Week 2 Flashcards

1
Q

Wat geeft de Flesh formula van Renkema weer?

A

Hoe leesbaar een tekst is, door middel van een wiskundige formule

De woordlengte en zinslengte worden in de formule meegenomen, die vervolgens de reading ease bepaalt

De resultaten liggen tussen de 0 (moeilijk) en 100 (makkelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de nadelen van de formule?

A

houdt geen rekening met coherentie of consistentie (op zowel zin als tekstueel niveau)

niet alle woorden met veel lettergrepen zijn moeilijk

ontwikkeld voor schoolteksten, dus niet per sé toepasbaar op andere teksten

de tekstbegrip testen die ten grondslag liggen aan deze formule hebben een twijfelachtige status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de formule aangepast en door wie?

A

Door Douma

10% erbij omdat het Nederlands meer samengestelde woorden heeft dan het Engels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn andere taal technologische hulpmiddelen?

A

jargon scanner

texamen (analyse moeilijke woorden en zinnen)

LSA (kans combinatie van woorden in alinea)

coh-metrix (nieuwe zin, mate van overlap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de Cloze test?

A

De cloze test gaat er vanuit dat de lezer een tekst ook kan begrijpen als woorden weggelaten zijn. De mate waarin dit lukt, geeft aan hoe moeilijk de tekst is.

Elk vijfde woord is weggelaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de kritiek op de Cloze test?

A

De test test in sommige gevallen meer de kennis van de lezer over een specifiek onderwerp dan dat de test weergeeft of de tekst lastig is.

Dit ligt aan welke woorden er weggelaten worden:

  • functiewoorden: makkelijker in te vullen wanneer kennis van taal
  • inhoudswoorden: in te vullen adhv kennis over onderwerp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de drie termen van het CCC-model (Renkema)?

A

correspondentie - tekst is alleen van goede kwaliteit als de zender haar doel bereikt en voldoening geeft aan ontvanger

consistentie - de tekst is consequent in structuur, woordkeuze, etc

correctheid - de tekst mag in zowel grammaticale zin als in de inhoud geen fouten bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom kan een goede titel ervoor zorgen dat een tekst beter wordt opgenomen?

A

Deze kan ervoor zorgen dat het juiste geheugenschema geactiveerd wordt en de tekst zodanig juist wordt geïnterpreteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een schema (Peeck)?

A

Een schema is een geheugenschema, een kennisbestand dat wij in ons hoofd hebben. Deze werken in het lange termijn geheugen, en schematiseren kennis. Deze schema’s hebben standaardelementen en open plekken (slots). Dit is een vaststaand iets in je cognitieve systeem, waardoor kennis makkelijker terug te halen en op te slaan is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan een geheugenschema werken als retrieval plan?

A

Doordat je weet wat je kan verwachten en wat relevant is, kan je de kennis beter terughalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee dingen onderscheiden we in het schema?

A

het scenario (de volgorde van gebeurtenissen)

het script (de personen die een rol spelen in het schema)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doen stimulating recall events?

A

deze stimuleren relevante voorkennis

hierdoor zijn de resultaten beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe noemen we de open plaatsen en het invullen hiervan?

A

slots

+

Ideational scaffolding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn interpretatieve repertoires?

A

het telkens toepassen van vertrouwde frames in vertrouwde omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn ingebedde metaforen?

A

Zodra je over abstracte, complexe problemen gaat praten doe je dit vaak in termen uit een ander domein, wat er in resulteert dat je metaforen gebruikt. Deze gekozen metaforen en domeinen zijn niet toevallig, maar zijn tekenend voor hoe men erover denkt. Zoals bijvoorbeeld bij een liefdesrelatie, een reis “we zitten vast” “het loopt dood” etc.

Ofwel, metaforen die al vast in de taal zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly