Week 1 t/m 3 Flashcards
(136 cards)
Wat zijn de 5 elementen van het model voor planmatige preventie?
Epidemiologische analyse van blootstelling aan risicofactoren
Analyse van gedrags- en omgevings risicofactoren
Interventieontwikkeling
Interventie implementatie
Evaluatie
Wat zijn de 7 voorwaarden voor gereguleerde concurrentie?
Goede risicoverevening
Transparante productclassificatie
Voldoende contractvrijheid voor partijen
Kwaliteitsindicatoren
Consumenteninformatie
Adequaat toezicht op kwaliteit
Effectief mededingingsbeleid
Wat zijn de 4 stappen van shared decision making? (SDM)
Informeren dat er een beslissing gemaakt moet worden
Behandelopties en voor- en nadelen uitleggen
Voorkeuren bespreken en ondersteunen van de patienten
Bespreken in hoeverre patient betrokken wil zijn, beslissing maken
Wat zijn de 4 elementen van shared decision making (SDM)
De behandelmogelijkheden
Persoonlijke waarden
Persoonlijke voorkeuren voor een behandeling
Voor- en nadelen van behandelingen
Noem 3 pathways van kwaliteitsverbetering
Change pathway: zorgaanbieders identificeren onderdelen in de zorg waarin zij hun beleid kunnen verbeteren
Selection pathway: transparantie, waardoor patienten een zorgverlener kunnen kiezen
Reputation pathway: zorgverleners zijn bang voor een slechte reputatie en willen daarom goede zorg leveren
Noem de 3 kwaliteitsindicatoren volgens Donabedian
Structuurmaten: aantal bedden, aanwezigheid van stroke unit
Procesmaten: binnen 1 uur gezien door arts, binnen 2 weken voor OK
Uitkomstmaten: sterfte, her-OK, QoL, complicaties
Door welke 4 dingen kunnen verschillen in uitkomsten ontstaan?
Statistische onzekerheden
Case-mix
Confounders
Registratie bias
Noem 3 nadelen van alleen kijken naar uitkomstmaten (ipv procesmaten)
Uitkomstindicatoren geven door alle beperkingen een invalide beeld van de kwaliteit van zorg in een zorginstelling
Als uitkomsten slecht zijn is het niet duidelijk welke zorgprocessen verbeterd moeten worden
Als 1 zorgproces goed gaat en een ander zorgproces slecht dan is dat niet zichtbaar in de uitkomst (compenseert waardoor uitkomst normaal/goed is)
Noem 3 manieren waarop je indicatoren kan gebruiken
Intern gebruik - voor welzijn individu
Intern gebruik - geaggregeerd, ,inzicht in eigen patientenpopulatie
Extern gebruik - benchmark, vergelijken met anderen
Noem 7 maatstaven voor goed gezondheidszorgsysteem
Kwaliteit
Kosten
Haalbaarheid
Efficientie
Patientvriendelijkheid
Aanvaardbaarheid
Gelijkheid
Wat houdt het beredeneerd gedrag model in?
Gedrag wordt bepaald door intentie, wat wordt bepaald door:
- Attitude: mening en afweging voor- en nadelen
- Ervaren subjectieve norm: vinden anderen bepaald gedrag belangrijk en wat doen anderen zelf
- Waargenomen gedragscontrole: denk je dat je in staat bent gedrag te veranderen
Noem 12 taken van de GGD
Collectieve en selectieve preventie
Toegang tot zorg bewaken en regie uitvoeren
Onderzoek doen/signaleren van ontwikkelingen binnen de gezondheid
Gezondheidsbescherming
Gezondheidsbeleid implementeren
Kwaliteitsborging
Innovatie
Infectieziektebestrijding
Medische milieukunde
Jeugdgezondheidszorg
Ouderenzorg
Geneeskundige hulp bij rampen en preventie hiervan
Noem 6 aspecten om mee te nemen in besluitvorming
Effectiviteit
Doelmatigheid
Mogelijke negatieve gevolgen
Mogelijke alternatieven
Sociale haalbaarhieid
Financiele haalbaarheid
Wat is indirecte standaardisatie?
Leeftijdsopbouw van referentiepopulatie, ‘echte’ sterftecijfer van populatie
Wat is directe standaardisatie
Sterftecijfer van referentiegroep, leeftijdsopbouw studiepopulatie behouden
Welke ratio hoort er bij indirecte standaardisatie?
Standardized mortality ratio (SMR)
Verhouding waargenomen en verwachte sterfte (in dezelfde populatie)
Welke ratio hoort er bij directe standaardisatie?
Comparative mortality figure (CMF)
Verhouding verwachte en waargenomen aantal sterfgevallen in ref. populatie
Wat is de PAF en hoe bereken je deze?
Populatie attributieve fractie
Percentage aan sterfte wat toe te schrijven is aan een bepaalde gewoonte
PAF=(prev(RR-1))/(prev(RR-1)+1)
Wat is de PIF en hoe bereken je deze?
Potentiële impact factor
((Prev.oud-prev.nieuw)(RR-1))/(prev.oud(RR-1)+1)
Noem 5 aspecten die belangrijk zijn voor het identificeren van cases
Aard van de klachten/symptomen
Tijdstip van ontstaan klachten/symptomen
Duur van klachten/symptomen
Risicofactoren expliciet noemen
Achtergrondkenmerken/demografische gegevens/identificatiegegevens
Wat is het ICF-model?
International classification of functioning model
Ziekte/aandoening heeft effect op functioneren (functies en anatomische kenmerken, activiteiten, participatie).
Hierop hebben interne en externe factoren invloed
Leer ook het plaatje!
Noem de 3 criteria van WHO-age friendly cities
Gelijkheid
Inclusieve sociale omgeving
Toegankelijke fysieke omgeving/voorzieningen
Welke doelmatigheid wordt geaccepteerd bij ziektes?
80.000 per gewonnen QALY bij ernstige ziekte
50.000 per gewonnen QALY bij matige ziekte
20.000 per gewonnen QALY bij milde ziekte
Noem 2 redenen waarom praktijkvariatie onwenselijk is
Praktijkvariatie wijst erop dat behandelbeslissingen zijn gebaseerd op voorkeuren van behandelaars
Praktijkvariatie wijst erop dat behandelkeuze niet gebaseerd is op richtlijnen, waardoor zowel onder- als overbehandeling ontstaat