WC 4 Flashcards
(32 cards)
Eigenschappen van pottenbakkersklei
Plasiciteit, sterkte en kleur na het bakken, natuurlijke bijmengingen ect.
Voor meer plasticiteit en beter bewerkbaarheid …
Mengen met meer plastische klei
Verweren of rotten (weken in water)
Voor minder plasticiteit en beter constructie van pot…
Mengen met minder plastische klei
Toevoegen van niet-platische materialen (mageren/verschralen)
Oorsprong van de draaischijf
Langzame draaischijf 3500 v. Chr. Nabije Oosten
Snelle draaischijf 3000 v. Chr. in Mesopotamie
Geintroduceerd in Centraal-Europa vanaf de zesde eeuw v. Chr. vanuit het Mediterrane gebied.
Op sommige plekken ten noorden van Vlaanderen pas met de Romeinen.
Handgevormd aardwerk blijft tot ver in de Middeleeuwen.
Hoe beschrijf je aardwerk?
Vorm
Baksel (zuurstofrijk of zuurstofarm gebakken)
Magering
Oppervlak
Versiering
Vorm (open, halfopen of gesloten)
Open vorm: delen van een pot hebben een kleinere diameter dan de rand.
Halfopen vorm: diameters rand en bijv. diameter schouder zijn gelijk.
Geslotenvrom: delen van de pot hebben een grotere diameter dan de rand.
Baksel: zuurstofrijk of zuurstofarm gebakken
Klei verkleurd bruin-oranje-geel = zuurstof
Klei verkleurt grijs-zwart = geen zuurstof
Lineair Bandkeramiek 5300-4900 v. Chr. VNEO
Incrustatie
Swifterband 5000-3400 v. Chr. MNEO A
Bolle of puntbodem
Trechterbeker 3400-2850 v. Chr. MNEO
Veel vormen
Kraaghalsflesjes
Diepsteek versiering
Witte incrustatie
Geen nagelindrukken
Vlaardingen aardewerk 3400-2500 v. Chr. MNEO B
Kraaghalsflesjes
Kleine doorboringen of indrukjes onder de rand
Meestal onversierd
Enkelgrafcultuur 2800-2400 v. Chr. LNEO A
Geen vormenrijkdom
Klokbekeraardewerk 2400-2875 LNEO B
Martieme klokbekers: s vorm
Veluwse klokbeker: hoekig
Klokbeker aardewerk bekerpotten 2400-1875 v. Chr. LNEO B
.
Wikkeldraad aardewerk 1875-1574 v. Chr. BRONSV
Wikkeldraadstempel
Hilversum Drakenstein en laren aardewerk 1675-1200 v. Chr. BRONSM
Lompe potten met dikke bodem
Ton- en emmervormen
Stafband op de schouder
Kummerkeramik 1574-120– v. Chr. BRONSM
Ton- en komvormen
Heel vaak niet of nauwelijks versierd
Gasteren-urenen 1200-800 v. Chr. BRONSL
Holle boven- en onderkant, oortjes op grootste buikomvang
Dubbelconische urnen 1200-800 v. Chr. BRONSL
Vrije rechte buik en schouder, cilindrische hals, ook afgeknot peervormig, eventueel oren op de schouder
Zweihenkige Terrinen 1200-800 v. Chr. BRONSL
Driedelig met een conische hals, op overgang schouder/hals twee oortjes
Soms groeflijn op overgang hals naar schouder
Kegel-, trechter- en cilinder-urnen 1200-800 v. Chr. BRONSL
Bolvormig met ronde schouder en kegelvormige (conische), trechtervormige of cilindervormige hals
Hoogkarspel aardewerk 1200-800 v. Chr. BRONSL
Dunwandige emmer- en tonvormen, drieledige potten, kommen, schalen en napjes
Lappenschalen 1200-500 v. Chr. BRONSL IJZV
Schaal met vier of zes uitgetrokken punten
Kalenderberg-patroon
Kalenderbergversiering 1200-400 v. Chr. BRONSL IJZM
Ton- of emmervorm, potten met hoge afgeronde schouder en iets uistaande korte hals.
Velden met groepen plastische richels, elkaar afwisselend horizontaal of verticaal.