week 1 Flashcards
(124 cards)
Transport van bloed ten behoeve van:
- Stofwisseling
- communicatie tussen delen van het lichaam
- Bij ontsteking
Opbouw vaten
- Tunica intima
- Tunica media
- Tunica externa/adventitia
Arteriosclerose
Verharding van de vaatwand
Wat tonen hoge ST-elevaties in een ECG?
Ernstige acute myocardischemie
> Veel I- en T-troponine in het bloed; deze markers tonen myocardschade aan
Hoeveel procent van het totale zuurstof wordt gebruikt door de nieren?
25%
Noem 3 dingen waar een enorme samenhang tussen is
Circulatie, ventilatie en nierfunctie bij het in stand houden van het milieu interieur
Transport van bloed en lymfe vindt plaats ten behoeve van:
- Stofwisseling (zuurstof en voedingsstoffen)
- Communicatie tussen delen van het lichaam (hormonen)
- Bestrijding ontsteking (oa. witte bloedcellen, antilichamen)
Welke organen krijgen in rust vooral veel bloed?
Vooral de verteringsorganen en de nieren
Vaattypen circulatie, begin bij het hart
Uit het hart treden elastische arteriën. Deze gaan over in musculeuze arteriën. Deze worden vervolgens kleine arteriën, arteriolen en daarna capillairen.
De capillairen gaan via de postcapillaire venulen over in musculeuze venulen en in middelgrote en grote venen. De grote venen komen uit in het hart
Tunica intima
Endotheelcellen, een subendotheliale laag (soms met gladde spiercellen en vezels) en een lamina elastica interna (gefenestreerd: gaten voor het uittreden van bijvoorbeeld witte bloedcellen)
Functies endotheelcellen
- Stolling
- De glycocalix vormen een laag die trombose tegengaat
- In het cytoplasma zitten Weibel Palade bodies (stollingsfactor); bij beschadiging van een bloedvat kan onder invloed van deze factor trombose (bloedstolling) ontstaan
- Extracellulaire matrix produceren (subendotheliale laag)
- Regulatie van ontsteking (cytokines) en hormonen
- Bij ontsteking ontstaan op het endotheel ankers voor witte bloedcellen, zodat de witte bloedcellen op locatie blijven. Endotheelcellen produceren interleukines en P-selectine
- Inactivatie van hormonen en andere stoffen
- Modulatie van bloeddruk
- Vasoconstrictors: endotheline, ACE
- Vasodilatoren: NO
- Vaso-actieve stoffen regelen de bloedflow/druk
- Endotheelcellen produceren groeifactoren waaronder VEGF en angiopoietines. Deze stoffen produceren onder andere angiogenese.
- Oxidatie van lipides
- Lipolyse van lipoproteïnen
Tunica media
Vormt de tussenlaag. Een hele dunne laag en bevat meestal gladde spiercellen. In deze laag zitten ook elastische en collagene vezels in wisselende hoeveelheden om druk op te vangen. De tunica media bevat geen fibroblasten, de extracellulaire vezels zijn afkomstig van gladde spiercellen
Bevat de tunica media fibroblasten
Nee
Tunica adventitia
Bestaat uit losmazig bindweefsel. Bestaat vooral uit een longitudinale rangschikking van collagene vezels
Vasa vasorum
Bloedvaten die de vaten zelf van bloed voorzien en bevinden zich in de tunica adventitia (bovenop de vaten)
Ze komen met name voor op grote vaten en zijn nodig voor de stofwisseling
Macrocirculatie
Arteriën en venen
Microcirculatie
Arteriolen, capillairen en venulen
Drie typen arteriën
1. Elastische arteriën > Grote arteriën zoals de aorta 2. Musculeuze arteriën > Middelgrote arteriën, meeste benoemde arteriën in het lichaam 3. Arteriolen > Tunica media is 1-3 spierlagen dik
Nervi vascularis
Betrokken bij vasoconstrictie en dilatatie
Capillairen
4-10 micrometer in diameter, gemiddelde lengte van slechts 50 micrometer.
Vormen 90% van de vasculatuur in het lichaam.
Alternatieve microvasculaire pathways
- Arterioveneuze shunt
> bloed wordt via sphincters uit de capillairen gehouden en stroomt direct vanuit de arteriole naar de venule. - Veneus portaal systeem
> Er zijn tusssen arterie en venen twee vaatbedden van capillairen aanwezig: één in de spijsverteringsorganen en één in de lever
Soorten capillairen
- Continue capillairen > zijn volledig gesloten
- Gefenestreerde capillairen > capillairen met dunnere gedeelten
- Sinusoïdale capillairen > capillairen met gaatjes
Interactie tussen bloed en weefsel is op plaatsen in de circulatie mogelijk
- In de capillairen en postcapillaire venulen
- Transport van vloeistof met metabolieten, hormonen etc. vindt plaats over de wand van de capillairen
- Uittreding van cellen vindt plaats over de wand van de postcapillaire venulen
Kenmerken van venen
- Lage druk
- De meesten zijn middelgroot
- Gelegen naast arteriën
- Hebben een dunne tunica intima
- De tunica media bestaat uit kleine bundels gladde spiercellen vermengd met reticuline en elastine vezels
- De bloedstroom afhankelijk van:
> De gladde spiercel contractie in de vaatwand
> De kleppen in de venen in combinatie met de arteriële pomp en spierpomp, de adempomp en de hartpomp