Week 2 Flashcards

AHA's, spijsvertering, (55 cards)

1
Q

VSD

A

Ventrikel septum defect
Links-rechts shunt
Rond 3-6 weken na geboorte: moeizaam drinken, versnelde ademhaling
Holosystolische souffle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aortastenose

A

Vernauwing van aortaklep
Symptomen: ademhalingsproblemen, verlengd CRT, hepatomegalie.
Kan leiden tot hypertrofie van linker ventrikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tetralogie van Fallot

A

Pulmonaalstenose, VSD, overrijdende aorta en rechterventrikelhypertrofie.
Deze combinatie leidt tot cyanose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicofactoren AHA

A
  • Hogere leeftijd moeder
  • Alcoholgebruik
  • Infecties
  • Diabetes
  • Bepaalde medicatie tijdens zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem de instroomkleppen en de uitstroomkleppen incl. functie

A

Instroom: voorkomen terugstroming van ventrikels naar atria
- Tricuspidalisklep
- Mitralisklep: sluit bij systole

Uitstroom: voorkomen terugstroming van aorta/tr.pulmonalis naar ventrikels
- Pumonalisklep
- Aortaklep: Opent bij systole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef formule van slagvolume

A

Einddiastolisch volume - eind systolisch volume
SV = EDV - ESV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welk zenuwsysteem hoort de n. vagus en geef de effecten bij stimulatie van deze zenuw?

A

Parasympathisch (rest and digest). activatie muscarine (metabotrope cholinergereceptoren) -> activatie k-kanalen en remming Ca en If-kanalen -> langzamere diastolische repolarisatie -> lagere HF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij welk zenuwsysteem hoort de n. sympaticus en geef de effecten bij stimulatie van deze zenuw?

A

(ortho)-sympatisch (fight or flight). activatie B1-adrenerge receptoren -> stimulatie Ca en If kanalen -> snellere diastolische depolarisatie -> hogere HF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zorgt voor depolarisatiefase in het hart, wat zorgt voor repolarisatie en wat zorgt voor diastolische depolarisatie?

A

Depolarisatie in hart: Ca-kanalen
Repolarisatie: k-kanalen
Diastolische depolarisatie: If (kationkanaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

PQRST (elektrocardiogram)

A

P-top: veroorzaakt door contractie van atria
QRS-complex: gevolg van depolarisatie van ventrikels
T-top: veroorzaakt door repolarisatiegolf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ductus venosus

A

Verbinding tussen placenta en foetale circulatie. Sluit 3-7 dagen na geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ductus arteriosus

A

Directe verbinding tussen arteria pulmonalis en aorta descendens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor sluit foramen ovale?

A

Bij geboorte neemt weerstand in de longen af. Daardoor wordt druk in de linker harthelft groter dan de druk in de rechter harthelft, hierdoor wordt het foramen ovale dichtgedrukt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de lagen (incl sublagen) aan van vaten van buiten naar binnen?

A

Adventitia (bindweefsel - membrana elastica externa), media (vegetatieve innervatie + gladde spier), intima (membrana elastica interna - bindweefsel - basale membraan - endotheel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Windketelfunctie

A

Drukstoot van ventrikels wordt opgevangen door elastische eigenschappen van grote arteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Compliantie

A

Rekbaarheid van het vat. Is in venen groter dan in arteriën.
Formule = delta V / delta P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Polsdruk

A

Verschil tussen systolische en diastolische druk in de arteriën van de grote circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Vervangingsweerstand

A

Totale weerstand van alle vaatstelsels.
Formule voor parallel geschakelde organen:
- 1/Rtotaal = 1/R1+1/R2+1/R3+…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar bevinden baroreceptoren zich, en wat doen ze?

A

Aortaboog en Sinus caroticus. Ze meten de druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er bij activatie van baroreceptoren?

A

Verlaging van hartfrequentie en vasodilatatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Noem 4 functies van de placenta

A
  • Uitwisseling van gassen (longen)
  • Voeding (tr. gastrointestinalis)
  • Voeding/afvalstoffen (lever)
  • Vloeistof-/electrolytenevenwischt, afvoer afvalstoffen (nieren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe ontwikkelt het hart?

A
  • Week 3-4: hart begint als buis, ontwikkelt door kromming tot 4 compartimenten.
  • Week 5: hart wordt verdeeld in atria en ventrikels, met verbindingen naar aorta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Endocardkussens

A

Zorgen voor septatie en de vorming van hartkleppen

24
Q

Welke lichamelijke onderzoeken kunnen duiden op AHA?

A
  • Dysmorfe kenmerken
  • Kleurveranderingen zoals blauw, grauw of roze
  • Verminderde circulatie
  • Verschillen in circulatie tussen armen en benen
  • Verhoogde hartgrootte
  • Afwijkende harttonen
  • Hartruis
  • Vergrote lever, hepatomegalie
25
Links-rechts shunt
Bloed uit linker harthelft met hoge zuurstofverzadiging naar rechterharthelft of een van grote bloedvaten, waarbij dit wordt vermengd met bloed met een lage zuurstofverzadiging. - ASD - VSD - Persisterende ductus arteriosus (PDA)
26
Wat voor belasting is er bij een ASD?
Volumebelasting van het rechter ventrikel. Omdat de longveneuze retour deels naar het linker ventrikel gaat en deels terug stroomt via het ASD naar het rechter ventrikel. Er is dus ook een verhoogde longdoorstroming.
27
Wat voor belasting bij een VSD?
Volumebelasting van het linker ventrikel. Omdat tijdens de systole een groot drukverschil ontstaat waarbij het bloed gedeeltelijk via het VSD naar de truncus pulmonalis stroomt.
28
Symptomen VSD
- Versnelde ademhaling - Bij langdurig verhoogde longflow kan ook longoedeem ontstaan en daarbij tekenen van dyspneu - Tachycardie - Minder drinken/langer over de fles/borst voeding doen/ pauzeren tijdens de voeding (Typisch begint een kind heel gulzig maar moet hij na paar minuten telkens even pauzeren, vanwege tachypneu, dan is het kind ook klam/zweterig, bv zweet op voorhoofd) - Minder groeien - Perifere ledematen koud, - Vertraagde refill - Na 6 maanden afnemen: dichtgaan shunt
29
Wat voor belasting bij PDA?
Volumebelasting van het linker ventrikel, omdat bloed terug stroomt naar truncus pulmonalis waardoor linker ventrikel sterker moet contraheren om voldoende bloed door lichaam te krijgen.
30
Wat voor belasting bij ToF?
Drukbelasting van rechter ventrikel
31
Wat voor belasting bij aortastenose?
Drukbelasting van het linker ventrikel
32
Lichamelijk onderzoek PDA
Machinekamer souffle tijdens systole en diastole
33
TGA
Transpositie van de grote vaten Aorta ontspringt uit rechter ventrikel, truncus pulmonalis uit linker ventrikel. Symptoom: lage saturatie in armen en hoge saturatie in benen. Tachypneu
34
Tricusspidalis atresie
1 van de ventrikels is onderontwikkeld, waarbij een univentriculair hart is ontstaan. Er is een ductusafhankelijke longdoorstroming nodig om bloed naar longen te sturen
35
Aortastenose
Wordt vaak veroorzaakt door een bicuspide aortaklep. Bij lichamelijk onderzoek is ejectie geruis te horen (crescendo decrescendo)
36
Pulmonalisstenose
Hypertrofie van rechter ventrikel Ejectiegeruis te horen
37
NEC
Necrotiserende enterocolitis. Een gedeelte van het darmslijmvlies sterft af door ischemie en ontsteking. Er kunnen luchtbellen ontstaan in de darmwand. Klinisch beeld: sepsis, galbraken, opgezwollen en pijnlijke buik, rood verkleuring van huid, bloederige ontlasting. Komt vaak voor bij premature en dysmature babys
38
Noem het verschil tussen de innervatie van multiunit en unitary gladde spiercellen en waar is sprake van in het darmkanaal?
Multiunit: elke spierccel heeft een eigen geïnnerveerde zenuw (betere motoriek) Unitary: meerdere spiercellen worden aangestuurd door 1 zenuw. dit kan door gap junctions Darmkanaal: unitary
39
Via welke fase verloopt maagsapsecretie?
- Cefale fase: denken aan, zien, doorslikken of ruiken van voedsel stimuleert maagsapsecretie - Gastrische fase: rekking van de maag en eiwitfragmenten stimuleren maagsapsecretie - Intestinale fase: onder invloed van pH en hoeveelheid vetzuren in duodenum wordt maagsapsecretie gereguleerd
40
Ziekte van Hirschsprung
Er zitten geen ganglioncellen in het rectum, waardoor dit niet kan ontspannen en dus geen ontlasting doorheen kan. Symptomen: vertraging van meconium, constipatie, uitrekking van colon, enterocolitis.
41
Noem de namen van de 3 grote vaatsystemen en naar welke delen van de primitieve darm bloed aangevoerd wordt?
- Truncus coeliacus: voordarm - A. mesenterica superior: middendarm - A. mesenterica inferior: einddarm
42
Welke organen liggen secundair retroperitoneaal?
- Duodenum - Pancreas - Colon ascendens en descendens - Rectum
43
Afwijkingen waarbij darm nog niet aan navel vast zit
icoileale fistel: kind verliest ontlasting vai navel - Fibrueze band: darm is via een stukje bindweefsel verbonden aan de navel - Divertikel van Meckel: overblijfsel van dooierzaksteek, gevaarlijk als het gaat ontsteken en wordt vaak gezien als appendicitis (maar is het zeker niet) - Cyste
44
Waaruit ontstaan trachea en longen, lever en pancreas?
Trachea en longen: uit het primitieve maag-darmstelsel Lever en pancreas: ze ontwikkelen als uitstulpingen van het duodenum.
45
Duodenale atresie
Duodenale atresie is het gevolg van een gebrekkige kanalisatie van de vaste twaalfvingerige darm. Dit proces vindt plaats tijdens de achtste week van de zwangerschap. Er kan sprake zijn van een vliezige obstructie, een discontinuïteit of een ringvormige pancreas markeert de plaats van de obstructie. Double bubble is een kenmerk op röntgefoto's
46
Malrotatie (met volvulus)
Abnormale rotatie van darmkanaal. Kan leiden tot ischemie Symptomen: plotseling bilieus braken en scaphïde buik
47
Meconiumileus
Ontstaat door dikke taaie meconium die het darmkanaal blokeert. Associatie met CF (Meconium plug is een mildere variant)
48
Lordose
Kromming die naar dorsaal hol is. Vertebrae cervicales en lumbales
49
Kyphose
Kromming die naar dorsaal bol is. Vertebrae thoracales
50
Waaruit bestaat pericard?
- Fibreuze pericard: buitenzijde, stevig - Sereuze pericard: binnenzijde, Bestaat uit pariëtaal blad dat vergroeid is met fibreuze pericard en visceraal blad dat strak om het hart ligt, heet ook wel epicard.
51
Noem vertakkingen aorta
- truncus Brachiocephalicus - arteria Carotis communis sinsitra - arteria Subclavia Ezelsbruggetje: ABC'S (aorta, brachio, carotis, sub)
52
Ontwikkeling van ledematen
Vind plaats in AER - stylopod: humerus en femur - Zeugopod: ulna, radius, tibia en fibula - Autopod: carpalia, metacarpalia, digiti en tarsalia, metatarsala en digiti
53
Verschil ventilatie, diffusie, perfusie en transport
- Ventilatie: uitwisselen van lucht waarbij O2 naar binnen gaat en CO2 naar buiten vanuit de longen - Diffusie: uitwisselen van O2 en CO2 tussen de alveoli en de arteriën daaromheen - Perfusie: Uitwisseling van gassen en organen waar O2 naar toe moet of CO2 weg moet. - Transport: Transporteren van gassen door de gehele bloedbaan
54
FRC
Functionele residuale capaciteit Geeft de longinhoud in rust aan
55
Acidose en alkalose
Acidose: bij langzame ademhaling (hypoventilatie) wordt veel CO2 achtergehouden in de longen, hierdoor wordt de pH lager -->acidose Alkalose: bij hyperventileren wordt veel CO2 uitgeblazen wat zorgt dat bloed basischer wordt --> alkalose