Vorming & Verandering Flashcards

(39 cards)

1
Q

internalisering

A

cultuurelementen worden zo vanzelfsprekend dat het als ‘tweede natuur’ wordt ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke drie soorten kapitaal kunnen mensen bezitten?

A
  • economisch (bezit/hoog inkomen)
  • sociaal (connecties, netwerken, mate van respect)
  • cultureel (kennis, houdingen, opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

enculturatie

A

aanleren eigen cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vijf functies van socialisatie?

A
  • continuering vd cultuur
  • verandering vd cultuur
  • identificatie met eigen groep/cultuur
  • identiteitsontwikkeling van het individu
  • gedragsregulatie van het individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn nature en nurture invloeden?

A

nature: biologische of erfelijke factoren
nurture: opvoeding en omgevingsfactoren
-> discussies over welke meer bepalend is voor eigenschappen van individuen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke drie vormen van socialisatie zijn er?

A
  • primair: binnen kleinere groepen en gemeenschappen waarin mensen directe, persoonlijke relaties met elkaar hebben (gezin, kinderopvang)
  • secundair: in meer formele/georganiseerde omstandigheden (school)
  • tertiair: door anonieme socialisatoren (media)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de drie soorten identiteit?

A
  • persoonlijke: zelfbeeld
  • sociale: afgeleid van de groepen waar je deel van uitmaakt
  • collectieve: intern (wij-beeld, gezamenlijk zelfbeeld van een groep) en extern (zij-beeld van een groep dat buitenstaanders hebben)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de 6 dimensies van Hofstede?

A
  1. grote vs kleine machtsafstand
  2. individualistisch vs collectivistisch
  3. masculien vs feminien (genderrollen duidelijk gescheiden vs kunnen elkaar overlappen)
  4. lage vs hoge onzekerheidsvermijding
  5. lange vs korte termijngerichtheid
  6. hedonisme vs soberheid (vrije behoeftebevrediging vs moet in toom worden gehouden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de drie politieke dimensies?

A
  • links/midden/rechts
  • progressief/conservatief
  • materialisme/postmaterialisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de drie politieke hoofdstromingen in Nederland?

A
  • confessionalisme: christelijke waarden en samenwerking in maatschappelijke verbanden
  • liberalisme: individuele rechten en vrijheden
  • socialisme/sociaaldemocratie: gelijk(waardig)heid via een sterk sturende overheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke nieuwe politieke stroming is er ontstaan door globalisering?

A
  • internationalisme/kosmopolitisme: open grenzen, internationale samenwerking
  • nationalisme: bescherming natiestaat als basis vd samenleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zeggen de verschillende paradigma’s over socialisatie?

A
  1. functionalisme: identiteit is het product van de normen en waarden die bij iemands specifieke rol horen. Politieke socialisatie is gericht op continuering vd politieke cultuur met bijbehorende waarden, normen, opvattingen en gedragspatronen.
  2. conflict: vorming geeft betekenis aan ongelijkheid in de samenleving en ongelijke machtsverhoudingen en conflict. Socialisatie betekent dat men de bestaande machtsverhoudingen leert kennen. Verschillen in kapitaal werken door in ongelijkheid en machtsverschillen. Onderzoekt effecten van klasse, gender, religie, etniciteit, etc. op maatschappelijke positie.
  3. sociaalconstructivisme: hoe construeert een individu een eigen identiteit binnen de sociale, culturele, politieke en economische omgeving?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de voordelen van rationalisering?

A
  • uitbouw wetenschap -> grotere beheersing sociale processen en natuur
  • rationele en efficiënte arbeidsorganisaties
  • nadruk op uniforme regels en gelijke behandeling ipv op basis van emotionele binding
  • meten van opbrengsten en aandacht voor juiste persoon op de juiste plaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zeggen de paradigma’s over rationalisering?

A
  • functionalisme: nadruk op de voordelen
  • conflict: belangrijk binnen kapitalisme, dus de bron van het ontstaan van ongelijke machtsverhoudingen
  • rationele actor: geeft middelen om processen te beheersen en daarmee eigen doelen te behalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom is individualisering zowel een positief als een negatief proces?

A

positief: vrijheid om eigen keuzes te maken
negatief: gevaar voor maatschappelijke integratie, egoïsme, minder stevige bindingen, eenzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom is empirisch bewijs voor individualisering niet erg sterk?

A

er zijn grote verschillen tussen groepen, perioden, landen, levenswijzen, etc.

17
Q

door welke drie processen verandert de politieke macht?

A
  1. depersonalisering: de macht van personen is gekoppeld aan hun specifieke rol en niet aan de persoon
  2. formalisering: politieke macht wordt gekoppeld aan en ingeperkt door de wet
  3. integratie: door belastingen en wetgeving wordt beslag gelegd op een steeds groter deel van hulpbronnen in een samenleving, tegelijkertijd erkent de staat ruimte voor particulier initiatief
17
Q

wanneer is een staat een interne soevereine macht?

A
  • als het hoogste gezag regeert over een groep mensen
  • als het binnen een bepaald grondgebied valt
  • als de staat het geweldsmonopolie en belastingmonopolie bezit
18
Q

wanneer is een staat een extern soevereine macht?

A

als het staatsgezag door andere staten als het hoogste gezag over de bevolking op dat grondgebied wordt erkent en dus niet ondergeschikt is aan het gezag van andere staten.

19
Q

wat zijn de twee ontwikkelingen in het democratiseringsproces?

A
  • uitbouw van de rechtsstaat
  • ontstaan en ontwikkeling van volksvertegenwoordiging
20
Q

welke drie kanttekeningen worden geplaatst bij het democratiseringsproces?

A
  • de mogelijkheid voor burgers om machthebbers te controleren is verkleind door de opkomst van internationale organisaties
  • besluitvorming krijgt door democratisering wel meer legitimiteit, maar het duur langer
  • burgerparticipatie is niet representatief (gemiddeld tot hoog opgeleid, autochtoon, van middelbare leeftijd)
21
Q

wat zijn de positieve en negatieve kanten van globalisering en welke groepen horen hierbij?

A

hyperglobalisten/positief: zien vooral de mogelijkheden voor economische ontwikkeling en internationale samenwerking en communicatie
anti-/andersglobalisten/negatief: globalisering leidt tot overproductie, overconsumptie, zware milieubelasting, uitputting van grondstoffen, etc.

22
Q

wat zijn drie verschillen in de kijk naar problemen en oplossingen van hyperglobalisten vs andersglobalisten?

A
  • voordelen op korte termijn vs problemen op lange termijn
  • duurzaamheid vs economische groei
  • vertrouwen vs scepsis t.o.v. wetenschap en technologie
23
Q

wat zeggen de paradigma’s over globalisering?

A

functionalisme: in hoeverre en waar leidt globalisering tot een toenemende wereldwijde wederzijdse afhankelijkheid?
conflict: creëert globalisering nieuwe vormen van ongelijkheid en nieuwe machtsverhoudingen in de wereld?
sociaalconstructivisme: de betekenis die mensen toekennen aan globalisering staat centraal (bedreiging of verrijking?)

24
wat zijn de kenmerken van de moderne westerse samenleving op economisch gebied?
- gemengde economie met sterke rationalisering en differentiatie - geglobaliseerde wereldmarkt - wereldwijd toegenomen welvaart - kenniseconomie
24
wat zijn de kenmerken van de moderne westerse samenleving op sociaal-cultureel gebied?
- cultuur is in hoge mate seculier (niet-religieus) - wetenschap en recht zijn belangrijk - veelvuldige en veelsoortige bindingen - zelfontplooiing en persoonlijke autonomie staan centraal - scheiding tussen publieke en private sfeer
25
wat is een kenmerk van de moderne westerse samenleving op politiek gebied?
Staatsbureaucratie waarin de macht van de overheid wordt gelegitimeerd door steun van burgers, beperkt door grondrechten voor burgers en de overheid sociale grondrechten van burgers garandeert
26
wat is een kenmerk van de moderne westerse samenleving op demografisch gebied?
heterogene en sterk verstedelijkte bevolking
27
ideologie van modernisering
een visie op hoe de gewenste samenleving zou moeten zijn; veranderingsprocessen zijn onvermijdelijk en leiden tot vooruitgang
28
wat is de universalistische visie op modernisering?
het is in het westen zo gegaan, de hele wereld zal onvermijdelijk ook zo worden
28
wat is de relativistische visie op modernisering?
hoe moderniteit er uit ziet is afhankelijk van de maatschappelijke en culture condities waaronder modernisering plaats vindt
29
civilisatieproces
sociale normen worden door sociale controle geïnternaliseerd. Daardoor ontstaat ‘dwang tot zelfdwang’. Zo wordt een samenleving ‘beschaafder’.
30
wat zijn de kenmerken van een traditionele samenleving?
- mechanische solidariteit (komt voor uit overeenkomsten en een collectief bewustzijn) - arbeidsdeling: iedereen heeft eenzelfde taak met gelijke en vaste patronen - productie gericht op eigen gebruik - nadruk op conformisme
31
wat zijn de kenmerken van een moderne samenleving?
- organische solidariteit (komt voor uit functionele afhankelijkheid) - arbeidsdeling: vergaande arbeidsdeling en taakdifferentiatie - meer ruimte voor zelfbepaling, individuele vrijheid en verscheidenheid - productie gericht op de markt
32
wat zijn de positieve effecten van het moderniseringsproces?
- Individu kan zich goed ontwikkelen - Keuzevrijheid voor het individu zorgt ook voor (gedeeltelijke) vrijstelling van verplichtingen binnen sociale verbanden
32
wat zijn de negatieve effecten van het moderniseringsproces?
- Geloof in het idee dat individuele capaciteiten bepalend zijn voor maatschappelijk succes zorgt ook voor onderschatting van andere factoren (etniciteit, geslacht, maatsch. afkomst) - Toename van sociale ongelijkheid (nationaal en internationaal) door economische globalisering. Daardoor verzwakt de positie van overheid en werknemers t.o.v. bedrijven
33
wat zijn de drie paradoxen van modernisering?
- Verzelfstandiging vs verafhankelijking - Generalisering (universele cultuur) vs pluralisering - Rationeel vs emotioneel
34
wat zeggen de politieke stromingen over globalisering?
Confessionalisme: - focus op lokale samenleving - rentmeesterschap: zorg voor de aarde voor volgende generaties Liberalisme: - vrijhandel - Europese samenwerking is goed voor vrijheid, welvaart en veiligheid - vertrouwen in het marktmechanisme, minder in regelgeving - milieuproblemen zullen door wetenschappelijke vooruitgang en duurzaam ondernemen aangepakt (moeten) worden Sociaaldemocratie: - Europese en internationale samenwerking tegen schending mensenrechten, onredelijke ongelijkheid van inkomen en macht, discriminatie, milieu-uitputting en -vervuiling - sterke economie en markt zijn belangrijk, maar wel begrenst door wettelijke kaders - negatieve gevolgen globalisering bestrijden met interne regelgeving en overeenkomsten - economie moet duurzaam, eerlijke verdeling schaarse producten staat voorop
35
wat zeggen de politieke stromingen over individualisering?
Confessionalisme: - individualisering en pluriforme cultuur leidt tot onbehagen - sociale cohesie en wederzijdse betrokkenheid is de basis van de samenleving Liberalisme: - individuele vrijheid is het hoogste goed, zowel in materiële zin als ook in sociale relaties - burgers moeten niet afhankelijk zijn van de overheid, maar de overheid moet hen helpen op eigen benen te staan Sociaaldemocratie: - toegenomen mogelijkheden zijn goed - ruimte voor diversiteit in culturen, levensstijlen en -beschouwingen - mag echter niet leiden tot sterkere sociale ongelijkheid - overheid moet burgers beschermen en helpen die het niet zelfstandig redden