Week 1 Flashcards
(29 cards)
Wat zijn de kernkenmerken van personenvennootschappen in vergelijking met kapitaalvennootschappen?
Personenvennootschappen zijn samenwerkingsverbanden tussen twee of meer personen die gezamenlijk een onderneming drijven. In tegenstelling tot kapitaalvennootschappen (BV en NV), ligt de nadruk bij personenvennootschappen op de persoonlijke betrokkenheid van de vennoten. Vennoten zijn vaak zelf actief binnen de onderneming en in veel gevallen persoonlijk aansprakelijk voor de schulden. De materiële kenmerken geven de doorslag bij de vaststelling of er sprake is van een personenvennootschap. Een contractuele vennootschap kan dus ook onbewust ontstaan.
Welke vormvereisten gelden voor het aangaan van een personenvennootschap en wat is de functie van artikel 22 WvK?
Er gelden geen vormvereisten voor het aangaan van een personenvennootschap. Artikel 22 WvK heeft uitsluitend bewijsrechtelijke functie.
Wanneer kan uit de feitelijke situatie worden afgeleid dat er sprake is van een (stilzwijgende) maatschap?
Dit is te beoordelen aan de hand van de omstandigheden van het geval. Relevant hierbij zijn de materiële kenmerken zoals de intentie tot samenwerking op voet van gelijkheid, inbreng, gericht zijn op het behalen van gemeenschappelijk materieel voordeel, duurzaamheid en een overeenkomst (die niet uitdrukkelijk hoeft te zijn).
Wat is de definitie van een maatschap en wat is vereist om van een vennootschap onder firma (VOF) te spreken?
Een maatschap is een samenwerking tussen twee of meer personen die zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen met het doel de resulterende voordelen te verdelen (art. 7A:1655 BW). Een VOF is een maatschap voor de uitoefening van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam (art. 16 Wvk).
Wat is een commanditaire vennootschap (CV) en wat zijn de twee soorten vennoten?
De bronnen geven hier geen expliciete definitie, maar stellen dat een CV naast beherende vennoten (gewone vennoten) ook commanditaire vennoten (stille vennoten) kent.
Wat wordt verstaan onder het afgescheiden vermogen van een VOF of CV en welke crediteuren kunnen zich hierop verhalen?
Zakelijke crediteuren kunnen zich verhalen op het afgescheiden vermogen van een maatschap, VOF of CV. Privé-schuldeisers van de vennoten kunnen zich niet verhalen op het afgescheiden vermogen. Zij kunnen zich pas verhalen op vermogensbestanddelen die aan de vennootschap toebehoorden, indien deze vermogensbestanddelen aan de vennoten zijn uitgekeerd. Het afgescheiden vermogen doorbreekt het beginsel van de paritas creditorum (gelijkheid van schuldeisers). Zaakscrediteuren (crediteuren van de vennootschap) mogen zich als eerste op dit afgescheiden vermogen verhalen.
Wat zijn de gevolgen van het afgescheiden vermogen voor de mogelijkheid tot verrekening (art. 6:127 BW)?
Verrekening van een schuld tussen twee partijen over en weer is alleen mogelijk als die schuld/vordering in gelijke vermogens valt. Het feit dat een VOF een afgescheiden vermogen heeft, brengt mee dat verrekening soms niet mogelijk is. Verrekening van een privéschuld met een vennootschapsvordering is in het algemeen uitgesloten vanwege de gescheiden vermogens (art. 6:127 lid 3 BW).
Zijn vennoten in een VOF of CV hoofdelijk aansprakelijk voor vennootschapsschulden en op welk vermogen kunnen crediteuren zich verhalen?
Vennoten in een VOF zijn hoofdelijk verbonden voor het geheel (art. 18 WvK). Dit geldt ook voor CV met twee of meer beherende vennoten (art. 19 WvK). Crediteuren van de vennootschap kunnen zich ten eerste verhalen op het gemeenschapsvermogen (afgescheiden vermogen) van de VOF. Ten tweede kunnen zij zich verhalen op het privévermogen van de vennoten. De vennoten kunnen door de wederpartij elk voor het geheel worden aangesproken.
Hoe is de aansprakelijkheid van stille vennoten in een CV geregeld jegens vennootschapscrediteuren en wat is hun interne draagplicht?
Stille vennoten zijn niet bevoegd om de commanditaire vennootschap te vertegenwoordigen (art. 20 lid 2 WvK). Stille vennoten zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap. Zij hebben wel een interne draagplicht voor de verbintenissen van de vennootschap ter hoogte van de overeengekomen inbreng (art. 20 lid 3 WvK).
Onder welke twee uitzonderingen zijn commanditaire vennoten alsnog aansprakelijk voor de verbintenissen van de vennootschap?
Naamvoeringsverbod: De naam van een commanditaire vennoot mag geen deel uitmaken van de handelsnaam van de CV (art. 20 lid 1 WvK). Wanneer een stille vennoot zich gedraagt als een beherend vennoot (art. 20 lid 1 en 2 jo. 21 WvK).
Welke grenzen zijn er aan de afspraken die vennoten onderling kunnen maken over winst- en verliesverdeling?
Vennoten mogen niet afspreken dat één van hen eenzijdig de verdeling van winst bepaalt (art. 7A:1671 BW). Een afspraak waarin één vennoot alle winst krijgt en anderen alleen verliezen dragen (societas leonina) is nietig (art. 7A:1672 BW). Verliezen kunnen wel volledig aan één venoot worden toegewezen.
Wat houdt de non-concurrentieplicht van een vennoot in en waar is deze plicht op gebaseerd?
In de regel moet ervan worden uitgegaan dat degene die een vennootschap onder firma aangaat de vennootschap geen concurrentie mag aandoen zonder toestemming van de andere vennoten. Dit is gebaseerd op de verplichting van een vennoot om zich in te zetten voor de verwezenlijking van het doel van de vennootschap en met de goede trouw welke hij daarbij jegens de overige vennoten in acht behoort te nemen.
Wat zijn de hoofdregels voor de verdeling van winst en verlies binnen een personenvennootschap?
Elke vennoot heeft recht op een aandeel in de winst (art. 7A:1670 e.v. BW). De hoofdregel is dat dit naar rato van ieders inbreng is. Arbeid wordt hierbij als de laagste inbreng van kapitaal gezien. Deze regels zijn van regelend recht, maar het geheel uitsluiten van winst is niet toegestaan (art. 7A:1672 lid 1 BW). Elke vennoot draagt bij in een verlies. De hoofdregel is ook hier naar rato van inbreng (art. 7A:1670 BW).
Wat is het verschil tussen draagplicht, gebondenheid en verhaal binnen een personenvennootschap?
Draagplicht: Voor wiens rekening of welk vermogen komt de schuld uiteindelijk? Gebondenheid: Welke personen kunnen tot nakoming worden aangesproken? Verhaal: Op welke vermogens kan de crediteur zich verhalen?
Welke administratieplicht geldt voor personenvennootschappen?
Vennoten zijn verplicht elkaar inzage te geven in financiële zaken. Er geldt een administratie- en bewaarplicht van 7 jaar (art. 3:15i BW). Er is geen specifieke jaarrekeningenplicht, tenzij alle volledig aansprakelijke vennoten buitenlandse kapitaalvennootschappen zijn.
Wat is het hoofdprincipe met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid binnen een maatschap?
De hoofdregel is dat een vennoot slechts bevoegd is namens de maatschap te handelen indien hem daartoe een volmacht is verleend van iedere vennoot (art. 7A:1679 jo. 7A:1681 BW).
Wat zijn de gevolgen als een maat onbevoegd handelt namens de maatschap?
De medematen zijn in beginsel niet gebonden. De onbevoegd handelende maat wordt persoonlijk als partij gebonden (art. 7A:1681 BW).
Onder welke drie uitzonderingen is de maatschap toch gebonden bij een onbevoegd handelende vennoot?
Indien de medevennoten een toerekenbare schijn van volmacht hebben gewekt (art. 3:61 lid 2 BW). Indien de onbevoegd gestelde vertegenwoordigingshandeling is bekrachtigd (art. 3:69 lid 1 BW). Indien er sprake is van baattrekking (art. 7A:1681 BW).
Op welk vermogen kan een schuldeiser zich verhalen als de maatschap gebonden is aan een overeenkomst?
Omdat een maatschap geen rechtspersoon is, is er geen afgescheiden vermogen in dezelfde zin als bij een VOF. Maten zijn aansprakelijk voor gelijke delen (art. 7A:1680 BW).
Hoe is de vertegenwoordigingsbevoegdheid geregeld binnen een VOF en CV ten opzichte van de maatschap?
Vennoten in een VOF zijn als regel bevoegd tot vertegenwoordiging (art. 17 WvK). De regels omtrent vertegenwoordiging van de VOF gelden dus ook voor de beherende vennoten van de commanditaire vennootschap (art. 19 lid 2 WvK). Commanditaire (stille) vennoten zijn niet bevoegd om de commanditaire vennootschap te vertegenwoordigen (art. 20 lid 2 WvK).
Wat is de betekenis van de inschrijving in het Handelsregister voor personenvennootschappen?
Maatschappen, VOF’s en CV’s zijn opgaveplichtig voor het Handelsregister (art. 5 en 6 Hrgw 2007). Artikel 25 Hrgw 2007 beschermt derden te goeder trouw tegen onjuiste of onvolledige informatie in het Handelsregister of het ontbreken van inschrijving. Op een feit dat bekendgemaakt moet worden door inschrijving, kan tegenover derden die daarvan onkundig waren geen beroep worden gedaan zolang de inschrijving niet heeft plaatsgevonden (art. 25 lid 1 Hrgw 2007).
Wat is de praktische betekenis van artikel 25 lid 4 sub a Hrgw 2007 (ook al is de derde niet onkundig)?
Ook al is de derde niet onkundig van een bepaald feit dat ingeschreven had moeten zijn, dat feit kan alsnog niet aan de derde worden tegengeworpen zolang de vennootschap niet is ingeschreven.
Wat gebeurt er met de aansprakelijkheid van een uittredende vennoot en een toetredende vennoot?
De uittredende vennoot blijft hoofdelijk aansprakelijk voor de verbintenissen die vóór zijn uittreden zijn aangegaan met de VOF. De toetredende (beherend) vennoot tot een VOF of CV wordt ook verbonden voor de verbintenissen van de VOF die al waren ontstaan voor zijn toetreden.
Kenmerken van personenvennootschappen
Personenvennootschap: Bijzondere overeenkomst (Boek 7A BW, Titel 9; WvK, Eerste Boek, Derde Titel).
*
Vormvereisten: Geen vormvereisten, materiële kenmerken doorslaggevend. Contract kan onbewust ontstaan. Art. 22 WvK: bewijsrechtelijk.
*
Arrest Samenwerkende Dierenartsen: (Stilzwijgende) maatschap afgeleid uit feitelijke situatie, omstandigheden bepalend.
*
Materiële Kenmerken (art. 7A:1655 e.v. BW):
◦
Contractuele samenwerking voor gemeenschappelijke rekening, in beginsel hoogstpersoonlijk (‘intuiti personae’).
◦
Toe-/uittreden = in beginsel ontbinding (afwijking mogelijk: voortzettingsbedingen). Art. 7A:1688 BW: evt. overgang onder algemene titel. HR: kan overdraagbaar.
◦
Duurovereenkomst (niet enkel transactie).
◦
Op voet van gelijkheid (geen gezagsverhouding, art. 3). Rechten/plichten niet identiek, wel afwezigheid gezag.
◦
Verplichting tot inbreng (arbeid/goodwill, goederen). Goederenrechtelijk (mede-eigendom, risico vennootschap) of obligatoir (genot, risico inbrenger). Economische eigendom/zuiver genot mogelijk.
◦
Gericht op behalen gemeenschappelijk materieel voordeel (ruim: besparing). Recht op aandeel in winst (art. 7A:1670 BW). Verboden: societas leonina (art. 7A:1672 BW).