)
proeven
272
to swing
schommeln
273
swing
de schommel
274
He's done well for himself
Hij heeft goed geboerd.
275
smart
slim
276
dumb, stupid
dom
277
complex
ingewikkeld
278
fast
snel
279
slow
langzaam
280
sad (2)
somber, verdrietig
281
happy (3)
blij, gelukkig, vrolijk
282
nervous, anxious (3)
zenuwachtig, nerveus, onrustig
283
not quite/ a bit
niet helemaal
284
not at all
helemaal niet
285
explanation
de uitleg
286
angry
boos
287
to mean
betekenen
288
meaning
de betekenis
289
to explain
uitleggen
290
completely
helemaal
291
to intend, to mean
bedoelen
292
intention
de bedoeling
293
to understand (physically e.g. able to hear clearly)
verstaan
294
afraid
bang
295
lonely
eenzam
296
to argue
ruzie maken
297
each other
elkaar
298
to meet
ontmoeten
299
to get to know
leren kennen
300
You look good in that (clothing)
Dat staat je goed
301
There is a stain on my trousers
Er is een vlek op mijn broek
302
Are they comfortable? (shoes)
Zitten ze lekker?
303
How does it look (on me)? - clothes
Hoe staat er?
304
Tastes differ/to each their own
Smaken verschillen
305
both
allebei
306
to look around
rondkijken
307
pullover
de trui
308
size
de maat
309
tight, rigid
strak
310
ugly
lelijk
311
discounted, on sale
afgeprijsd
312
to be on sale
in de uitverkoop zijn
313
boardgame
het spelletje
314
game
het spel
315
..of your choise
..naar keuze
316
box
de doos
317
birthday
de verjaardag
318
Happy Birthday! Congratulations
Geleficiteerd!
319
Christmas
de Kerstmis
320
Merry Christmas!
Vrolijk Kerstfeest!
321
New Year's Eve
de oudejaaravond
322
Happy New Year!
Gelukkig nieuwjaar!
323
to enjoy
genieten
324
fun (2)
het plezier, de pret
325
pupil, learner
de leerling
326
caregiver
de verzorger
327
cleaner
de schoonmaker
328
successful (2)
geslaagd, successvol
329
distribution
de uitreiking
330
diplomaosztó
diploma uitreiking
331
equally as nice
ongeveer even leuk
332
child-friendly neighbourhood
kindvriendlijke buurt
333
suburb
de woonwijk
334
attic
de zolder
335
basement
de kelder
336
wide, broad
breed
337
deep
diep
338
shed
het schuurtje
339
low
laag
340
hideous, horrible, disgusting
afschuwelijk
341
guesbedroom
de logeerkamer
342
That's not our taste
Dat is niet onze smaak
343
boring
saai
344
bothersome, annoying
vervelend
345
I feel stupid
Ik voel me domb
346
awful, horrible
verschrikkelijk
347
opinion
de mening
348
to talk about/to tell someone about
vertellen over
349
to get in contact with
contact krijgen met
350
to give soemthing to someone
geven iets aan iemand
351
to be done, to be ready
klaar zijn
352
to dare
durven
353
to forget
vergeten
354
to join, to take part in
meedoen
355
to hold a conversation
gesprek voeren
356
help
de hulp
357
to help
helpen
358
garbage
het vuilnis
359
That's not necessary (2)
Dat hoeft noet/Dat is niet nodig
360
That's a small effort (2)
Dat is een kleine moeitje/Dat is een weinig wek
361
That's simple
Dat is handig
362
It's not working
Dat lukt niet
363
It's not going well for me
Dat lukt me niet
364
chore
de klus
365
to be there for someone
klaar staan voor iemand
366
announcement board
het mededelingenbord
367
statement
de mededeling
368
to paint the wall
de muur verven
369
to iron (clothes)
strijken
370
bad excuses
de smoesjes
371
elterelés (útmunkálatok miatt)
de omleiding
372
roadworks
wegwerkzaamheden
373
on time
op tijd
374
late
te laat
375
There was a traffic jam
Er stond een file/Er was een file
376
My alarm didn't go off
Mijn wekker ging niet
377
The bus had a delay
De bus had vertraging
378
deer
het hert
379
See you later!
Tot straks!
380
shelf
het schap
381
to fail (the exam)
zakken (het examen)
382
to succeed/pass (the exam)
slagen (het examen)
383
to celebrate
vieren
384
choir
het koor
385
chair
de stoel
386
queue
de rij
387
to stand in a queue
in de rij staan
388
cute
schattig
389
just now
net
390
to sound
klinken
391
Sounds good.
Klinkt goed.
392
one and a half meter (1.5 m)
anderhalve meter
393
to look forward to
ernaar uitkijken te + verbum
394
to decorate
versieren
395
education
het onderwijs
396
to be curious about something
benieuwd zijn naar iets
397
test (noun)
de toets
398
doubt
de twijfel
399
to compare
vergelijken
400
to leave
weg gaan
401
to have fun
plezier hebben
402
to enjoy
genieten van
403
to visit
bezoeken
404
to get to know someone
kennismaken met iemand
405
to discover
ontdekken
406
to collect
verzamelen
407
to bring together
elkaar brengen
408
in advance
alvast
409
extensive, thorough
uitgebreide
410
although, even though
hoewel
411
accident
het ongeluk
412
to succeed
lukken
413
the opposite
het tegenovergestelde
414
dangerous
gevaarlijk
415
to change
wijzigen
416
no later than
uiterlijk
417
to fail
mislukken
418
failure
de mislukking
419
consultation
het overleg
420
to rebuild
verbouwen
421
change
de wijziging
422
request
het verzoek
423
treatment
de behandeling
424
referral
de verwijsbrief
425
anesthesia
de verdoving
426
cavity
het gaatje
427
to drill
boren
428
to fill
vullen
429
filling
de vulling
430
hayfever
de hooikoorts
431
side effect
de bijwerking
432
to bend/to bow
buigen
433
to brush the teeth
tandenpoetsen
434
molar
de kies
435
tooth, teeth
de tand, de tanden
436
to turn around
zich omdraaien
437
to point out
aanwijzen
438
to bend backwards
achteroverbuigen
439
to band forward
vooroverbuigen
440
to take off (clothes)
uitdoen
441
to put on (clothes)
aandoen
442
quite
best
443
to compensate/to reimburse
vergoeden
444
to forward
doorsturen
445
to send
(op)sturen
446
to co-pay
bijbetalen
447
by itself
vanzelf
448
to hand in
inleveren
449
to remember (2)
onthouden/zich herinneren
450
to remind
herinneren
451
to transfer
overmaken
452
device
het toestel
453
regularly
regelmatig
454
monthly
maandelijks
455
one-time
eenmalig
456
subscription
het abonnement
457
membership
het lidmaatschap
458
to note (2)
opschrivjen/noteren
459
to close the shop (also to enter into a contract), disconnect
aflsuiten (the winkel, een contract)
460
to sleep in
uitslapen
461
to omit
weglaten
462
to check something, to correct something
nakijken
463
previous
vorige
464
favourite food
het lievelingseten
465
to do the laundry
de was doen
466
jealous
jalours
467
patience
het geduld
468
happiness, luck
het geluk
469
nowadays
tegenwoordig
470
to disappoint (2)
teleurstellen, tegenvallen
471
to earn/deserve
verdienen
472
career
de carriére
473
mood
het humeur
474
development
de ontwikkeling
475
confusion
de verwarring
476
cooperation
de samenwerking
477
to achieve
presteren
478
achievement
de prestatie
479
to confuse
verwarren
480
user
de gebruiker
481
remark
de opmerking
482
activity
de werkzaamheid
483
fuction
de functie
484
support
de steun
485
to support, sustain (2)
steunen/ondersteunen
486
to acknowledge, admit
bekennen
487
to be interested in something
voor iets belangstelling hebben
488
thanks to someone/something
dankzij iemand/iets
489
organized, regular
geregeld
490
to please
bevallen
491
to talk about/speaking of...
het hebben over
492
barely, hardly
nauwelijks
493
impossible
onmogelijk
494
appaling, terrible, unsettling
ontzettend
495
in my opinion
volgens mij
496
1. bad, 2. very
erg
497
task
de taak
498
surprised
verbaasd
499
fact
het feit
500
waste of time (2)
de tijdverspilling/ het is zonde van de tijd
501
satisfied, pleased (2)
tevreden, voldaan
502
step
de stap
503
to be right
gelijk hebben
504
attention
de aandacht
505
result
het resultaat
506
to draw the attention of someone
aandacht trekken van iemand
507
offer
het aanbod
508
to accept an offer
een aanbod aannemen
509
to say to someone
zeggen tegen iemand
510
to introduce yourself to someone
zich voorstellen aan iemand
511
amusement park
het pretpark
512
directly, immediately
meteen
513
broke (financially)
geldgebrek
514
I'm doing the finishing touches
Ik ben met de laatse loodjes bezig
515
difficulty breathing (2)
benauwd, kortademig
516
That disappoints me greatly
Het valt me erg tegen
517
to keep fighting
vechten blijven
518
to decide
besluiten
519
compatition, contest
de wedstrijd
520
apprearance
het uiterlijk
521
to get used to something
gewend raken aan iets
522
to endure, persist, keep up
volhouden
523
except for
behalve
524
speed, haste
de spoed
525
to be in danger, jeopardy
in gevaar zijn
526
to jeopardize, endanger
in gevaar brengen
527
to become
worden
528
musician
de muzikant/ de muzikante
529
actor, actress
de acteur, de actrice
530
artist
de kunstenaar, de kunstenares
531
politician
de politicus, de politica
532
athlete, sportsperson
de sportman, de sportvrouw
533
to carry out, perform
uitvoeren
534
intention, resolution
het voornemen
535
to resolve (yourself) to do something
zich voornemen iets te doen
536
before (beforehand)
tevoeren (van tevoeren)
537
to arrange
regelen
538
meeting, gettogether
de bijeenkomst
539
translator
de vertaler
540
to be crazy about someone/something
dol op iemand/iets zijn
541
to loose weight
afvallen
542
debt, blame
de schuld
543
to pay off debts
schulden afbetalen
544
in the foreseeable future
binnen een afzienbare tijd
545
senses
de zintuigen
546
to notice something, someone
iets/ iemand in de gaten hebben
547
to keep an eye on something/something
iets/iemand in de gaten houden
548
spice, spices
de specerij, de specerijen
549
to smell
ruiken
550
unconcious
onbewust
551
hallás
het gehoor
552
furthermore
bovendien
553
bride
de bruid
554
groom
de bruidegom
555
to snack
snoepen
556
attempt
de poging
557
behaviour
het gedrag
558
1. to arrive, 2. to gain weight
aaankomen
559
to be bored
zich vervelen
560
to be mistaken, wrong
zich vergissen
561
addiction
de verslaving
562
average
gemiddeld
563
to enjoy, amuse yourself
zich amuseren
564
to focus on something
zich concentreren OP iets
565
to behave, act
zich gedragen
566
to hurry, haste
zich haasten
567
to need to do something
hoeven te + verbum
568
to shave
zish scheren
569
at times, occasionally (2)
af en toe/wel eens
570
benefit, advantage
het voordeel
571
disadvantage
het nadeel
572
educational
leerzaam
573
to start working
aan de slag gaan
574
challenging
uitdagend
575
employement, tenure
het dienstverband
576
permanent contract
het contract voor onbepaalde tijd
577
real estate
het vastgoed
578
intern
stagier, stagiere
579
suitable, appropriate
geschikt
580
teenager
tiener
581
responsible
verantwoordlijk
582
motivation
de inzet
583
preseverence
het doorzettingsvermogen
584
recognized
erkend
585
to deal with something, someone
omgaan met iets/iemand
586
to be addicted to
verslaafd zijn met
587
company, society
het gezelschap
588
to be in the company of friends
in gezelschap zijn van vrienden
589
to be angry with someone
boos zijn op iemand
590
currently
huidig
591
Hibázni emberi dolog
Vergissen is menselijk
592
Practise makes perfect
Oefining baart kunst
593
at the same time, simultaneously
tegelijk
594
to take a shower
zich douchen
595
to search for, scour, scan
afspeuren
596
to spin
tollen
597
Promise creates debt
Belofte maakt schuld
598
to promise
beloven
599
Le a kalappal!
Petje af!
600
very, considerable, large
flink
601
law
de wet
602
legal
wettelijk
603
ability
het vermogen
604
to convince
overtuigen
605
to demand, to require
eisen
606
to satisfy, to meet expecations
voldoen AAN
607
demand, requirement
de eis
608
company (cég)
het bedrijf
609
agreement
de overeenkomst
610
until
totdat
611
to be present
aaanwezig zijn
612
to connect to
aansluiten OP
613
to prepare for
zich voorbereiden OP
614
to depend on
afhangen VAN
615
handicraft
de haandvaardigheid
616
once (it is..)
zodra (is er..)
617
efficient
efficient
618
un/inefficient
on/inefficient
619
to connect, link (2)
koppelen, aansluiten
620
to stop by
langskomen
621
that depends on..
het hangt ervan af..
622
burnt out
afgebrand
623
too stressed
overspannen
624
to splurge on
uitgeven aan
625
interest (3)
de belangstelling, animo, de insteresse
626
turn off
uitzetten
627
turn (back) on
opnieuw aanzetten
628
pipa
vinkje
629
wireless
draadloos
630
cable
het snoer
631
to connect/disconnect the cable
het snoer aan/afsluiten
632
I have no clue (3 - less formal
1. Ik heb geen flauw idee. 2. Weet ik veel. 3. Ik zou het niet weten.
633
history
de geschiedenis
634
nice (2)
aardig, hartelijk
635
To grab the chance with both hands
De kans met beide handen aangrijpen.
636
Done and dusted
Klaar is kees.
637
Two birds with one stone (két legyet egy csapásra)
Twee vliegen in een klap.
638
list of things
de opsomming
639
contrast, opposite
de tegenstelling
640
continuation
het vervolg
641
result, effect
het gevolg
642
to deliver (2)
afleveren, bezorgen
643
reasonable, skillful, smart (3)
verstandig, handig, slim
644
cattlefarm
de veehouderij
645
poultry
het pluimvee
646
ostrich
de struisvogel
647
frost
de vorst
648
handsome (person)
knap
649
tough, chewey food
taai
650
tender, soft food
bros, mals
651
to be silent, to keep quiet
zwijgen
652
to push
duwen
653
all kinds of
allerlei
654
however
echter
655
quarry
de groeve
656
rude
onbeleefde
657
there (3)
daar/ginds/daarginds
658
To be of the opinion that...
Van de mening zijn, dat...
659
to agree (2)
mee eens zijn/ akkoord gaan
660
to believe
geloven
661
drastic
ingrijpend
662
to solve
oplossen
663
articifial (2)
kunstmatig/artificieel
664
to be based on something
gebaseerd zijn op iets
665
dairy
zuiwel
666
adverse, harmful
nadelig
667
excessive
overmatig
668
wordlwide
wereldwijd
669
to divide, to distribute
verdelen
670
judge
de rechter
671
to be in doubt, to doubt
twijfelt zijn
672
felolvasni
voorlezen
673
additional
bijkomend
674
unlimited
onbeperkt
675
employment agency
het uitzendbureau
676
Don't hesitate to do something
Aarzel dan niet iets te doen
677
summary
de samenvalting
678
general
algemeen
679
detailed
gedetaileerd
680
poor
arm
681
touch
de aanraking
682
lovely, charming, caring, compassionate
liefdevolle
683
to not like (to do )something
een hekel hebben aan iets (te doen)
684
episode
de aflevering
685
motherhood
het moederschap
686
owner
de eigenaar
687
clumsy
onhandig
688
busy
bezig
689
government
de regering
690
to run out/to run low (elfogy a cigi)
opraken (sigaretten opraken)
691
to get increased
stijgen/omhoog gaan
692
danger (2)
de bedreiging, het gevaar
693
flood
de overstoming
694
continuation, survival
het voortbestaan
695
sustainability
de duurzaamheid
696
measure
de maatregel
697
rule
de regel
698
harmful
schadelijk
699
polluting
vervuilend(e)
700
attractive
attractief
701
packaging
de verpakking
702
recycleable
recyclebaar
703
recycled
gerecycled
704
to grow
groeien
705
transportation (2)
het transport, het vervoer
706
public transportation
openbaar vervoer
707
environmentally friendly
milieuvriendelijk
708
Electricity (2)
de stroom, de electriciteit
709
way, manner
de manier
710
dirty
vuil(e)
711
greenhouse effect
het broeikaseffect
712
to melt
smelten
713
menace
bedreiging
714
climate
het climaat
715
flood
de overstroming
716
shortage, lack
het tekort
717
to emerge, to originate (képződni, keletkezni)
ontstaan
718
earth
de aarde
719
ground
de grond
720
721
domestic
huiselijk
722
domestic
huiselijk
723
sorrow, sadness
het verdriet