Week 14 Flashcards

1
Q

verspreiding, pathogenese, symptomen, diagnostiek, behandeling van schistosomiasis

A

verspreiding: tropische zoetwaterslak (eieren) => water (larve) => mens (parasiet)
* verwekker: Schistosoma mansoni, Schistosoma haematobium, of Schistosoma japonicum

pathogenese:
* penetreren de intacte huid
* via lymfevaten, de veneuze circulatie, het rechter hart, de longen en het linker hart de grote circulatie en daarna de lever => ontwikkelen ze zich tot volwassen wormen
* migratie naar de mesenteriale venen.
* De eiproductie komt ongeveer 6-12 weken na de infectie op gang => darmlumen (verdere verspreiding)
* klachten ontstaan door weefselreactie op de eieren => ontstaan granulomen

symptomen:
* buikpijn, vermoeid, hepatosplenomegalie, eosinofilie
* portale hypertensie, slokdarmvarices (met bloedspugen), decompensatie en ascites

diagnostiek: faeceskweek
* rectumbiopt of serologie (ELISA) als alternatief

behandeling: praziquantel (Biltricide ®)
* follow-up met serologie
* evt. symptomatische behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verspreiding, pathogenese, symptomen, diagnostiek, behandeling van strongyloidiasis

A

verspreiding: Larvale stadia penetreren de huid.

pathogenese:
* verwekker: Strongyloides stercoralis (spoelworm)

symptomen: urticaria, gastro-intestinale klachten, malaise, migrerende huidafwijkingen (larva currens)
* hypereosinofilie

diagnostiek: faecesonderzoek, serologie

behandeling: albendazol of mebendazol Vermox

Ascaris lumbricoides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verspreiding, pathogenese, symptomen, diagnostiek, behandeling van echinococcosis

A

verspreiding: orale opname van eieren of besmette levertransplantaat
* mens is tussengastheer
* verwekker: Echinococcus granulosus (lever), Echinococcus multilocularis (long)

pathogenese:
* voorkeurlocaties: lever - long - milt - bot/spier - hart/nier - hersenen

symptomen: pijn, met name in de bovenbuik, icterus, misselijkheid
* na infectie lange tijd asymptomatisch

diagnostiek: bloedonderzoek en echografie abdomen
* cysten in lever, met interne structuren
* vervolg met CT-scan en serologie

behandeling
1. Behandeling middels P.A.I.R. (Puncture, Aspiration, Injection, Reaspiration)
2. Chirurgische verwijdering van de cyste
3. Medicamenteuze behandeling met albendazol (1dd 10 mg/kg)
4. Geen interventie, beloop slechts vervolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verspreiding, pathogenese, symptomen, diagnostiek, behandeling van isosporiasis

A

verspreiding: Orale opname van oöcysten
* verwekker: protozoa
pathogenese:
symptomen:
diagnostiek:
* Bloedkweek en -onderzoek , faeceskweek- en onderzoek

ALLEEN behandeling bij personen met een verstoorde afweer of langdurige klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De symptomen van invasieve migrerende plat- en rondworm infecties herkennen.

A

misselijkheid, zwakte, diarree en vermoeidheid zijn, of je hebt helemaal geen symptomen;
misschien eieren of wormen in je ontlasting.

Voorbeeld: stronglydiasis, schistosomiasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De symptomen van invasieve cysteuze lintworm infecties herkennen.

A

Vaak asymptomatisch;
Afhankelijk van grootte, groeisnelheid en locatie cysten
* traag groeiende cysten van lever, long en andere organen die vaak jarenlang onopgemerkt blijven
* abdominale pijn, malaise, misselijkheid, braken, en gewichtsverlies

Voorbeeld: echinococcis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De symptomen van gastro-intestinale protozoaire infecties herkennen.

A

Diarree;
geen bloed of slijm en gaat vaak gepaard gaat met misselijkheid, gasvorming, buikkrampen en vettige, stinkende ontlasting.

Voorbeeld: isopsoriasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schistosomiasis 4 klinische stadia + symptomen

A
  • Invasiestadium (2-3 dagen): jeuk en papulaire uitslag
  • Katayama-syndroom (‘acute schistosomiasis’): koorts (re- of intermitteren), oedeem, urticaria, eosinofilie
  • Gevestigde infectie (start eierproductie): diarree, bloed bij de ontlasting, buikpijn en vermoeidheid
  • Chronische schistosomiasis: afhankelijk lokalisatie eieren; hepatosplenomegalie, pseudopolyposis (darm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Teken van een parasitaire infectie?

A

eosinofilie
* voornamelijk wormen en protozataire infecties
* hypereosinofilie => migrerende infecties

Positieve reisanamnese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uit te leggen waar en via welke route men besmet kan worden met hepatitis A en hoe je de kans op overdracht van hepatitis A beperkt.

A
  • HAV wordt overgebracht met water en voedsel, repliceert in het maag- darmkanaal en verspreidt zich naar de lever en de hepatocyten.
  • Incubatietijd 2-6 weken.
  • Uitscheiding in faeces voorafgaand aan de symptomen.
  • Geen chronisch dragerschap.
  • hoge prevalentie op zuidelijk halfrond (derde wereld landen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het concept virale hepatitis te definiëren en de vier pathogenetische stadia te benoemen.

A
  1. acuut
  2. chronisch / chronische hepatitis
  3. cirrose
  4. gedecompenseerde cirrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de twee voornaamste etiologiegroepen van chronische virale hepatitis te benoemen.

A
  • Hepatocellulaire ziekten (bijv. virale hepatitis, alcoholische leverziekten, ontsteking/necrose t.g.v. toxinen/medicamenten.)
  • Cholestatische ziekten (bijv. galstenen, PBC, maligne obstructie.)
  • Verwekker: HBV en HCV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de specifieke behandelingsopties van de twee voornaamste vormen van chronische virale hepatitis te benoemen.

A

HBV: alfa-interferon en nucleoside analogen.
HCV: alfa-interferon in combinatie met ribavirine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

aan te geven op welke wijze onderscheid gemaakt kan worden tussen een acute en een chronische infectie.

A

Acute fase: nog geen antistoffen aanwezig
Chronisch: antistoffen aanwezig, soms antigeen aanwezig (afhankelijk van virusproductie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pathogenese van Hepatitis B

A

Voor het opruimen van geïnfecteerde hepatocyten wordt de T-cel (T-helper en CTL) respons verantwoordelijk gehouden.
Ook niet-cytolytische intracellulaire virus inactivatie met behulp van cytokines kan een rol spelen bij het stoppen van de replicatie.
Immuunsuppressie door middel van prednison heeft directe invloed op levercelafbraak (ALT), deze zal afnemen. Hierdoor neemt de virusreplicatie toe.
Afname van de virusreplicatie door een nucleoside (lamivudine, entecavir) of nucleotide analoog (tenofovir) leidt eveneens tot vermindering van levercelverval.

Verklaring:
Levercelverval berust grotendeels op CTL activiteit tegen virale antigenen. Prednison remt CTL activiteit en lamivudine remt de antigeen expressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Symptomen virale hepatitis

A

Geelzucht, jeuk, moeheid, malaise, gebrek aan eetlust, donkere urine, ontkleurde ontlasting, pijn in de leverstreek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Etiologie virale hepatitis

A

virus, alcohol, geneesmiddelen, auto immuun, genetische leverziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Diagnostiek virale hepatitis

A

Laboratorium onderzoek:
* ALT, AST, GGT, Bilirubine, Albumine, Prothrombine tijd
Specifieke testen voor:
* Virale leverziekten, Auto-immuunziekten (ANA, SMA, IgG), PBC (AMA), PSC (p-ANCA), Alcohol (MCV)
Beeldvormende diagnostiek:
* Ultrasound (US), Computed Tomography (CT), Magnetic Resonance Imaging (MRI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk hepatitis virus wordt niet chronisch?

A

Hepatitis A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bij de diagnostiek van hepatitis virus B infecties kiest men bij voorkeur voor:

A

antigeen test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de epidemiologie van Zikakoorts te kennen

A

Op dit moment is er een grote uitbraak in Zuid-Amerika en de Caribbean (epidemische verheffingen)
enkele gevallen in Afrika (sporadisch) en Azie

Europa (nog) geen uitbraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de infectieroute en pathogenese van Zikakoorts te begrijpen

A

via een beet van een mug. De Aedes Aegypti is de belangrijkste vector, maar het is niet uitgesloten dat andere muskieten het virus ook over kunnen brengen.

Zikakoorts is een ARBO virus; overdracht via geleedpotigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de symptomen te kennen van Zikakoorts

A

20% heeft klachten; 80% asymptomatisch
* koorts, rash, conjuncitivitis en gewrichtsklachten.
* Complicaties: microcefalie (pasgeboren) en guillain barre syndroom (kinderen en volwassenen)

24
Q

de preventie en behandeling te kennen van Zikakoorts

A

Diagnostiek: PCR
Behandeling: -
Preventie: voorkomen dat je door de muskiet gestoken wordt, door beschermende kleding te dragen, onder een klamboe te slapen en muggenspray met DEET te gebruiken.

GEEN vaccin beschikbaar

25
Emerging infections?
zijn infecties die in staat zijn zich over een groot gebied te verspreiden. Ze kunnen epidemieën of zelfs pandemieën veroorzaken en kunnen oorzaak zijn van morbiditeit en zelfs mortaliteit in geïnfecteerde personen.
26
what clinical picture a emerging virus like yellow fever can cause
gele koortsvirus (YFV) verwekker: RNA-virus * overdracht door muggen, met name Aedes Aegypti. * **hemorrhagische koorts** (koorts + bloedingen), **geelzucht** * koorts, spierpijn, hoofdpijn, koude rillingen, misselijkheid en braken ## Footnote Geen antivirale therapie; wel vaccin beschikbaar
27
zoonosis and the concept of One Health
Zoönosen zijn infectieuze ziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens. One Health: uitbraken zoveel mogelijk te voorkomen en beperkt te houden, zodat ziekteverwekkers zich niet overal verspreiden. De gezondheid van mensen, dieren en het milieu multidisciplinair wordt benaderd. * rekening houden met impact op de ander
28
what public health measures are important when diagnosing an viral hemorrhagic fever
* Bron- en contactonderzoek * Isolatie van de patiënt; * Het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen bij contact met de patiënt; * Patiëntmateriaal met zorg behandelen.
29
kennis van relevante getallen en epidemiologie ten aanzien van reizen in het algemeen en specifiek met betrekking tot ziek terugkerende reizigers.
Ebola: Gabon, Congo, Sudan, Guinea, Liberia (West-afrika, kust) Rabies: overdracht via apen Malaria: zeer korte incubatietijd (±7-17 dagen)
30
het LARISA-acroniem uitwerken als diagnostische tool bij de ziek terugkerende reiziger (welke 5 onderwerpen moeten bij de anamnese minimaal bevraagd worden bij een ziek terugkerende reiziger).
* Locatie * Activiteiten * Reiziger * Incubatietijd * Syndromen (koorts, huidafwijkingen, gastro-intestinale klachten) * Aanvullend onderzoek
31
Betekenis geven aan uitslagen van aanvullend onderzoek biij reizigers
 **Leukocytose** * amoebenabces, bacteriële infectie  **Leukopenie** * virale infecties (dengue + atypische lymfocyten), rickettsiose, viscerale leishmaniasis, buiktyfus (+ linksverschuiving), brucellose (+ relatieve lymfocytose)  **Trombopenie** * malaria, arbovirale infecties, leptospirose, rickettsiose, hemorragische koortsen, ziekte met diffuus intravasale stolling, viscerale leishmaniasis  **Eosinofilie** * strongyloidiasis, schistosomiasis, ascariasis, filariasis, gnathostomiasis, fascioliasis, trichinellose ...
32
De meest voorkomende verwerkkers van koorts en luchtwegklachten uit te tropen
* Malaria * viraal hemorragische koorts * TBC * amoebenabces * buiktyfus * trypanosomiasis
33
De meest voorkomende verwerkkers van koorts en luchtwegklachten uit te tropen in combinatie met uitslag aanvullend onderzoek
 Leukocytose * amoebenabces, veel bacteriële infecties  Leukopenie * virale infecties (dengue + atypische lymfocyten), rickettsiose, viscerale leishmaniasis, buiktyfus (+ linksverschuiving), brucellose (+ relatieve lymfocytose)  Trombopenie * malaria, arbovirale infecties, leptospirose, rickettsiose, hemorragische koortsen, ziekte met diffuus intravasale stolling, viscerale leishmaniasis  Eosinofilie * invasieve worminfecties, zoals strongyloidiasis, schistosomiasis, ascariasis, filariasis, gnathostomiasis, fascioliasis, trichinellose ...
34
Verspreiding, symptomen, diagnostiek, behandeling van malaria
Verwekker: **Plasmodium**, waarvan Plasmodium falciparum (malaria tropica) het meest ernstig is. - erytrocyten hechten aan de endotheelcellen, waardoor trombose ontstaat; Verspreiding: via muggen, die de sporozoïeten via bloed verspreiden; De verschillende varianten hebben een andere incubatietijd en geven verschillende koortspatronen; Symptomen: koorts, verhoogd CRP, anemie, verlaagd Hb en trombopenie. - P. falciparum en P. knowlesi geven ook een verhoogd lactaat (vanwege orgaanfalen); Diagnostiek: de dikke druppel methode, uitstrijkje en de antigeentest; Behandeling: chloroquine (+ primaquine). - Bij P. falciparum is dit malarone/mefloquine/riamet indien ongecompliceerd en artesunate bij een gecompliceerde infectie.
35
Epidemiologie, etiologie, behandeling van reizigersdiarree
36
Epidemiologie, etiologie, behandeling van amoebedysenterie
37
Epidemiologie, etiologie, behandeling van cutane larva migrans
38
Epidemiologie, etiologie, behandeling van tunga penetrans
39
Verspreiding, verschijningsvormen, symptomen, diagnostiek, behandeling en preventie van dengue
Verwekker: denguevirus (= een arbovirus - verspreiding via geleedpotigen, vnl tijgermug Verschillende verschijningsvormen van Dengue: * Aspecifieke koortsende ziekte; * Klassieke dengue koorts (DF); * Dengue hemorrhagische koorts (DHF); * Dengue shocksyndroom (DSS); Symptomen: koorts, hoofdpijn (achter de ogen), spier- of gewrichtspijn of rash; - Bij tweede besmetting met een andere variant => immune enhancement (ernstige infectie); Diagnostiek is afhankelijk van de fase van de infectie: - Actieve infectie mbv PCR - antistoffen (na enkele weken) met serologie Curatieve behandeling: geen, enkel **symptoomverlichting**; Ernstige dengue gaat samen met plasmalekkage, bloedingen en orgaanfalen → dalen trombocyten en stijgen hematocriet; Preventie: reisadvies, vaccinatie (in ontwikkeling)
40
Voorbeelden van alarmsymptomen en wat kan je hiermee inschatten?
Alarmsymptomen: - hoge koorts - huid- en/of slijmvliesbloedingen - hypotensie - hypoxemie - ernstige dehydratie - meningeale prikkeling - veranderd bewustzijn Inschatten: - mate van progressie klachten - ernst van de ziekte - besmettelijkheid
41
Pathofysiologie en kliniek van malaria beschrijven
Weefselhypoxie, shock => orgaandysfunctie => immuun(de)activatie - Anemie (hemolyse, dyserytropoiese) - Trombopenie (DIS, sekwestratie milt) - Diffuus intravasale stolling Symptomen: * Koorts * Hoofdpijn, spierpijn, malaise * Veranderd bewustzijn (tot psychose/coma) * Buikpijn, misselijk, braken, diarree * Icterus, hepatosplenomegalie
42
Welke laboratorium diagnostiek direct verricht moet worden inzicht te krijgen of de patiënt malaria of waarschijnlijk een bacteriële dan wel een virale infectie heeft.
- **Dikke druppel en uitstrijk** (gouden standaard) - (antigeen) sneltesten / flowcytometrie - kwantitatieve Buffy Coat analyse (QBC) - serologie (confirmatie doorgemaakte infectie) - moleculaire diagnostiek (PCR) (confirmatie Plasmodium soort; detectie lage parasitemie)
43
Epidemiologie, etiologie, behandeling van myiasis
44
Preventie van gastro-intestinale infecties gedurende de reis.
45
Beloop leverontsteking: van inflammatie, via fibrose naar cirrose kunnen uitleggen.
De ernst wordt uitgedrukt met behulp van de **Metavir Score**: * F0: geen fibrosering; * F1: fibrose in de protale driehoek; * F2: portale fibrose met een aantal septa (zichtbaar als uitlopers vanuit de portale driehoek); * F3: septale fibrose waardoor verbindingen tussen de portale driehoeken ontstaan; * F4: cirrose met verdringing van normaal leverweefsel.
46
Complicaties van levercirrose kunnen uitleggen.
* Decompensatie door fibrosering => cirrose => afname leverfunctie * Hepato cellulair carcinoom (HCC) door constante inflammatie => mutaties in hepatocyten => ontwikkeling carcinoom * Levergerelateerd overlijden
47
Van het ziektebeeld hepatitis C: de transmissie en het ziektebeloop kunnen benoemen.
Transmissie via bloed-bloed contact, verticale en seksuele transmissie
48
De levenscyclus hepatitis C virus ## Footnote met de 3 meest essentiele enzymen betrokken bij HCV replicatie?
* Acute infectie * Chronische infectie * Chronische hepatitis * Cirrose * HCC
49
De diagnostiek van hepatitis C: betekenis van anti-HCV, HCV-RNA, genotypen
anti-HCV: antilichamen tegen HCV, ontstaan 8 weken na primo infectie **HCV-RNA**: indicatie voor actieve infectie Verschillende genotypen * resistentie varianten: resistence associated strains RAS Aanwezigheid leverfibrose: leverbiopt of fibroscan
50
De behandeling van hepatitis C in grote lijnen kunnen benoemen. Het principe van minimaal twee middelen met verschillend aangrijpingspunt kunnen uitleggen.
Peginterferon, ribavirin * Bijwerkingen **Direct-Acting Antivirals** (**DAA’s**) voor 8-12 weken; combinatie van twee remmer * Geen bijwerkingen * Proteaseremmers (-previr) * NS5A-remmers (-asvir) * Polymeraseremmers (-buvir) ## Footnote **SVR** is the marker of successful antiviral therapy
51
Kunnen uitelggen op welke manier Hepatitis A besmettelijk is.
Fecaal-orale route, vaak na een vakantie
52
Kunnen benoemen welke klachten een hepatitis A infectie geeft.
De klachten in de prodromale fase: - algemene malaise, hoofdpijn en koorts. - Na enkele dagen: buikpijn, misselijkheid met braken, verminderde eetlust, geelzucht en jeuk De klachten houden meestal tussen de twee en drie weken aan. - kenmerkend zijn buikpijn, koorts, icterus, braken en het acute ontstaan van de klachten. extrahepatische klachten: immuuncomplexen slaan neer in de huid of gewrichten. - huiduitslag of een vasculitis van de huid. - Gewrichtspijnen of gewrichtsontstekingen
53
Kunnen uitleggen hoe de diagnose te stellen is.
**Labonderzoek**: - Enkele weken na de infectie: verhoogd ALAT, ASAT, geconjugeerd bilirubine **Serologie** - Enkele weken na infectie: aanwezigheid IgM-antistoffen - Na twee maanden: IgG-antistoffen
54
Belangrijke ‘emerging infections’ kunnen noemen en beschrijven
* COVID-19 - vleermuizen; * Ebola - vleermuizen; * West-Nile virus - vogels * Middle East Respiratory Syndrome (MERS) - dromedaris; * H5N1-influenza: pluimvee, meestal de kip; * Q-koorts: meestal geiten, maar soms ook schapen; * Nipah-virus: vliegende hond. Komt met name voor in het gebied rond de Stille Oceaan; * Puumala hantavirus: rosse woelmuis.
55
De oorzaken en determinanten van de opkomst en ondergang van ‘emerging infections’ kunnen benoemen en maatregelen ter bestrijding kunnen beredeneren.
Oorzaken: meer dierhouderij, meer handel in dieren en dierlijke producten, klimaatopwarming, meer uitbuiting van natuurgebieden en biodiversiteitsverlies; Determinant: de snelle groei van de wereldpopulatie en consumptiepatronen van de laatste tientallen jaren; Aanpak van opkomende infectieziekten: - goede surveillance - goede diagnose van infectieziekten - beperken van ziekte en dood - wegnemen onderliggende oorzaken.