Vraag 61-70 Flashcards
(10 cards)
Hoe moet gij uzelven beproeven, eer gij tot het Avondmaal des Heeren gaat?
Eerst moet ik onderzoeken of ik mijzelven vanwege mijn zonden mishaag, en mij daarom voor God verootmoedig; ten tweede, of ik geloof en vertrouw dat mij al mijn zonden om Christus’ wil vergeven zijn; ten derde, of ik ook een ernstig voornemen heb om voortaan in alle goede werken te wandelen.
Zal men ook diegenen ten Avondmaal laten gaan die ongoddelijke leer drijven of een ergerlijk leven leiden?
Neen; opdat Gods verbond niet worde ontheiligd, en Zijn toorn over de ganse gemeente niet aangestoken worde.
Hoe zal men dan met zodanigen handelen?
Volgens de ordinantie die ons Christus daarvan heeft gegeven, Matth. 18:15-17, welke aldus luidt: Indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij denzelven geen gehoor geeft, zo zeg het der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar.
Aangezien wij alleen uit genade door Christus zalig worden, waarom moet gij nog goede werken doen?
Niet om den hemel daarmede te verdienen (hetwelk Christus gedaan heeft), maar omdat God mij zulks heeft geboden.
Waartoe dienen dan uw goede werken?
Dat ik Gode daarmede dankbaarheid van als Zijn weldaden bewijze, en Hij door mij geprezen worde; dat ik ook uit de goede werken, als uit de vruchten, van de oprechtheid van mijn geloof verzekerd zij; en dat mijn naaste daardoor gesticht en voor Christus gewonnen worde.
Zullen diegenen ook zalig worden die geen goede werken doen?
Neen zij; want de Schrift zegt dat geen onkuise, afgodendienaar, echtbreker, hoereerder, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, noch rover, noch dergelijke, het Rijk Gods beërven zal, 1 Kor. 6:9 en 10, tenzij dat zij zich tot God bekeren.
Waarin bestaat de bekering des mensen?
In een hartelijk leedwezen en vlieden van de zonden; en in een ernstigen lust en doen van alle goede werken.
Wat zijn goede werken?
Alleen die uit waar geloof, naar de wet Gods, Hem ter eer geschieden; en niet die op menseninzettingen of op ons goeddunken gegrond zijn.
Kunnen degenen die tot God bekeerd zijn, de wet Gods volkomenlijk houden?
Neen zij toch; maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel der gehoorzaamheid; doch alzo, dat zij met een ernstig voornemen, niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven; gelijk zij ook den Heere geduriglijk bidden om dagelijks daarin toe te nemen.
Wien moeten wij hierom bidden?
Niet enige schepselen, maar alleen God, Die ons helpen kan, en om Jezus Christus’ wil verhoren wil.