Week 2 Flashcards

(47 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire hemostase?

A

Primair: stelpingsprobleem (bloedplaatjes) –> petechiën!
Secundair: stollingsprobleem (stollingsfactoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werkt het proces van primaire hemostase?

A
  1. Endotheel raakt beschadigd
  2. Trombocyten rollen over geactiveerd endotheel
  3. Door vWF plakken trombocyten aan collageen van endotheel
  4. Tijdens het rollen veranderen trombocyten van vorm en worden ze actief
  5. Alfa granula en dense bodies komen vrij
  6. Aggregratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ezelsbruggetje primaire hemostase

A
  1. Zoenen: vormverandering
  2. Seks: verdere activatie
  3. Huwelijk: aggregatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn klinische verschijnselen van primaire hematose stoornis?

A
  • Hematomen na klein trauma
  • Petechiën
  • Mucosa bloedingen
  • Hypermenorroe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarop wordt getest bij primaire hemostase stoornis?

A
  • Trombocytenaantal
  • Trombocytenfunctie: adhesie, aggregatie
  • Von Willebrand factor: activiteit en hoeveelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn klinische verschijnselen bij secundaire hemostase stoornis?

A
  • Hematomen
  • Gewrichtsbloedingen
  • Spierbloedingen
  • Bloedingen niet direct na een ingreep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarop wordt getest bij secundaire hemostase stoornis?

A
  • Protrombinetijd (PTT-PT/INR): factoren VII, X, II en fibrinevorming
  • Activated partiële tromboplastinetijd (aPPT): factoren II, XI, IX, X en fibrinevorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar worden stollingsfactoren gemaakt?

A

Lever.
Uitzondering factor VIII: komt uit endotheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen aangeboren of verworven tekort aan stollingsfactorenactiviteit?

A

Aangeboren: hemofilie A en B
Verworven:
- Gebruik van heparine
- Gebruik van vitamine K antagonisten
- Verbruik van stollingsfactoren door DIC
- Verlies van stollingsfactoren door ernstige bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen hemofilie A en B?

A

A: onvoldoende factor VIII
B: onvoldoende factor IX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn interventies bij het laten verdwijnen en verschijnen van stolsels?

A

Verdwijnen: fibrinolyse, PTA, trombosuctie
Verschijnen: coiling, trombine (lokaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke stolling remmende factoren zijn er?

A
  • Antitrombine
  • Proteïne C en proteïne S
  • Tissue factor pathway inhibitor (TFPI)
  • Plasmine: fibrinolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van plasmine?

A

Zorgt voor afbraak van fibrine tot D-dimeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn voorbeelden van antifibrinolytische middelen?

A

Tranexaminezuur en epsilon-aminocaproic acid
Voorkomen dat plasminogeen kan binden aan fibrine –> remmen omzetting naar plasmine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voorbeelden van trombocytaggregatieremmers?

A

Aspirine, ticlopidine, clopidogrel (werken op primaire hemostase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn voorbeelden van antistollingsmiddelen?

A

Heparin, fraxiparine, pentasaccharide, orale anticoagulantia, vitamine K-antagonisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat doet heparine?

A
  1. Plakt aan antitrombine
  2. Zorgt dat trombine niet fibrogeen kan omzetten in fibrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat doen vitamine K-antagonisten?

A
  1. Inactiveren factoren II, VII, IX en X
  2. Voorkomen dat fibrine gevormd kan worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn voorbeelden van fibrinolytica?

A

Urokinase, streptokinase, tissue plasminogeen activator

20
Q

Wat is ongefractioneerd heparine?

A
  • Komt uit varkens
  • Farmacokinetiek minder voorspelbaar
  • Kan gecontroleerd worden met aPPT
  • Wordt intraveneus gegeven, werkt kort
  • Kunnen geantagoneerd worden
21
Q

Wat is gefractioneerd heparine?

A
  • ‘Low molecular weight heparin’
  • Synthetisch gemaakt
  • Voorspelbare werking en eliminatie
  • Kan niet goed gemeten worden
  • Wordt subcutaan gegeven, werkt 12 uur
  • Kan niet geantagoneerd worden
  • Wordt gegeven bij DVT
22
Q

Wat is pentasaccharide?

A
  • Synthetisch gemaakt
  • Goed doseerbaar
  • Nauwelijks meetbaar
  • Wordt subcutaan gegeven, werkt heel lang
  • Kan niet geantagoneerd worden
23
Q

Wat is trombotische trombocytopenische purpura (TTP)?

A
  1. Te veel vWF en trombocyten
  2. vWF-multimeren ontstaan, waarin trombocyten verward raken
  3. ADAMTS-13 kan multimeren niet los knippen
  4. Erytrocyten raken beschadigd –> fragmentocyten
  5. Microangiopathische hemolytische anemie ontstaat –> icterus
24
Q

Welke 2 vormen van TTP zijn er?

A
  1. Aangeboren: tekort aan ADAMTS-13
  2. Verworven: auto-antistoffen tegen ADAMTS-13 (kan leiden tot CVA)
25
Wat voor diagnostiek doe je bij een Wells score > 4?
CT-angio Bij zwangeren: D-dimeer (1e en 2e trimester) en CUS (3e trimester)
26
Wat voor diagnostiek doe je bij een Wells score < 4?
D-dimeer Als deze hoog is --> CT-angio
27
Wat is de therapie bij veneuze trombo-embolie?
- Voorkomen van recidief - Voorkomen van trombusgroei of embolie: DOAC, heparines, VK-antagonist - Voorkomen van weefselverval/obstructieve shock: urokinase, tPA of streptokinase - Voorkomen van posttrombotisch syndroom
28
Uit welke 3 systemen bestaat het veneuze systeem?
1. Diep: endofasciaal 2. Oppervlakkig: extrafasciaal 3. Perforerende venen: verbindingssysteem
29
Hoe vervoeren venen bloed tegen zwaartekracht in?
- Veneuze capillaire druk (vis a tergo) - Respiratie (vis a fronte) - Spiercontracties (van kuit en voet)
30
Wat zijn oorzaken van veneuze hypertensie?
- Kleppen: aplasie, klepzwakte (primair/secundair? - Dicht diep systeem: DVT, ruimte-innemend proces - Geen spieractiviteit: inactiviteit, reuma/orthopedisch, parese/paralyse
31
Wat zijn spataderen?
Uitgezette en gekronkelde venen met vaak insufficiëntie kleppen en een abnormale, retrograde bloedtroom
32
Hoe worden spataderen/varices beoordeeld?
Via de CEAP classificatie
33
Wat zijn klachten van veneuze insufficiëntie?
- Inflammatie/ontsteking - Vermoeide benen ('s ochtends beter) - Geen koorts (geen infectie!) - Corona paraplantaris - Atrofie blanche
34
Wat is een ulcus cruris ('open been')?
Defect van de huid gebaseerd op veneuze insufficiëntie
35
Wat voor diagnostiek kun je doen bij veneuze insufficiëntie?
- Doppler - Duplex - Enkel/arm index
36
Wat is de behandeling voor ulcus cruris?
- Compressie therapie - Wondtoilet, waarbij necrose wordt weggehaald - Wondbedekker
37
Welke typen lymfoedeem zijn er?
- Primair: aanleg en/of functiestoornis - Secundair: na trauma, postinflammatoir - Na overbelasting van decompensatie
38
Wat zijn tekenen van lymfoedeem?
- Verdikte tenen ('worsttenen') - Plooivorming op tenen - Papillomatosis
39
Wat zijn kenmerken van lipoedeem?
- Chronisch progressief - Gevoeligheid, snel hematomen - Pijn - Afname mobiliteit - Psychisch belastend - Bij vrouwen, vanaf puberteit, vaak familiair
40
Wat zijn tekenen van lipoedeem?
Voeten zijn slank, daarboven treedt zwelling op
41
Wat is het gevaar van compressie therapie?
Te hoge druk die de arteriële en arteriolaire circulatie kan belemmeren --> inductie decubitus
42
Wat is de wet van Laplace omtrent compressie therapie?
De druk van het verband is evenredig met de spanning waarmee je hem aanbrengt en omgekeerd evenredig met de straal
43
Hoe wordt ongefractioneerd heparine gecoupeerd?
Protamine
44
Hoe worden VK-antagonisten gecoupeerd?
Vitamine K en 4-factoren concentraat
45
Hoe wordt aspirine gecoupeerd?
Stoppen met aspirine en trombocytentransfusie (alleen bij massale bloeding)
46
Hoe worden DOACs gecoupeerd?
Idarucizumab of andexanet alfa
47
Wat zijn de functies van trombine?
- Zet fibrinogeen om in fibrine - Activeert in aanwezigheid van trombomoduline proteïne C - Activeert factor VIII - Activeert bij hoge concentraties TAFI - Activeert trombocyten en endotheelcellen