Week 13 Flashcards

(89 cards)

1
Q

Hoe wordt ‘‘normale’’ pijn genoemd?

A

Nociceptieve pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is kenmerkend voor neuropathische pijn?

A

Treedt op zonder duidelijke aanleiding en reageert slecht op medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan men pijn voelen?

A

Bij dreigende interactie (te veel druk, te hoge temperatuur etc) tussen systemen in de huid worden vrije zenuwuiteinden geactiveerd -> nociceptoren zorgen via transductie en transmissie voor perceptie = nociceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is nociceptie?

A

Perifere waarneming van de pijnprikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is perceptie?

A

Centrale bewustwording van pijn en het onaangename gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is kenmerkend voor zenuwuiteinden van nociceptieve vezels?

A

Werken zowel als receptoren als als eindigingen die lokaal neurotransmitters uitscheiden om de omgeving te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke eiwitten zorgen voor een neurogene pijnreactie: roodheid, zwelling en pijn?

A
  1. Substance P: invloed op cellen die histamine afgeven (mestcellen)
  2. CGRP: dilaterend effect op bloedvaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is kenmerkend voor TRPV1?

A
  • Gevoelig voor temperaturen > 43
  • Activatie door capsaïcine uit pepers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er zodra capsaïcine bindt aan TRPV1?

A

Kanaal opent waardoor Ca de cel in kan stromen en signaalcascade in gang wordt gezet -> signaal op ruggenmergniveau -> info in lamina I en II in dorsale hoorn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten pijnvezels bestaan er?

A
  • C-vezels: ongemyeliniseerde vezels voor trage, zeurende pijn
  • Alfa-deta-vezels: dun gemyeliniseerde vezels voor snelle, prikkelende pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ziet de laminaire organisatie in de dorsale hoorn eruit?

A
  • C-vezels: lamina 2
  • Alfa-delta-vezels: lamina 1 en 5
  • Alfa-beta-vezels: lamina 4 en lager
  • In lamina 5: zowel vezels voor aanraking als voor pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar dienen alfa-beta-vezels voor?

A

Fijne tast en proprioceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is hyperalgesie?

A

Verhoogde pijnperceptie op pijnlijke prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is allodynie?

A

Pijnlijke reactie op een normaal niet pijnlijke aanraking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn perifere en centrale sensitisatie?

A
  • Perifeer: eindigingen van de receptoren worden gevoeliger voor prikkels
  • Centraal: neuronen in de dorsale hoorn worden gevoeliger voor binnenkomende prikkels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is sensitisatie?

A
  • Vorm van plasticiteit die wordt geïnduceerd door langdurige prikkeling van C-vezels
  • Betrokken: NMDA-receptoren (glutamaat), neuropeptiden (substance P, CGRP) en groeifactoren (BDNF, GDNF)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe ziet in een normale situatie afgifte van glutamaat door nociceptieve vezels eruit?

A
  • Weinig release glutamaat door nociceptieve vezels
  • NMDA receptoren worden geblokkeerd door Mg2+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er bij sensitisatie in de dorsale hoorn?

A
  • Veel release van glutamaat door nociceptieve vezels
  • NMDA receptoren gedeblokkeerd + membraanpotentiaal verandert
  • Calcium stroomt de cel in
  • Verhoogd intracellulair Ca -> inbouw extra AMPA-receptoren
  • Hierdoor verhoogde prikkelbaarheid van de cel (hyperalgesie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe ontstaat een neuroma?

A

Het uitgroeien van de zenuw na beschadiging lukt niet, waardoor kluwen van zenuwvezels met veel Na-kanalen zonder functioneel contact ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is axotomie?

A

Het doorsnijden van een perifere zenuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het gevolg van axotomie?

A

Neuromavorming waardoor fantoompijn ontstaat: er ontstaan actiepotentialen die het lichaam duidt als pijn van doorgesneden zenuw -> voelt als pijn in ledemaat wat er niet meer is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is anesthesia dolorosa?

A

Fenomeen waarbij iemand pijnlijke gevoelloosheid ervaart bij okselkliertoilet of liesbruikoperatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe lopen opstijgende pijnbanen?

A

Vanuit contralaterale lichaamshelft -> lopen via anterolaterale baan en ventrolaterale posterieure deel van de thalamus naar de somatosensibele schors voor lokalisatie van de pijnprikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom gaat nociceptieve informatie naar de insulaire cortex en gyrus cinguli?

A

Voor emotionele gevoelens bij de pijnprikkel = affectieve component

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is kenmerkend voor de insula?
- Hier komt alle viscerosensibele informatie terecht - Achterste deel geeft info over lichaamstoestand (activatie door C-vezels) - Anterieure deel: nauw betrokken bij walging - Sensibele deel van autonome ZS: gevoelens voorspellen
26
Wat gebeurt er met de pijnprikkel in de prefrontale schors?
Bewustwording van pijn
27
Waar is het placebocentrum gelegen?
Frontaalkwab
28
Hoe werkt het placebocentrum?
Als iemand verwacht dat er minder pijn wordt waargenomen door het innemen van een medicijn wordt insula al voor een deel geremd -> minder emoties en minder pijnervaring
29
Wat houdt nocebo in?
Verwachting van pijn of negatieve gevolgen van een behandeling (ook al is deze inert) vergroot de kans dat mensen dit zullen voelen
30
Van welke systemen krijgt de periaquaductale grijze stof (PAG) input?
- Amygdala - Hypothalamus - Dorsale hoorn - Somatosensibele cortex
31
Wat is de functie van periaquaductale grijze stof?
Kan pijninhiberend signaal doorgeven aan raphe kernen (via serotonine en GABA) en locus coeruleus (via noradrenaline)
32
Hoe zorgt wrijven over de zere plek voor pijninhibitie?
Er wordt dan contact gemaakt met alfa-beta-vezels -> maken contact met inhibitoire neuronen in de anterolaterale baan en kunnen de pijnprikkel remmen (perifeer)
33
Wat is de functie van jeuk?
- Om parasieten (ongedierte) te verwijderen - Om weefselbeschadiging op te wekken om een genezingsproces te bevorderen/initiëren
34
Waardoor zijn pijn en jeuk verwant?
- Anatomische routes tot perceptie zijn vergelijkbaar - Patiënten die geen pijn voelen hebben ook geen last van jeuk - Veel neuronen in de dorsale hoorn reageren op zowel jeuk als pijn - Veel overeenkomsten in gebieden die geactiveerd worden bij pijn en jeuk
35
Waardoor verschillen pijn en jeuk?
- Functie is anders - Opioïden remmen pijn maar kunnen jeuk induceren of versterken - Pijnlijke prikkels verminderen jeukgevoel - Jeuk treedt alleen op in de huid (epitheel)
36
Welke kernen dragen bij aan het placebo effect?
- Locus coeruleus - Raphe nucleus - Parabrachial nucleus
37
Welke structuren maken deel uit van het affectieve circuit?
- Insular cortex - Reticular formation - Intralaminar thalamus
38
Wat gebeurt er met de activiteit van het rostral anterior cingulate cortex tijdens het placebo effect?
Daalt
39
Welke 3 fasen kent pijnperceptie?
1. Detectie in de periferie door nociceptoren 2. Transmissie naar de dorsale hoorn → signaal wordt geremd of versterkt door lokale neuronale circuits en afdalende banen uit hogere hersencentra 3. Transport van pijn informatie naar hogere hersencentra → actie
40
In welke categorieën worden analgetica (pijnstillers) ingedeeld?
1. Niet-opioïden: remmen prostaglandine productie 2. Opioïden 3. Lokale anesthetica
41
Hoe werken NSAIDs?
Remmen werking van COX-1 en COX-2
42
Wat is een bekende bijwerking van NSAIDs?
Vergroten kans op maagbloeding
43
Wat is een opiaat?
Stof met een morfine-achtige structuur → bestanddeel van opium
44
Wat is een opioid?
Stof met morfine-achtige eigenschappen
45
Welke endogene opioïden zijn er?
- Beta-endorfine - Met-enkefaline - Leu-enkefaline - Dynorfine
46
Wat zijn aangrijpingspunten van opioïden?
- Amygdala - Insular cortex - Hypothalamus - Periaquaductale grijze stof (PAG) - Rostroventrale medulla (RVM)
47
In welke 2 vormen kunnen opioïden als geneesmiddel dienen?
- Volle (mu-)receptor (agonisten) - Synthetisch: methadon, fentanyl, tramadol - Opiumalkaloïden: morfine, codeïne - Partiële agonisten: buprenorfine, pentazocine
48
Wat zijn mogelijke bijwerkingen van opioïden?
- Ademdepressie: niet bij pijnbestrijding - Slaperigheid, misselijkheid, braken: verdwijnen bij herhaalde toediening - Obstipatie - Gewenning - Verslaving - Hyperalgesie
49
Hoe werkt tramadol?
- Zwakke mu receptor agonist - Remt heropname van NA en 5-HT → matig analgeticum - Relatief veel bijwerkingen
50
Waar bestaat de behandeling van migraine uit?
- Paracetamol + anti-emeticum: ook als pt niet braakt -> tijdens aanval staat GI-systeem stil en is de maaglediging vertraagd - NSAID + anti-emeticum
51
Wat zijn oorzaken van migraine?
- Genen - Hormonen - Stress
52
Hoe ontstaat een migraine aanval?
Rond de bloedvaten in de dura mater zal n. trigeminus neuropeptiden uitscheiden: CGRP -> bloedvaten verwijden -> prikkeling n. trigeminus: fotofobie en hoofdpijn
53
Wat zijn de therapeutische effecten van triptanen?
- Vasoconstrictie - Centraal effect - Remming neuropeptide afgifte
54
Welke middelen kunnen als profylactica worden ingezet bij migraine?
Bij 2 of meer aanvallen per maand - Beta blokkers - Anti epileptica
55
Hoe kan medicatie-afhankelijke hoofdpijn ontstaan?
- Triptanen > 10 dagen/maand - Paracetamol/NSAID > 15 dagen/maand
56
Wat is kenmerkend voor medicatie-afhankelijke hoofdpijn?
- Duur > 3 maanden - Stijging hoofdpijnfrequentie - Hoofdpijn bijna dagelijks > 15 dagen/maand
57
Wat is kenmerkend voor mononeuropathie?
- Eén specifiek gebied is aangedaan - Focale uitval - Vaak duidelijk uitlokkende factoren
58
Welke klachten en bevindingen passen bij polyneuropathie?
- Sensibiliteitsstoornissen: doofheid, tintelingen, wattengevoel en/of pijn bij aanraken - Krachtsverlies: klapvoeten - Distaal > proximaal - Soms autonome klachten: afwijkende zweetproductie, ritme- of erectiestoornis - Meestal symmetrisch - Lage- of afwezige reflexen
59
Wat zijn mogelijke oorzaken voor het optreden van polyneuropathie?
- Metabool: DM, nierinsuf, schildklier, sarcoïdose, vasculitis - Deficiënties: vit B1, B6, B12 - Infecties: lyme, HIV - Toxisch en iatrogeen - Hereditair: HMSN-1 en -2 - Immuun: GBS, CIDP, vasculitis, paraproteïne - Idiopathisch
60
Hoe kan er middels een elektromyografie onderscheid gemaakt worden tussen demyeliniserende en axonale polyneuropathie?
1. Demyeliniserend: vertraagde zenuwgeleidingssnelheid 2. Axonaal: verlaagde amplitude
61
Wat is kenmerkend voor neuropathie bij DM?
Axonale, symmetrisch, distale en overwegend sensibele neuropathie: langzaam progressief
62
Hoe ontstaan gevoelsstoornissen bij polyneuropathie door DM?
Door combinatie van vasculaire afwijkingen en polyneuropathie
63
Waar bestaat de behandeling uit bij polyneuropathie door DM?
- Preventief en curatief: intensieve diabetescontrole - Symptomatisch: anti epileptica
64
Wat voor neuropathie veroorzaken geneesmiddelen?
Meestal axonaal (soms demyeliniserend)
65
Wat is kenmerkend voor Guillan-Barré syndroom?
- Voorafgaande infectie - Snel progressieve opstijgende verlamming met gevoelsstoornisen: dieptepunt binnen 4 weken
66
Wat wordt er bij onderzoek gevonden bij GBS?
- Parese - Sensibiliteitsstoornissen - Lage/afwezige reflexen - Hersenzenuwuitval - Autonome functiestoornissen (aritmie)
67
Hoe wordt GBS behandeld?
Ziekenhuisopname met intraveneuze immunoglobulines (aanvullend fysio en revalidatie)
68
Hoe wordt GBS veroorzaakt?
Kruisreactie tussen serum antistoffen die zijn aangemaakt om bacterie te bestrijden in perifere zenuwen, bij knoop van Ranvier of myeline (moleculaire mimicry)
69
Wat is kenmerkend voor chronisch inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie?
- Proximaal en distaal krachtsverlies - Sensibele stoornissen - Areflexie - Langzaam progressief beloop: > 8 weken - EMG: demyelinisatie
70
Waar bestaat de behandeling van CIDP?
- Intraveneuze immunoglobulinen - Prednison - Langdurige plasmaferese
71
Wat is kenmerkend voor hereditaire motore en sensibele neuropathie (HMSN)?
- Chronische neuropathie met start in de jeugd - Positieve familieanamnese - Distale zwakte en gevoelsstoornissen - Areflexie - Holvoeten - Vaak dunne onderbenen
72
Welke vormen van HMSN zijn er?
I. Vertraagde zenuwgeleidingstijd op EMG en duplicatie van chromosoom 17p II. Axonale afwijkingen op EMG
73
Bij een metabool syndroom heeft iemand 3 of meer van de volgende factoren:
- Verlaagd HDL - Vergrote buikomvang - Verhoogd triglyceridengehalte - Verhoogde bloeddruk - Verhoogd glucose
74
Hoe wordt een pijn signaal doorgegeven?
- Primaire afferente pijnvezels = nociceptoren - Dorsale hoorn van ruggenmerg -> synaps - Anterolaterale baan - Thalamus -> synaps - Somatosensibele cortex
75
Waarom gaat pijn vaak gepaard met overgevoeligheid?
In acute stadium nuttig -> zorgt dat de wond kan genezen = goede pijn
76
Wat is primaire sensitisatie?
Treedt op in perifere zenuwuiteinden -> drempel om prikkels te detecteren en door te geven wordt lager voor zenuwuiteinden van pijnvezels = hyperalgesie
77
Wat is secundaire sensitisatie?
Treedt op in ruggenmerg door overprikkeling van zenuwvezels -> pijn bij niet-pijnlijke stimulus = allodynie
78
Welk pijnsysteem overheerst bij slechte pijn?
Mediale pijnsysteem
79
Wat is post-herpetische neuralgie?
Kan ontstaan na gordelroos: chronische zenuwpijn = slechte pijn
80
Welke soorten pijn gerelateerd aan de tumor en/of metastasen zijn er?
- Nociceptieve pijn - Somatische pijn: door weefselschade -> pijn aan huid of botten - Gerefereerde pijn: viscerale pijn waarbij meerdere zenuwen op 1 plaats in ruggenmerg samenkomen - Gemengde pijn: menging tussen nociceptieve en neuropathische zenuwpijn, waarbij metastase of tumor drukt op de zenuw
81
Welke soorten pijn gerelateerd aan kankerbehandeling bestaan er?
- Nociceptieve pijn: mucositis of hand-voetsyndroom - Neuropathische pijn: door beschadigde zenuw (komt meeste voor)
82
Wat is kenmerkend voor gerefereerde pijn?
- Lichaam kan niet plaatsen waar pijn vandaan komt, pijn straalt uit en lijkt niet van tumorplaats te komen - Volgt uitstralingspatronen = Headse zones
83
Hoe ziet de WHO-pijnladder eruit?
1. Non-opioïd met/zonder adjuvant: pcm met NSAID of COX-2 remmer 2. Matig tot mild opioïd: met of zonder stap 1 -> codeïne en tramadol (geskipt bij kanker) 3. Sterk opioïd: met of zonder stap 1 -> oxycodon, morfine, fentanyl 4. Parenterale en invasieve pijnbestrijding
84
Waar zijn co-analgetica voor bedoeld?
Om neuropathische of gemengde pijn te behandelen
85
Wat zijn voorbeelden van co-analgetica?
- Pregabaline: anti-epilepticum - Amitryptilinie: antidepressiva - Dexamethason: corticosteroïd
86
Waar is gnostische sensibiliteit bij betrokken?
Voelen van aanraking, druk en vibratie
87
Uit welke cellen bestaat gnostische sensibiliteit?
- Meissner cellen - Pacini cellen - Ruffini cellen - Merkel schijven
88
Waar is vitale sensibiliteit bij betrokken?
Voelen van pijn, temperatuur en jeuk
89
Welke receptoren horen bij vitale sensibiliteit en waar zijn deze gelegen?
Vrije zenuwuiteinden in de epidermis