Week 4 Flashcards
(141 cards)
Waarom is het transplanteren van een cornea zoveel makkelijker dan bijvoorbeeld een nier?
Een cornea heeft geen vascularisatie en is een immune priviliged site. Je hoeft dus een stuk minder rekening te houden met afstoting
Wat zijn de meest voorkomende transplantaties?
Cornea, huid, nier, beenmerg
Wat is het verschil in 10-jaarsoverleving tussen een nier van levende en postmortale donor?
58% tegenover 72%
Welke complicaties kun je zoal krijgen van transplantatie?
Nabloeding, andere chirurgische complicaties, infecties en afstotingsreacties
Wat is een korte definitie van afstoting? Wat is bepalend voor de afstoting?
Getransplanteerde organen kunnen door het immuunsysteem van de ontvanger als lichaamsvreemd herkend worden door genetisch verschil om vervolgens afgestoten te worden.
Toename genetisch verschil: toename immunologische afstoting
Welke vormen van transplantatie zijn er?
-Autotransplantatie: naar je zelf –> auto-SCT
-Syngene transplantatie: 1-ei’ige tweeling
-Allogene transplantatie: naar ander individu (met genetisch verschil)
-Xenotransplantatie: naar ander dier (nog meer genetisch verschil)
Wat zijn belangrijke transplantatieantigenen?
MHC antigenen
non-MHC antigenen (minor)
AB0 bloedgroep antigenen
Waarop vind je MHC-II?
APC’s en bij inductie op epitheel
Wat is een haplotype?
Combinatie genen op 1 chromosoom
Wat gebeurt er als je opnieuw bijvoorbeeld een stuk huid transplanteert van de zelfde donor naar dezelfde ontvanger?
Nog snellere afstoting –> immunologisch geheugen (dit immunologische geheugen kan worden overgebracht bij overbrengen lymfocyten)
Waar hang de immuniteit van een transplantatie vanaf?
-Variatie in MHC expressieniveau
-Variatie in aantal APC’s (mn DC’s)
Waarom zijn hart, nier en lever makkelijker te transplanteren dan bijvoorbeeld beenmerg, huid en pancreas?
Door verschil in DC’s (veel in huid, BM en pancreas) en met name het aandal dendritische cellen wat in de huid, pancreas en BM hoger is
Hoe werkt de directe T-cel alloreactie, op welke termijn?
De donort MHC op de donor APC presenteren een willekeurig peptide. De ontvanger T-cellen (CD8/CD4) zullen het vreemde MHC herkennen en dit gaan doden.
Dit gebeurt in eerste maanden na transplantatie en kan daarna ook niet meer want de donor APC’s sterven uit
Hoe werkt de indirecte T-cel alloreactie, op welke termijn?
De donor APC’s zijn vergaan en de ontvanger APC nemen de vrije MHC moleculen op en presenteren een fragment hier van in hun eigen MHC. Dit allo-peptide zal zorgen voor activatie van oa Th cellen (CD4) die dan weer cytokinen gaan produceren etc.
Dit is enkele maanden na Tx, de APC’s (donor) moeten namelijk al vergaan zijn.
Waarom wordt de directe T-cel alloreactie gezien als kruisreactie?
De ontvanger T-cel wordt geactiveerd doordat er een Ag peptide van bijvoorbeeld een virus is wat lijkt op het donor MHC.
Het idiotype is als het ware al een keer gezien in een andere context (infectie oid)
Wat zijn risicogroepen voor het hebben van antistoffen tegen vreemd HLA in het bloed?
-Eerdere transplantaties
-Bloedtransfusies
-Zwangerschap
–> Hierdoor nauwere selectie bij HLA matching
Wat gebeurt er bij hyperacute afstoting?
Binnen 24 uur, humoraal –> gepreformeerde allo-antistoffen tegen donor MHC of AB0 bloedgroep.
Wat gebeurt er bij de acute afsotingsreactie?
Eeerste 3-6 maanden. Dit cellulair en/of humoraal. Er is inductie van een adaptieve immuunrespons tegen donor MHC.
Wat gebeurt er bij chronische afstoting?
Dit is zowel immunologisch als niet immunologisch. Na maanden tot jaren. Veelal veroorzaakt door: hypertensie, hyperlipidemie, virale infecties, terugkeer ziekte, geneesmiddelentoxiciteit, late effecten ischemie en: VAATSCHADE!
Hoe ziet de vaatschade eruit bij chronische afstotingsreacties?
Proliferatie myofibroblasten
Hypertrofie tunica intima/neo-intima
Welke factoren zijn naast de adaptieve afweer belangrijk bij transplantatie?
-Ziekte of trauma waaraan donor is overleden
-Duur hersendood
-Mate ischemie/reperfusieschade
-Operatieprocedure
–> Invloed op allogeneiciteit donororgaan: schade zorgt voor leukocyten en complementactivatie en daarmee ook cytokinenproductie
Welke kruisproeven worden tussen donor en ontvanger gedaan en hoe werken deze?
-Humoraal: serum ontvanger, cellen donor
+ complement –> kijken of er lysis is. Negatieve kruisproef is gunstig
-Cellulair (MLR): donor APC, T-cel ontvanger (of andersom) –> mismatch –> proliferatie. Je kunt ook de killing van Tc-cellen meten
Welke 4 uitgangspunten heb je bij transplantatie?
-Optimale AB0 compatibiliteit
-Optimale MHC match
-Negatieve kruisproef humoraal
-Negatieve kruisproef cellulair
Hoe gebeurt de HLA typering?
Serologisch –> kijken of er MHC antistoffen zijn
-Moleculair: PCR amplificatie: A, B, C, DR, DQ, DP: DNA seqeuntie analyse