Week 13 Flashcards

(52 cards)

1
Q

Week 13 - ZO

De meest gangbare met zonlichtexpositie gerelateerde huidziekten kennen.

A

Psoriasis guttata (druppelvormig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Week 13 - ZO

Pathomechanisme kunnen beschrijven van huidziekten

A

Zonlicht gerelateerd: doordringen van UVB-licht, wat schade brengt aan DNA van de blootgestelde cellen (cummulatieve zonneschade)

Primaire talg- en klieraandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Week 13 - ZO

Preventie en therapie kunnen benoemen van huidziekten

A

Preventie: zonnebrandcreme en andere bescherming tegen UV-straling

Therapie:
- psoriasis guttata: UVB-lichttherapie
- rosacea: minocycline 1 dd 100 mg per os gedurende 1 maand en metronidazol crème voor lokaal gebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Week 13 - ZO

Welke huidaandoeningen positieve associatie met zonlicht?

A

Atopisch eczeem en psoriasis vulgari

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Week 13 - ZO

Welke huidaandoeningen negatieve associatie met zonlicht?

A
  • Lupus erythematosus
  • Acne vulgaris
  • Rosacea
  • Herpes simplex infectie
  • Erythema multiforme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Week 13 - ZO

De verschillende ziektebeelden veroorzaakt door een groep A streptokok kunnen benoemen.

A
  • Impetigo
  • Faryngitis
  • Toxic Shock Syndroom
  • Kraamvrouwenkoorts
  • Necrotiserende fasciitis
  • Pneumonie
  • Erysipelas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Week 13 - ZO

Jones Criteria

A

Diagnose acuut reuma stellen.

Major: Carditis, Erythema marginatum, Subcutane noduli, Chorea van Sydenham, Polyartritis

Minor: Koorts, Verhoogde BSE/CRP, Leukocytose, Verlengde PR interval, Artralgie (gewrichtspijn)

+ aangetoonde groep-A-streptococcenziekte (kweek of serologie)

2 major criteria; OF 1 major en 2 minor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Week 13 - ZO

Pathogenese bij groep A streptokokken infectie

A

B-hemolyse: het volledig vernietigen van rode bloedcellen door hemolysine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Week 13 - ZO

welke bacteriële verwekker het meest frequent geassocieerd is met faryngitis.

A

s. pyrogenes (groep A streptokokken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Week 13 - ZO

Roodvonk exantheem

A

Veroorzaakt door groep A streptokokken
- < 24 uur: Fijnvlekkig licht verheven erytheem, Aanvoelend als schuurpapier, Begint in huidplooigebieden, uitbreidend naar gehele lijf, periorale bleekheid
- 1-4 dagen: Aardbeientong (wit; later rood), Verbleken van erytheem na 3-4 dagen, Fijne schilfering van handen en voeten volgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Week 13 - ZO

Behandeling acuut reuma (acuut en lange termijn)

A

acuut: antibiotica (penicilline/amoxicilline), evt aspirine
lange termijn: penicilline profylaxe gedurende zeker 5 jaar (oraal dagelijks, i.m. 3-4 weken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Week 13 - ZO

verwekkers bij een uitbraak van exanthemen bij kinderen

A

Parvovirus B19, Varicella Zoster Virus, Humaan Herpesvirus 6, Enterovirussen en Coxsackievirussen , Streptococcus pyogenes, Mazelenvirus, Rubellavirus, EBV en CMV of toxische oorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Week 13 - ZO

Mazelen/Morbilli:
Roodvonk/Scarlatina:
Rode hond/Rubella:
Erythema Infectiosum:
Exanthema subitum/Roseola infantum:
Varicella (waterpokken):
Hand Voet Mondziekte:
Mononucleosis infectiosa:
Gianotti Crosti syndroom:
Ziekte van Kawasaki:

Noem de verwekkers

A

Mazelen/Morbilli: Paramyxoviridae, genus morbill
Roodvonk/Scarlatina: Streptococcus pyogenes
Rode hond/Rubella: Togaviridae, genus rubiviru
Erythema Infectiosum: Parvovirus B19
Exanthema subitum/Roseola infantum:Humaan herpesvirus 6/7 (HHV-6/ HHV-7)
Hand Voet Mondziekte: Coxsackievirussen (meest A16) en enterovirus 71
Mononucleosis infectiosa: Epstein Barr virus (EBV) of HHV-4
Gianotti Crosti syndroom: Diverse virussen; meestal geassocieerd met EBV, soms met cytomegalovirus (CMV)
Ziekte van Kawasaki: onbekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Week 13 - ZO

Noem twee belangrijke groepen medicijnen die het meest berucht zijn voor overgevoeligheid met als gevolg exantheem.

A
  • antibiotica (met name penicilline)
  • anti-epileptica
  • mononucleosis infectiosa door EBV/Pfeiffer => amoxicilline => exantheem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Week 13 - ZO

oorzaken waarbij een exantheem kan ontstaan

A
  • infectieziekten
  • geneesmiddelen overgevoeligheid
  • SLE
  • Henoch-Schönlein purpura
  • Dermatomyositis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Week 13 - ZO

Kunnen benoemen welke verwekkers een zgn. diepe huidinfectie veroorzaken.

A

S. aureus en S. pyogenes (groep A streptokokken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Week 13 - ZO

Kunnen uitleggen welke microbiologische technieken geschikt zijn om deze verwekkers aan te tonen

A
  • Bloedkweek ivm koorts
  • Kweek van wonddefect (na reiniging!)
  • Immunologische typering (onderscheid binnen species)

Evt vergelijken beide bloedagars; dezelfde verwekker (hemolytische kolonies)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Week 13 - ZO

Vormen van huidmanifesties bij infectieziekten

A

huidinfecties
- diep: cellulitis, erysipelasis, fasciitis necroticans
- oppervlakkig: erythrasma, folliculitis, impetigo

exanthemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Week 13 - ZO

Factoren die het risico op een huidinfectie verhogen

A
  • Beschadiging van de huid​
  • Verminderde arteriële en veneuze circulatie​
  • Verminderde lymfeafvloed​
  • Verminderde algehele weerstand ​
  • Verhoogde kolonisatiegraad door slechte hygiëne
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Week 13 - ZO

Etiologie en behandeling oppervlakkige huidinfecties

A
  • beperkt tot epidermis
  • weinig tot geen klachten
  • behandeling: lokale therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Week 13 - ZO

Etiologie en behandeling diepe huidinfecties

A
  • in dermis
  • algemene ziekteverschijnselen
  • behandeling: orale of i.v. antibiotica
  • S. aureus als S. pyogenes (groep A streptokok)

Diagnostiek verwekker noodzakelijk voor juiste AB therapie

22
Q

Week 13 - ZO

Wanneer spreken van een necrotiserende fasciitis?

A

Uitbreiding huidinfecties en ontstaan necrose van de subcutis en aantasting van de spierfascie.
* Behandeling: chirurgische verwijdering necrotisch weefsel + biopt
* AB behandeling: Flucloxacilline versmallen naar penicilline + clindamycine toevoegen
* IVIG gedurende 3 dagen

23
Q

Week 13 - ZO

Kenmerken erysipelas

A
  • infectie van de bovenste (papillaire) dermis waar ook lymfvaten in liggen
  • verheven huidafwijking die scherp begrensd is.
  • De lymfeklieren zijn pijnlijk en vergroot.
  • Vaak is er snel uitbreidend ontstekingsinfiltraat van de huid met pijn, roodheid, oedeem en induratie
  • Indien de patiënt zowel hoge koorts als koude rillingen heeft, dan is er reden voor IV-therapie.
  • verwekker: beta-hemolytische streptokokken (klassiek), S.aureus

Cellulitis heeft een vagere begrenzing en bevindt is in de diepe dermis en subcutane vet. Verwekker: S. aureus/S. pyrogenes

24
Q

Week 13 - ZO

welke test voor onderscheid tussen stafylokokken en streptokokken?

A

Met behulp van katalase kun je eenvoudig en snel een onderscheid maken tussen Staphylokokken (katalase positief) en Streptokokken (katalase negatief).
- Katalase positief => vorming waterstofperoxide/zuurstof/gasvorming

25
# Week 13 - ZO verspreiding, pathogenese, symptomen, diagnostiek en behandeling van ectoparasieten.
26
# Week 13 - ZO uitleggen bij welk klachtenpatroon aan welke ectoparasiet gedacht moet worden.
27
# Week 13 - ZO ectoparasieten herkennen en determineren in de volgende hoofdgroepen; luizen, mijten, teken, vlooien en wantsen.
28
# Week 13 - ZO Wat is de belangrijkste risico factor voor het krijgen van constitutioneel eczeem?
* genetische aanleg (filaggrine gen => barriere defect) * in combinatie met andere atopische aandoeningen en **hoog serum IgE**
29
# Week 13 - ZO Wat zijn de belangrijkste (Th2) cytokines in de (immuno)pathogenese van constitutioneel eczeem?
eosinofiele granulocyten => type IV overgevoeligheidsreactie * IL-4 * IL-13 * factor: histamine
30
# Week 13 - ZO Diagnostiek atopisch eczeem?
* Afname bacteriële huidkweek; IgE * Meting totaal en specfiek IgE (RAST-test) * De atopy patch test
31
# Week 13 - ZO Behandeling atopisch eczeem?
antibacteriële therapie (lokaal en/of oraal) * lokale behandeling met corticosteroid crèmes of zalven
32
# Week 13 - ZO Benoem vijf virussen die een exanthemateuze rash kunnen geven.
Rubella * **Small** discrete **dark** **red** papules. * Erythematous, maculopapular rash without coalescence. * face => rapidly spreads to the trunk and extremities Measles * **Dull red** **blanching** **maculopapules**. * The lesions on the face and neck tend to become confluent, producing a **blotchy** appearance. * Spreads downwards (the face, neck and trunk and upper extremities) Enterovirus * A **faint rash**, characterised by few very **small**, flat **red** **dots** on the skin of the chest and back. HHV-6 - Exanthema subitum * **Small, slightly raised pink** lesions * appear on the trunk and spread to the neck and face. Parvovirus B19 - Erythema infectiosum * An erythematous confluent rash on the cheeks (**slapped cheeks**) * typical reticulated rash on the trunk and extremities
33
Virus infections associated with rashes that should be considered a risk during pregnancy
rubella virus; parvovirus B19; enterovirus; varicellazostervirus.
34
De anatomie en fysiologie van de huid kunnen beschrijven.
**Epidermis** (opperhuid): * Stratum corneum; * Stratum lucidum; * Stratum granulosum; * Stratum spinosum; * Stratum basale; Epidermis en dermis worden gescheiden door het **basaalmembraan**; Dermis (lederhuid): * Stratum papillare; * Stratum reticulare; Subcutis. ## Footnote epidermis: keratinocyten, melanocyten en langerhanscellen
35
Een huidziekte volgens de methode van PROVOKE kunnen beschrijven.
* **P**laats: lokalisatie & symmetrie; * **R**angschikking: samenhang van de huidafwijking; * **O**mvang: aantal en grootte; * **V**orm: rond, ovaal, druppelvormig, enzovoort; * **O**mtrek (begrenzing): (on)scherp of wisselend; * **Kl**eur; * **E**fflorescenties: primair of secundair.
36
Fasen van wondgenezing
**Inflammatoire fase: ** * Duur: maximaal twee weken; * Vasculaire respons (bloedstelping) en cellulaire respons (invasie in wond, fagocytose van micro-organismen, débridement van necrose, aantrekken van fibroblasten en vaatingroei/angioneogenese); **Proliferatieve fase:** * Duur: tot maanden; * Re-epithelialisatie huid-oppervlak, neoangiogenese (nieuwe vaatvorming), anastomosering aan pre-existente vaten, koppelen van vaten in wondgebied, vorming van granulatieweefsel en wondrandcontractie; **Remodelleer fase: ** * Duur: tot een jaar of zelfs langer; * Herschikken van collageenvezels (maar nooit meer dezelfde schikking als de originele huid) en atresie van bloedvaatjes.
37
Voordelen littekenvorming t.o.v. regeneratie
* littekenvorming gaat sneller * er is minder kans op invloeden van buitenaf als het eerder dicht is. * Er is dus sprake van betere bescherming door snellere genezing. Littekenvorming geeft dus een **overlevingsvoordeel**. Een voordeel van regeneratie is het feit dat de kwaliteit van het orgaan beter behouden blijft.
38
De aspecten van de huid als immuunincompetent orgaan kunnen aangeven.
Wond: onderbreking van de huid, waardoor een porte d'entree ontstaat voor ziekteverwekkers Chronische wond: niet-genezende wonden, er is vertraagde genezing als de wond na drie maanden nog niet zijn anatomische en functionele integriteit terug heeft
39
De meldingsplichtige exantheemziekten kunnen benoemen.
Mazelen en rodehond/rubella
40
De pathogenese, epidemiologie, prognose, klinische verschijnselen, en behandeling van M. Behçet kunnen beschrijven.
pathogenese: **APC's **reageert overmatig op triggers => overmatig **inflammatoire reacties** (neutrofiele granulocyten) epidemiologie: * mannen > vrouwen (1.2 : 1) * 20-30 jaar * HLA-B51 positief (50-80%) * Turkse en Spaanse afkomst prognose: ongunstig bij manifestaties van vasculitis (bv uveitis) klinische verschijnselen: Pijnlijke orale **aften**, pijnlijke **genitale zweren**, pijnlijke **pustels**. * Voornamelijk in oog, huid, genitalien en tractus digestivus * **Altragie** step-up behandeling * lokaal (steroidzalf) => systemisch => **steroidsparende medicatie** (azathioprine/cyclosporine) * **Thalidomide** (1dd 100mg; remming angiogenese) * **Colchicine** (remming neutrofiele granulocyten) * Prednison, mycofenolaat mofetil * Ernstig: **anti-TNF therapie** Complicaties: * Neuro-Behcet * Arterieel: vasculitis, pulmonaal vat aneurysma of aortitis; * Venen: tromboflebitis, DVT en longembolie. ## Footnote systemische ziekte, auto-inflammatoir geen bewezen effectieve therapie
41
Diagnostische criteria van ziekte van Behcet
Major criteria: minimaal drie keer per jaar orale zweren; Minor criteria: * Recidiverende ulcera door patiënt of arts waargenomen; * Oogafwijkingen (uveïtis, vasculaire chorioretinitis) door oogarts bevestigt; * Huidafwijkingen door patiënt of arts waargenomen; * Positieve pathergietest (< 24-48 uur door arts beoordeeld), prikt onder de huid en leidt tot ontstaan van een puistjes. ## Footnote De diagnose kan gesteld worden indien er voldaan wordt aan het major criteria in combinatie met twee of meer minor criteria.
42
De pathogenese, epidemiologie, prognose, klinische verschijnselen, en behandeling van systemische sclerose kunnen beschrijven.
Pathogenese: immuuncelactivatie => endotheeldisfunctie => fibrosering Epidemiologie: piek rond 30-40 jaar, vrouwen > mannen - primaire Raynaud: jonge leeftijd, vaker vrouwelijk - Secundaire Raynaud: latere leeftijd, onderliggend leiden Prognose: afhankelijk van locatie manifestaties Klinische verschijnselen * Fenomeen van raynoud, digitale ulcera, pitting scars * Manifestaties in long, nier, cardiaal, huid en gastro-intestinaal Diagnostiek Behandeling: * bloedvatverwijders (amlodipine) * endotheline receptor antagonisten * remmers immuuncelactivatie (prednison, DMARDS) * Cyclofosfamide of mycofenolaat mofetil bij longbetrokkenheid * TKI's: imatinib, nintedanib * symptomatisch (bv ACE-remmers)
43
Vormen van sclerodemie
* Gelimiteerde systemische sclerose: kenmerkt zich met name door calcinose (kalkafzettingen), fenomeen van Raynaud, slikproblemen, gewrichtsklachten en teleangiëctasieën; * Diffuse systemische sclerose: kenmerkt zich door uitgebreidere huidbetrokkenheid (ook proximale huidbetrokkenheid) en meer nadruk op de longbetrokkenheid.
44
Pathogenese sclerodemie in relatie tot klinisch beeld
Immuuncelactivatie => productie van auto-antistoffen en inflammatie. Het patroon van het soort auto-antistof kan voorspellend zijn voor welke organen aangedaan zullen raken, * Scl-70: interstitial lung disease; * Th/To: pulmonale hypertensie; * PM-Scl75: myositis; Endotheeldysfunctie => vasculopathie; * vrijkomen endotheline (ET-1) Fibrosering => orgaandisfunctie.
45
De meeste gangbare huidinfecties en hun verwekkers kennen.
- **Impetigo vulgaris/bullosa**: meestal veroorzaakt door *S. aureus * - **Ecthyma** zijn ulcera van de huid, veroorzaakt door *streptokokken*; - **Folliculitis** is een ontsteking van de haarzakjes, vaak veroorzaakt door *S. aureus*; - **Furunkel** (steenpuist) is een meer necrotiserende haarzakontsteking; - **Erysipelas** zit in de dermis en oppervlakte van de subcutis, wordt acuut veroorzaakt door pyogene *streptokokken* met scherp begrensd erytheem; - **Cellulitis** is een (sub)acute/chronische huidinfectie van de dermis en subcutis, die minder scherp begrensd is. Veroorzakers zijn *streptokokken, S. aureus en soms H. influenzae*; - **Fasciitis necroticans** zit in de fascie, is erg pijnlijk en heeft onscherp begrensd erytheem met zwelling; - **Pitted keratolysis** wordt veroorzaakt door **Corynebacteriën**.
46
wat zijn pyodermieen?
huidziekten die gepaard gaan met pusvorming. **Pyodermieën uitgaande van de huidaanhangsels**: * Haarfollikels: folliculitis, hordeolum, furunkel; * Nagels: paronychia; **Pyodermieën niet uitgaande van de huidaanhangsels**; * Impetigo vulgaris/bullosa; ecthyma; * Erysipelas/cellulitis.
47
De meeste gangbare verwekkers van huidinfecties kennen.
bacteriële verwekkers: * Grampositieve kokken (pyodermieën; S. aureus, S. pyogenes) * Gramnegatieve staaf (Pseudomonas aeruginosa); * Corynebacterium. Virale verwekkers: * Herpes simplex virus type 1 en 2; * Varicella zostervirus (VZV); * Humaan papillomavirus (HPV); * Molluscum-contagiosum virus. Schimmelinfecties: - dermatomycosen (ringworm) - onychomycose (schimmelnagel) - tinea capitis (schimmelinfectie haren) - candida parasieten - scabies (schurft)
48
Barriere mechansimen van de huid
* Hoornlaag; * Talgproductie (lipiden) die micro-organismen afweren; * Productie van antimicrobiële peptiden; * Huidflora/microbioom die de huid bezet houden.
49
Levensbedreigende huidinfecties kunnen noemen.
cellulitis, necrotiserende fasciitis en gasgangreen.
50
De pathogenese, epidemiologie, prognose, klinische verschijnselen, en behandeling van psoriasis kunnen beschrijven.
pathogenese: erfelijk, en triggers van genen - activatie APC in lymfeklier => T-cel activatie - voornamelijk **Th1**- en **Th17-cellen** epidemiologie: prevalentie 2% prognose: co-morbiditeiten - **reumatoïde artritis** (25%), metabool syndroom, cardiovasculaire aandoeningen, diabetes mellitus, hepatitis, nierfunctiestoornissen en leverfunctiestoornissen; klinische verschijnselen * **Plaques** / **psoriasis vulgaris**; * Pustulair; * Guttata; * Erythrodermisch; * Inversa; * Kobner fenomeen, afwijkingen nagels diagnostiek: **histologie** - hyperparakeratose - neutrofiele granolucyten in stratum corneum - ontstekingsfiltraat in dermis - gedilateerd capillair in papiltop behandeling: * Zalven (lokale corticosteroïden of vitamine D-zalven); * Lichttherapie (UVB-straling); * Tabletten (immunosuppressiva); * Injecties (biologicals); ## Footnote chronische ziekte => komt terug indien de behandeling wordt gestaakt.
51
De pathogenese, epidemiologie, prognose, klinische verschijnselen, en behandeling van de ziekte van Lyme kunnen beschrijven.
Pathogenese: micro-organisme **Borrelia**, verspreiding via teek epidemiologie: - geinfecteerde teken 3-50% - kans op lymfe na beet is 1-3% prognose: afhankelijk mate, duur en expositie - goed behandelbaar - preventie door pesticiden, vermijden tekenbeten, beschermende kleding, verwijderen teek diagnostiek: **serologie**, kweken of PCR
52
Stadia van Lymfe Borreliose, met passende behandeling
Stadium 1 (erythema migrans): - binnen 30 dagen - erythema migrans - doxycycline 2dd 100 mg per os voor tien dagen of amoxicilline 3dd500 mg per os voor veertien dagen; Stadium 2 (vroege neuroborreliose, artritis): - binnen een jaar - hematogene en lymfogene verspreiding (meningitis, artritis, radiculitis, carditis, hersenzenuwuitval) - ceftriaxon 1dd 2 g intraveneus voor veertien dagen; - Artritis: doxycycline 2dd 100 mg per os voor dertig dagen; Stadium 3 (chronische neuroborreliose): - langer dan een jaar - (polyneuropathie, encefalopathie, chronische artritis of ACA); - ceftriaxon 1dd 2 g intraveneus voor dertig dagen.