Weefselleer - Histologie Flashcards

(31 cards)

1
Q

Welke 5 groepen cellen zijn er?

A
  1. Dekcellen, dekweefsel, epitheelcellen en epitheelweefsel
  2. Bindweefselcellen en spierweefsel
  3. Spiercellen en spierweefsel
  4. Zenuwcellen en zenuwweefsel
  5. Voortplantingscellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Epitheel is?

A

Dekweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de functie van dekweefsel?

A

Beschermt het onderliggende weefsel en het bekleedt het lichaamsoppervlak en de wanden van holten, organen en klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt bindweefsel gekenmerkt?

A
  • Fybrocyten
  • Chondrocyten
  • Osteocytne
  • Extracellulaire bestanddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fybrocyten zijn?

A

Bindweefselcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chondrocyten zijn?

A

Kraakbeencellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke type kraakbeen zijn er?

A
  • Hyalien kraakbeen
  • Vezelig kraakbeen
  • elastisch kraakbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar komt hyalien kraakbeen voor?

A

Gaat vooraf bij de groei van baby tot volwassene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar komt vezelig kraakbeen voor?

A
  • Tussenwervelschijven
  • Tussen beide schaambeenderen
  • Menisci
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar komt elastisch kraakbeen voor?

A
  • Oor

- Tussenschot van de neus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar tref je osteocyten aan?

A

In botweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke type osteocyten zijn er?

A
  • Osteocyten
  • Osteoblasten
  • Osteoclasten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn Osteoblasten?

A

Beenvormers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn Osteoclasten?

A

Beenvreters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In de dichte, gestructureerd bindweefsel vinden we 3 vezeltype. Welke zijn dit?

A
  • Collagene vezels
  • Elastische vezels
  • Reticulaire vezels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem voorbeelden van collagene vezels:

A
  • Pezen
  • Peesbladen
  • Gewrichtsbanden
  • Bindweefselomhulsels van spieren.
17
Q

Noem voorbeelden van elastische vezels:

A
  • Lederhuid

- Wanden van arteriën

18
Q

Noem voorbeelden van reticulaire vezels:

A

vormen dichte netwerken om bijvoorbeeld organen heen maar vooral in lymfatisch weefsel.

19
Q

Onder invloed waarvan wordt calcium opgenomen?

20
Q

Op welke 2 manieren vindt de groei van bot plaats?

A
  • Desmale verbening

- Enchondrale verbening

21
Q

Wat is desmale verbening?

A

Directe botvorming.

22
Q

Wat is enchondrale verbening?

A

Indirecte verbening.

23
Q

Waar vind desmale verbening plaats?

A

Vanuit het periost.

24
Q

Waar vind enchondrale verbening plaats?

A

Vanuit het kraakbeen (chondros)

25
Het botweefsel onderscheiden we in 3 lagen. Welke 3 zijn dit?
- Compact bot - Spongieus bot - Periost
26
Waar bevindt compact bot zich?
De buitenste laag.
27
Periost is?
Beenvlies
28
Welk botweefsel bevat veel veel bloedvaten?
Het periost.
29
Vanuit welk botweefsel worden breuken hersteld?
Het periost.
30
Wat is de functie van mestcellen?
Deze cellen spelen een belangrijke rol in het immuunsysteem bij allergische reacties en het bestrijden van bepaalde infecties.
31
Wat is de functie van bindweefsel?
- verbindende functie - steun en vormgevende functie - beschermende functie - stofwisselingsfunctie transport en voedingsfunctie functie bij de wondgenezing functie bij de afweer.