Week 12 Flashcards

(52 cards)

1
Q

Acuut coronairsyndroom

A
  • Probleem in bloedtoevoer naar het hart; lokale zuurstoftekort ontstaat
  • Instabiele angina pectoris en myocardinfarct

HC.1 - Diagnostiek en behandeling van atherosclerotische complicaties: een inleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Atherosclerose proces

A
  1. Fatty streak in tunica intima; accumulatie van vetachtige stoffen
  2. Ontstaan van een plaque, atheroom, fibroatheroom en uiteindelijk een laesie
  3. Een leasie kan rupturen

HC.1 - Diagnostiek en behandeling van atherosclerotische complicaties: een inleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Claudicatio intermittens 5-jaarsmortaliteit

A
  • 20%
  • 50% in het geval van kritieke ischemie

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Claudicatio intermittens risicofactoren

A
  • Geslacht
  • Leeftijd
  • Familie
  • Diabetes
  • Hoge cholesterol
  • Hypertensie

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Primaire preventie claudicatio intermittens

A

Voorkomen van atherosclerose

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Secundaire preventie claudicatio intermittens

A

Voorkomen van nieuwe atherosclerotische aanvallen

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Claudicatio intermittens behandeling

A
  • 75mg clopidogrel
  • 40mg atorvastatine

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Claudicatio intermittens klachten

A

Pijn in de spieren (dijbeen, de bil of de kuit) na inspanning, bij kritieke ischemie ook pijn in rust

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fontaineclassificatie

A
  • Fontaine I: Geen klachten
  • Fontaine IIa: Niet invalideren claudicatieklachten (maximale loopafstand meer dan 200m)
  • Fontaine IIb: Invaliderende claudicatieklachten (maximale loopafstand minder dan 200m)
  • Fontaine III: Claudicatieklachten en rustpijn
  • Fontaine IV: Claudicatieklachten met als gevolg gangree, weefselverlies en wonden

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aanvulende onderzoek perifeer arterieel vaatlijden

A
  • Enkel-armindex
  • Echoduplex
  • CT-angiorafie
  • MR-angiografie
  • Conventionele angiografie

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling claudicatio intermittens

A
  • Fontaine II: Looptraining; 3x per week, 6 maanden lang, 30m lopen. Anders chirurgie
  • Fontaine III&IV: Operatie

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Percutane transluminale angioplastiek (PTA)

A

Vooral bij kort laesies, stenoses of occlusies; in combinatie met stentplaatsing

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Endarteriectomie

A

Plaque chirurgisch weghalen

HC.3 - Therapie van perifeer vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aneurysmata catergorie

A

Dilaterend vaatlijden

HC.5 - Aneurysma van de abdominale aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Soorten aneurysma

A
  • Ware aneurysmata: Fusiforme aneurysma, sacculaire aneurysma
  • Valt aneurysma: Aneurysma spurium of pseudoaneurysma

HC.5 - Aneurysma van de abdominale aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fusiforme aneurysma

A

Gehele omgevende bloedvatwand is aangedaan

HC.5 - Aneurysma van de abdominale aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sacculaire aneurysma

A

Vaatwand is op een plaats verzwakt; plaatselijk uitstulpsel van het bloedvat ontstaat

HC.5 - Aneurysma van de abdominale aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Aneurysma risicofactoren

A
  • Roken
  • Hypertensie
  • Hyperlipidemie
  • Failiare factoren
  • COPD

HC.5 - Aneurysma van de abdominale aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

AAA definitie

A
  • Permanente verwijding minimaal 2x normale diameter
  • Man: normaal 2 cm
  • Vrouw: Normaal 1,5 cm

HC.5 - Aneurysma van de abdominale aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Behandeling

A
  • Operatie pas bij 5,5 cm; ruptuurrisico>operatierisico
  • Open chirurgie; 1/3 littekenbreuk
  • EVAR (endovascular aortic repair); minder invastief, wel contrastmiddel en anatomisch afhankelijk

HC.5 - Aneurysma van de abdominale aorta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Primaire hemostase

A

Trombocytenplug vorming onder invloed van de von Willebrandfactor

HC.6 - Diepe veneuze trombose

22
Q

Netwerk fibrinedraad vorming

A
  • Weefselfactor (TF); komt brij uit kapotte cellen
  • Factor VII; geactiveerd door TF
  • Factoren X en V; Geactiveerd door Va
  • Trombine (II) vorming uit protrombine (IIa); geactiveerd door Xa en Va
  • Fibrine (I) vorming uit firbrinogeen (Ia); geactiveerd door trombine
  • Factor XI stimulatie door trombine
  • Facoot VIII en IX activtie; geactiveerd door XIa en TF
  • Factoor VIIIa en IXa stimuleren de werking van Xa en Va
  • Antitrombine remt trombine
  • Firbine wordt afgebroken door plasmine (fibrinolyse)

HC.6 - Diepe veneuze trombose

23
Q

Trombose oorzaak

A
  • Arterieel trombose: Primaire hemostase
  • Veneuze trombose: Secundaire hemostase

HC.6 - Diepe veneuze trombose

24
Q

Trias van Virchow

A

Oorzaken trombose
* Endotheelbeschadiging
* Bloedstroomturbulentie
* Hypercoagulabiliteit

HC.6 - Diepe veneuze trombose

25
Trombose risicofactoren
* Immobilisatie * Recente operaties * Genetische mutaties * Roken * Anticonceptiepilgebruik * Zwangerschap * Bledlegerigheid * Hoge leeftijd * Obesitas ## Footnote HC.6 - Diepe veneuze trombose
26
Erfelijke risicofactoren
* Antitrombinedeficientie: minder trombine afbraak; overactief secundaire stollingsreactie * Proteine C of S deficientie: Extra stolling * Factor V-leidenmutatie: geen remming Va ## Footnote HC.6 - Diepe veneuze trombose
27
Trombose diagnose
* Wellsscore: risicobepaling * D-dimeer bepaling; afbraak product fibrine * Echografie: hoog sens en spec ## Footnote HC.6 - Diepe veneuze trombose
28
Behandeling DVT
Antistollingsmedicatie: heparine, DOAX, vitamine K-antagonisten ## Footnote HC.6 - Diepe veneuze trombose
29
Hemostase medicatie
* Aspirine: remming COX; minder TXA2 * ADP-receptorantagonisten: Thienopyridines, clopidogrel, prasugrel, tricagrelor; geen tromboxaan omzetting * GP-IIb/IIa blocker: Trombocyten functie werkt niet volledig Veel bloedingen als gevolg ## Footnote HC.7 - Antistollingstherapie
30
Longembolie diagnose (wellsscore)
* Groter dan 4: CT-scan * Lager dan 4: D-dimeerbepaling; groter dan 0,5mg/l --> CT-scan ## Footnote HC.8 - Longembolie
31
Years-procedure
1. Yearsscore 2. Score 0: Afkapwaarde D-dimeer: 1mg/l voor CT-scan 3. Score 1+: Afkapwaarde D-dimeer: 0,5 mg/L Leeftijdafhankelijk D-dimeer kwam later: 0,1 X leeftijd (als ouder dan 50) ## Footnote HC.8 - Longembolie
32
Acute diagnose
Als hemodynamisch instabiel * Niet kritiek: CT-scan * Kritiek: Echo; kijken naar rechterkamer belasting ## Footnote HC.8 - Longembolie
33
Behandel
* 3-maanden * 3-maanden+ bij idiopatisch longembolie * 3-6 maanden bij embolie met maligniteit * Levenslang bij recidief longembolie ## Footnote HC.8 - Longembolie
34
Ejectiefase
((EDV-ESV)/EDV) X 100% ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
35
Ejectiefase problematiek
* Minder dan 50% * Hartspierprobleem (myocardinfarct, cardiomyopathie, myocarditis) * Overbelasting hart * Instroombelemmering ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
36
Wet van Frank-Starling
* Preload is afhankelijk van de wet van Frank-Starling * Bifasisch, slagvolume stijgt met EDV tot optimale sarcomeerlengte; daarna neemt slagvolume af bij toenemend EDV ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
37
Acute mechanismen
* Sympatisch zenuwstelsel * RAAS ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
38
Chronische mechanismen
* Remodelling * Verhoogd preload * Meer neuroumorale activatie ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
39
Remodelling
* Trias van hypertrofie * Myocytenverlies * Interstitiele fibrose ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
40
Backward failure
1. Snel oplopende einddiastolische druk in linkerkamer 2. Linkeratriale druk 3. Hoge longvenen druk 4. Stuwing en oedeem in de longen 5. Dyspnoe, orthopnoe met crepitaties (astma cardiale) ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
41
Forward failure
* Cardiac output neemt af * Hypotensie en onvoldoende weefselperfusie * Multi-orgaanfalen ## Footnote HC.2 - Inleiding oorzaken en pathofysiologie acuut versus chronisch hartfalen
42
Klepstenose gevolg
Drukbelasting voor het hartholte voor de stenose; atrium vergroot ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
43
Klep regurgitatie gevolg
Volumebelasting voor en achter de klep ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
44
Kleplijden diagnose
Echocardiografie * Makkelijk toegankelijk * Niet-invasief * Veilig voor arts en patient * Real-time * Gecombineerd met dopplerkleuring (insufficientie) * Gecombineerd met dopplersnelheidsmeting (stenose) ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
45
Aortaklepstenose oorzaak
* Hoge leeftijd * Congenitale afwijking (bicuspide aortaklep) * Acuut gewrichtreuma ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
46
Aortaklepstenose vervanging
* Ernstige stenose zonder klachten * Klachten tijdens inspanningstest en LV ejectiefractie < 50% * Matige stenose die toch al cardiale chirurgie moeten * Bicuspide aortaklep als aorta ascendens 50mm verwijding of 5mm+/jaar dilateerd ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
47
Chronische aortaklepinsufficientie oorzaak
* Structurele afwijkingen * Genetisch * Stress * Ontsteking ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
48
Acute aortaklepinsufficientie
* Endocarditis * Aneurysma dissecans van aorta ascendens * Ruptuur aortaklep * Malfunctionerende kunstklep ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
49
Aortaklepinssuficientie vervanging
* Ernstige aortklepinssuficientie met klachten * Ernstige aortaklepinssuficientie zonder klachten maar met ejectiefractie < 50% * Ernstige aortaklepinssuficientie zonder klachten en ejectiefractie > 50% maar wel LV dilatatie * Patienten die cardiale chirurgie moeten * Ingreep: Mechanische klep, bioprothese, homograft of TAVI ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
50
Tricuspidalisklepstenose oorzaken
* Acuut gewrichtsreuma * Carcinoidsyndroom ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
51
Tricuspidalisklepinsufficientie oorzaak
* acuut gewrichtreuma * endocarditis * carcinoidsyndroom ## Footnote HC.3 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 1
52
Disfunctie linkerkamer gevolgen
* Hartfalen * Disfunctie linkerboezem * Risico op atriumfibrilleren * Trombusvorming; geeft kans op CVA ## Footnote HC.4 - Afwijkingen van de hartkleppen en de hemodynamische gevolgen 2