Week 10 Flashcards
Naar welke 3 organen zaait het mammacarcinoom het meest uit?
Longen, lever en bot
Wat zijn micrometastasen?
Uitzaaiingen die er wel zijn, maar nog niet detectebaar zijn.
Waaraan kun je het voorloperstadia DCIS van mammacarcinoom aan herkennen?
Microcalcificaties (ontstaan net als necrose doordat er geen bloedvoorziening is)
Wat komt vaker voor ductaal of lobulair mammacarcinoom?
Ductaal (75%)
Lobulair (25%)
Wat zijn de 3 criteria voor differentiatiegraad volgens Bloom en Richardson?
- Mate van buisvorming
- Mate van atypie
- Mitose-activiteit
Wat gebeurd er altijd na een borstsparende operatie?
Bestralen
Hoe wordt een borstamputatie + okselkliertoilet genoemd?
Gemodificeerd radicale mastectomie (GRM)
Wat zijn de 4 indicaties voor bestraling bij mammacarinoom?
- Postoperatief na lumpectomie met Sentinel Node: Altijd bestralen na een borstsparende operatie.
- Postoperatieve radiotherapie thoraxwand na ablatio: Dit gebeurd bij
- Irradicale chirurgie
- Bij T4-tumoren
- Bij 4 of meer lymfekliermetastasen in de oksel of een positieve okseltop klier
- Doelgebied axilla, afhankelijk van betrokkenheid
- Bij lymfogene metastasering in oksel of supraclaviculaire regio: Er wordt een okselkliertoilet gedaan bij 4 of meer lymfekliermetastasen in de oksel en dan wordt radiotherapie toegepast bij een irradicaal okselkliertoilet.
- Palliatief: Bij bijvoorbeeld bot- of hersenmetastasen.
Wat zijn de 3 volumes bij radiotherapie van de borst?
- GTV (gross tumor volume): Lumpholte (hier wordt de boosterbestraling gegeven)
- CTV: (clinical target volume): Klierweefsel
- PTV (planning target volume): CTV + 0,5 cm
Wanneer kun je kiezen voor partiële borstbestraling (5 x 5,2 Gy)
- 50 jaar of ouder
- < 30 mm
- pN0
- Overige gunstige histologische kenmerken
Naar welke 3 biochemische factoren wordt gekeken om te zien hoe groot de kans is op een recidief bij mammacarcinoom?
- Oestrogeen en progesteron receptor (+ bij aanwezigheid)
- De aan- of afwezigheid van het HER2-neu eiwit (+/- onduidelijk)
- Micro-array analyse van het genoom (+ bij goed profiel)
Het samenspel van welke 2 factoren geeft aan of er (neo)adjuvante chemotherapie gegeven wordt?
- Prognostische factoren: Voorspellen de kans op het ontwikkelen van metastasen.
- Predictieve factoren: Voorspellen de kans van respons op therapie.
Vanaf hoeveel % baat voor de hele groep wordt een (neo) adjuvante chemotherapie gegeven?
> 3%
Wat is een oligometastatische ziekte?
3 metastasen in maximaal 2 verschillende plaatsen die onafhankelijk zijn van het locoregionaal recidief.
Wat wordt bij voorkeur eerder gegeven anti-hormonale therapie of chemotherapie?
Anti-hormonale therapie (effect houdt langer aan en in de loop van de tijd kunnen tumoren hun affiniteit hiervoor verliezen, dus snel beginnen)
Hoeveel % van de mammacarcinomen zijn hormonaal positief bij de eerste presentatie?
70%
Welke 4 functionele testen zijn er?
- Kanker cellijnen
- Tumor organoïden
- Patient Derived Xenografts (PDX)
- Tumorplakjes
Welke 2 soorten lymfekliermetastasen worden er onderscheiden bij mammacarcinoom?
Primair: Naar schildwachterklier en okseklieren, parasternale klieren, klieren in het begin van de hals en supra- en infra claviculair. Hierbij streeft men nog naar genezing.
Secundair: Klieren aan de contralaterale zijde, in de andere oksel, in de buik en hoger in de hals. Hierbij is er geen genezing meer, maar palliatie.
Wat zijn mogelijke symptomen van mammacarcinoom waarmee een vrouw bij de huisarts kan komen?
- Palpabele afwijking
- Ingetrokken tepel
- Ontstoken borstweefsel
- Pijn
Wat is de volgorde van aanvullend onderzoek bij verdenking op een mammacarcinoom?
Eerst mammografie en daarna echografie van de mamma en oksel. Daarnaast wordt eventueel een cytologische punctie gedaan en een histologisch biopt genomen. In sommige gevallen kan een botscan, CT-scan of PET-scan gemaakt worden. Het doel van aanvullend onderzoek is het stellen van de diagnose en de stagering.
Waaruit bestaat de TNM-classificatie bij mammacarcinoom?
T:
- Tis: In situ
- T1: < 2 cm
- T2: 2-5 cm
- T3: > 5 cm
- T4: Ingroei in ander orgaan
N:
- N0: Geen aangedane lymfeklieren
- N1: Bewegelijke, pathologische regionale lymfeklier
- N2: Gefixeerde regionale lymfeklier
- N3: Ipsilaterale lymfeklier
M:
- M0: Geen metastasen op afstand
-M1: Wel metastasen op afstand
Uit welke 3 soorten weefsels bestaat de mamma?
Vet, klier en bindweefsel
Welke 2 soorten voorstadia zijn er bij mammacarcinoom?
Ductaal Carcinoma In Situ: Groeit in buissystemen. Er is vaak microkalk zichtbaar, waardoor het vaak gevonden wordt bij screening. De cellen zijn sterk begrensd.
Lobulair Carcinoma In Situ: Geen symptomen en meestal geen calcificaties. Het is een toevalsbevinding bij microscopie. Het is vaak diffuus en bilateraal, doordat er verlies is aan het E-cadherine eiwit. Deze patiënten worden in principe niet geopereerd, maar wel gevolgd.
Op welke 3 criteria wordt er gedifferentieerd volgens Bloom en Richardson?
- Mate van buisvorming (meer is beter)
- Mate van atypie (Lager is beter)
- Mitose-activiteit (lager is beter)