Week 1 Flashcards

1
Q

voorwaarden menselijke gedraging

A
  1. menselijke gedraging
  2. die valt binnen de grenzen van een wettelijke d.o.
  3. die wederrechtelijk is
  4. die aan schuld te wijten is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten delicten

A

Krenkingsdelicten: schenden of krenken een rechtsgoed of persoon.
Gevaarzettingsdelicten: waarbij de gedraging voor een gevaar zorgt en het gevolg ervoor kan zorgen dat een rechtsgoed wordt gekrenkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg uit wat een concreet en een abstract gevaarzettingsdelict is

A

Concreet: in de d.o. is vereist dat daadwerkelijk gevaar is ontstaan
abstract: een gedraging die in algemene, niet nader in de dd.o. gespecificeerde zin gevaar kan opleveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Formele en materieel delicten

A

Formeel: de handeling is zelf strafbaar gesteld
Materiel: het gevolg van de handeling is strafbaar gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Comissiedelict
omissiedelict
oneigenlijke omissiedelict

A

commissie: doen
Omissie: nalaten
oneigenlijk: een ‘doen’ delict nalaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dolus
culpa

A

dolus: opzet
Culpa: verwijtbare schuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Commuun
bijzonder

A

Commuun: WvSr
bijzonder: al het andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gronddelict
gekwalificeerd delict
geprivilegieerd delict

A

Gronddelict: mishandeling
Gekwalificeerd: dood ten gevolg
geprivilegieerd: kinderdoodslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly