Vorming & Verandering Flashcards
(39 cards)
internalisering
cultuurelementen worden zo vanzelfsprekend dat het als ‘tweede natuur’ wordt ervaren
welke drie soorten kapitaal kunnen mensen bezitten?
- economisch (bezit/hoog inkomen)
- sociaal (connecties, netwerken, mate van respect)
- cultureel (kennis, houdingen, opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities)
enculturatie
aanleren eigen cultuur
Wat zijn de vijf functies van socialisatie?
- continuering vd cultuur
- verandering vd cultuur
- identificatie met eigen groep/cultuur
- identiteitsontwikkeling van het individu
- gedragsregulatie van het individu
wat zijn nature en nurture invloeden?
nature: biologische of erfelijke factoren
nurture: opvoeding en omgevingsfactoren
-> discussies over welke meer bepalend is voor eigenschappen van individuen
welke drie vormen van socialisatie zijn er?
- primair: binnen kleinere groepen en gemeenschappen waarin mensen directe, persoonlijke relaties met elkaar hebben (gezin, kinderopvang)
- secundair: in meer formele/georganiseerde omstandigheden (school)
- tertiair: door anonieme socialisatoren (media)
wat zijn de drie soorten identiteit?
- persoonlijke: zelfbeeld
- sociale: afgeleid van de groepen waar je deel van uitmaakt
- collectieve: intern (wij-beeld, gezamenlijk zelfbeeld van een groep) en extern (zij-beeld van een groep dat buitenstaanders hebben)
wat zijn de 6 dimensies van Hofstede?
- grote vs kleine machtsafstand
- individualistisch vs collectivistisch
- masculien vs feminien (genderrollen duidelijk gescheiden vs kunnen elkaar overlappen)
- lage vs hoge onzekerheidsvermijding
- lange vs korte termijngerichtheid
- hedonisme vs soberheid (vrije behoeftebevrediging vs moet in toom worden gehouden)
wat zijn de drie politieke dimensies?
- links/midden/rechts
- progressief/conservatief
- materialisme/postmaterialisme
wat zijn de drie politieke hoofdstromingen in Nederland?
- confessionalisme: christelijke waarden en samenwerking in maatschappelijke verbanden
- liberalisme: individuele rechten en vrijheden
- socialisme/sociaaldemocratie: gelijk(waardig)heid via een sterk sturende overheid
welke nieuwe politieke stroming is er ontstaan door globalisering?
- internationalisme/kosmopolitisme: open grenzen, internationale samenwerking
- nationalisme: bescherming natiestaat als basis vd samenleving
wat zeggen de verschillende paradigma’s over socialisatie?
- functionalisme: identiteit is het product van de normen en waarden die bij iemands specifieke rol horen. Politieke socialisatie is gericht op continuering vd politieke cultuur met bijbehorende waarden, normen, opvattingen en gedragspatronen.
- conflict: vorming geeft betekenis aan ongelijkheid in de samenleving en ongelijke machtsverhoudingen en conflict. Socialisatie betekent dat men de bestaande machtsverhoudingen leert kennen. Verschillen in kapitaal werken door in ongelijkheid en machtsverschillen. Onderzoekt effecten van klasse, gender, religie, etniciteit, etc. op maatschappelijke positie.
- sociaalconstructivisme: hoe construeert een individu een eigen identiteit binnen de sociale, culturele, politieke en economische omgeving?
wat zijn de voordelen van rationalisering?
- uitbouw wetenschap -> grotere beheersing sociale processen en natuur
- rationele en efficiënte arbeidsorganisaties
- nadruk op uniforme regels en gelijke behandeling ipv op basis van emotionele binding
- meten van opbrengsten en aandacht voor juiste persoon op de juiste plaats
Wat zeggen de paradigma’s over rationalisering?
- functionalisme: nadruk op de voordelen
- conflict: belangrijk binnen kapitalisme, dus de bron van het ontstaan van ongelijke machtsverhoudingen
- rationele actor: geeft middelen om processen te beheersen en daarmee eigen doelen te behalen
waarom is individualisering zowel een positief als een negatief proces?
positief: vrijheid om eigen keuzes te maken
negatief: gevaar voor maatschappelijke integratie, egoïsme, minder stevige bindingen, eenzaamheid
waarom is empirisch bewijs voor individualisering niet erg sterk?
er zijn grote verschillen tussen groepen, perioden, landen, levenswijzen, etc.
door welke drie processen verandert de politieke macht?
- depersonalisering: de macht van personen is gekoppeld aan hun specifieke rol en niet aan de persoon
- formalisering: politieke macht wordt gekoppeld aan en ingeperkt door de wet
- integratie: door belastingen en wetgeving wordt beslag gelegd op een steeds groter deel van hulpbronnen in een samenleving, tegelijkertijd erkent de staat ruimte voor particulier initiatief
wanneer is een staat een interne soevereine macht?
- als het hoogste gezag regeert over een groep mensen
- als het binnen een bepaald grondgebied valt
- als de staat het geweldsmonopolie en belastingmonopolie bezit
wanneer is een staat een extern soevereine macht?
als het staatsgezag door andere staten als het hoogste gezag over de bevolking op dat grondgebied wordt erkent en dus niet ondergeschikt is aan het gezag van andere staten.
wat zijn de twee ontwikkelingen in het democratiseringsproces?
- uitbouw van de rechtsstaat
- ontstaan en ontwikkeling van volksvertegenwoordiging
welke drie kanttekeningen worden geplaatst bij het democratiseringsproces?
- de mogelijkheid voor burgers om machthebbers te controleren is verkleind door de opkomst van internationale organisaties
- besluitvorming krijgt door democratisering wel meer legitimiteit, maar het duur langer
- burgerparticipatie is niet representatief (gemiddeld tot hoog opgeleid, autochtoon, van middelbare leeftijd)
wat zijn de positieve en negatieve kanten van globalisering en welke groepen horen hierbij?
hyperglobalisten/positief: zien vooral de mogelijkheden voor economische ontwikkeling en internationale samenwerking en communicatie
anti-/andersglobalisten/negatief: globalisering leidt tot overproductie, overconsumptie, zware milieubelasting, uitputting van grondstoffen, etc.
wat zijn drie verschillen in de kijk naar problemen en oplossingen van hyperglobalisten vs andersglobalisten?
- voordelen op korte termijn vs problemen op lange termijn
- duurzaamheid vs economische groei
- vertrouwen vs scepsis t.o.v. wetenschap en technologie
wat zeggen de paradigma’s over globalisering?
functionalisme: in hoeverre en waar leidt globalisering tot een toenemende wereldwijde wederzijdse afhankelijkheid?
conflict: creëert globalisering nieuwe vormen van ongelijkheid en nieuwe machtsverhoudingen in de wereld?
sociaalconstructivisme: de betekenis die mensen toekennen aan globalisering staat centraal (bedreiging of verrijking?)