VTD Section C Flashcards
(61 cards)
1
Q
l’/une équipe
A
het/een team
2
Q
le/un parent
A
de/een ouder
3
Q
Bonne Journée
A
een goede dag nog
4
Q
l’ / une âge
A
de/een leeftijd
5
Q
s’ en aller
A
weggaan
5
Q
l’ / une entrée
A
de / een ingang
6
Q
revient
A
komt terug
7
Q
il faut
A
je moet (het moet)
8
Q
à bientôt
A
tot gauw
9
Q
avait
A
had
10
Q
s’ est amusé
A
heeft zich vermaakt
10
Q
appris
A
geleerd
10
Q
le/un passé
A
het/een verleden
10
Q
lu
A
geleerd
11
Q
la/une langue
A
de/een taal/tong
11
Q
le passé
A
de verleden tijd
11
Q
le chinois
A
het chinees
12
Q
l’ italien
A
het italiaans
13
Q
le japonais
A
het japans
14
Q
le coréen
A
het koreaans
15
Q
garde
A
houdt vast
16
Q
la/une nuit
A
de/een nacht
17
Q
répond
A
antwoord
18
Q
l’/un/une élève
A
de/een leerlling
19
tante
tante
20
oncle
oom
21
cousin
neef
22
cousine
nicht
23
dehors
buitenkant
24
sujet
ontwerp
25
quatrième
vierde
26
erreur
fout
27
cinquimème
vijfde
28
sixième
zesde
29
septième
zevende
30
huitième
achtste
31
répétition
herhaling/repentitie
32
rôle
rol
33
taille
slijpt
34
casse
breekt
35
taille-crayon
puntenslijper
36
en arrière
naar achteren
37
guitare
gitaar
38
piano
piano
39
ordinateur
computer
40
récréation
pauze
41
sandwich
sandwich
42
pomme
appel
43
salade
salade
44
déjeuner
lunch
45
soupe
soep
46
fenêtre
raam
47
jusqu'á
totaan
48
leur
hun
49
vidéo
video
50
gens
mensen
51
chic
elegant/netjes
52
titre
titel
53
chanceux
geluk hebben
54
devine
raadt
55
visage
gezicht