vragen - britse rijk Flashcards

(17 cards)

1
Q

Wat waren de verschillende oorzaken voor de Britten om aan het einde van de 16e eeuw naar Amerika te trekken:

A
  • De Britse regering zocht naar een uitvalbasis tegen de Spanjaarden (politiek);
  • Ondernemers hoopte er goud en zilver te vinden (economisch);
  • Sommige vluchtte vanwege hun geloof, en in Amerika geloofsvrijheid te vinden (sociaal-cultureel).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe leidde de kolonisatie van Noord-Amerika tot grote sterfte onder de oorspronkelijke bevolking:

A
  • De Engelsen namen ziektes mee waartegen de bevolking geen weerstand had;
  • Er ontstonden al snel conflicten over wie de eigenaar was van bepaalde gebieden, veel Indianen overleefden deze oorlogen niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke twee koloniën waren er in Noord-Amerika:

A
  • Vestigingskoloniën, deze koloniën waren gericht op landbouw, nijverheid en handel. Hier kwamen vooral gezinnen terecht die een nieuw begin wilde;
  • Plantage-economieën, deze koloniën waren gericht op winst maken, door op grote schaal verbouwen. Hier werd veel aan slavernij gedaan en regeerde rijke witte mannen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De Britse koloniën vielen onder het bestuur van de Britse overheid. Waarom kwam daar in de loop van de 18e eeuw meer verzet tegen:

A
  • Veel kolonisten voelden geen band meer met moederland;
  • Ze vonden het oneerlijk dat ze belasting moesten betalen, maar niet werden vertegenwoordigd in het Britse parlement;
  • De kolonisten kwamen in aanraking met ideeën over de verlichting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welke drie verlichtingsideeën kwamen de kolonisten in aanraking, waardoor ze in de loop van de 18e eeuw meer verzet toonde:

A
  • Trias politica: de overheid moet een scheiding hebben tussen het maken van wetten, de uitvoering van wetten en de rechtspraak;
  • Volkssoevereiniteit: de macht van de overheid berust op de wil van het volk;
  • Natuurlijke rechten: mensen bezitten van nature rechten, die niet van hen afgenomen mogen worden (vrijheid en recht op leven).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor welke kleine groepen gold gelijkheid in Amerika lange tijd niet:

A
  • Vrouwen (geen politieke invloed);
  • Mensen met weinig geld (geen politieke invloed);
  • Afro-Amerikanen (golden geen principes, meeste leefde als slaven).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat waren de functies van de factorijen die door de EIC in het Mogolrijk werden gevestigd:

A
  • Engelse en inlandse handelaren deden er zaken met elkaar;
  • De EIC kon hier haar handelswaren opslaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eerst waren de Engelsen alleen economisch geïnteresseerd in India, maar later ook op politiek gebied. Waarom was dat:

A
  • Er waren politieke strubbelingen in het Mogolrijk, waardoor de positie van de Mogolvorsten begon te verzwakken;
  • Engelsen voelden zich bedreigd door de aanwezigheid van andere Europese handelscompagnieën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van welke politieke en militaire middelen maakte de Britten gebruik om grip te behouden op hun macht:

A
  • Ze beschermde haar bezittingen met eigen legers, waarin Indiase soldaten vochten onder leiding van Britse officieren: het Brits-Indische leger;
  • Tegen dreigingen van andere Europese landen op zee kreeg de compagnie steun van de Royal Navy, de Britse koninklijke oorlogsvloot.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat waren de gevolgen van modern imperialisme tijdens de kolonisatie van India door de Britten:

A
  • In India werden plantages ingericht voor de productie van handelsgewassen;
  • De import van fabrieksproducten betekende grote concurrentie voor de Indiase huisnijverheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wisten de Britten gedurende de 19e eeuw hun macht over India te verstevigen:

A
  • Ze legde nieuwe (spoor)wegen aan, zo konden ze gebieden op lokaal niveau beter beheersen;
  • De opkomst van stoomschepen zorgde voor snellere verbinding met moederland, en door de aanleg van het suezkanaal, hoefden schepen niet langer om Afrika heen te varen;
  • De Engelsen voerden hun eigen Engelse taal en onderwijs- en rechtssysteem in.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er werd door de leden van het INC gestreefd naar emancipatie. Waarom gaven de Britten hier niet aan toe:

A
  • Ze wilde een grootmacht blijven, en behielden graag de controle;
  • Door hun politieke, militaire en economische voorsprong zagen zij zichzelf als superieur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Door de industriële revolutie werden producten niet meer met de hand gemaakt, maar met machines. Wat waren de aanjagers hiervan:

A
  • Nieuwe uitvindingen die het mogelijk maakte om op grotere schaal te produceren (stoommachine, spinning jenny);
  • Door een sterke bevolkingsgroei groeide de vraag naar fabrieksproducten en waren er meer goedkope arbeiders beschikbaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom vond er bevolkingsgroei plaats in de tijd van de industriële revolutie:

A
  • Verbetering in landbouw, waardoor er meer voedsel beschikbaar kwam;
  • Nieuwe medische verbeteringen, waardoor mensen langer leefden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke drie manieren speelde de koloniën in het Britse Rijk een rol in de industrialisering en de economische ontwikkeling in het thuisland:

A
  • De plantages waren belangrijke leveranciers van grondstoffen, deze konden in de Britse industrie tot producten worden verwerkt;
  • Ondernemers investeerde de winsten uit deze koloniën weer in Groot-Brittannië;
  • De koloniën waren een goede afzetmarkt voor de producten uit Groot-Brittannië.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat waren de economische gevolgen van de wereldhandel en de industrialisatie:

A
  • De markt in Groot-Brittannië was gevoeliger voor gebeurtenissen elders in de wereld;
  • De aarde van het kapitalisme veranderen. Het ging van een handelskapitalisme (schepen en goederen) naar een industrieel kapitalisme (fabrieken en machines).
  • De rol van de overheid veranderde in de economie. Ondernemers wilde een liberale markteconomie. De Britten keurde dit echter af.
17
Q

Welke nieuwe sociale klassen ontstonden er:

A
  • De rijke industriële ondernemers;
  • De arme fabrieksarbeiders.