Week 5 Flashcards

1
Q

Eigendom Art. 5:1 BW

A

Eigenaar heeft juridische macht over de zaak. Mag gebruiken, beschikken en opeisen van andere, Revindicatie art. 5:2 BW

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eigendomsverkrijging

A

Artikel 3:80 BW onder algemene of bijzondere titel

  1. Algemene titel -> geheel vermogen gaat over (alle rechten en plichten)
  2. Bijzondere titel -> slechts 1 of paar bepaalde goederen gaan over.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geldige titel

A

De reden voor de overdracht: vaak koopovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Levering van het goed

A

Handeling vereist voor overdracht: verschilt per goed! Registergoed: notariële akte en inschrijving openbare registers. Roerende zaak, niet registergoed: bezitsverschaffing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschikkingsbevoegdheid

A

Alleen eigenaar is bevoegd om eigendom over te dragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Derdenbeschreming

A

Na ongeldigheid van overdracht
• Titel ongeldig -> definitie ongeldig
• Levering ongeldig -> definitie ongeldig
• Beschikkingsbevoegdheid -> art 3: 86 BW roerende zaken. Art. 3:88 onroerende zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eigendomsverkrijging vverdracht; art 3:84 BW

A

Levering/geldige titel/beschikkingsbevoegdheid. Levering door middel van bezitsverschaffing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eigendomsverkrijging natrekking; art 5:3 en 3:4 BW

A

Hoofdzaak/bestanddeel volgens verkeersopvatting en/of zonder beschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eigendomsverkrijging schatvinding; artikel 5:13 BW

A

50/50 eigendom delen vinder/eigenaar waar t gevonden is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eigendomsverkrijging vermenging; artikel 5:15 BW

A

Zaken die, eenmaal vermengd, niet meer te scheiden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eigendomsverkrijging vinder schap; artikel 5:5 en 5:6 BW

A

Eerst aangifte bij gemeente, na aangifte: na 1 jaar eigenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eigendomsverkrijging zaakvorming; artikel 5:16 BW

A

Uit 1 of meer roerende zaken iets nieuws maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eigendomsverkrijging verjaring; artikel 3:99, 3:105 en 3:306 BW

A

Te goeder trouw bij roerende goederen na 3 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bezit

A

Houden van een goed voor zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Houden

A

Houden van een goed voor een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bezit kan overgedragen worden als:

A

o Feitelijke overdracht

o Tweezijdige verklaring (=overeenkomst)

17
Q

Beperkte rechten

A

Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, dat met het beperkte recht is bezwaard.

18
Q

Gebruik en genotsrechten

A
  1. Vruchtgebruik
  2. Recht van gebruik
  3. Recht van bewoning
  4. Erfdienstbaarheid
  5. Erfpacht
  6. Opstal
  7. Appartement
19
Q

Vruchtgebruik art. 3:201 BW

A

Recht om een goed te gebruiken en de vruchten daarvan te genieten.

20
Q

Recht van bewoning art. 2:226 BW

A

Bijzondere vorm want persoonsgebonden.

21
Q

Erfdienstbaarheid; art. 5:70 BW

A

Een last waarmee een onroerend goed bezwaard is ten gunste van ander roerend goed. Kan ontstaan door het te vestigen of verjaring.

22
Q

Erfpacht; art. 5:85 BW

A

Recht om onroerend goed te gebruiken en te houden.

23
Q

Opstal; art. 5:101 BW

A

Eigendomsrecht van onroerende zaak dat zich boven andermans onroerend goed bevindt.

24
Q

Appartement; artikel 5:106 BW

A

Samen rechthebbende van het geheel

25
Zekerheidsrechten
1. Pand 2. Vuistpand 3. Bezitloos pandrecht 4. Openbaar pandrecht 5. Pandrecht 6. Hypotheek
26
Pand; art. 3:227 BW
Zekerheid van terugbetaling op roerend goed.
27
Vuistpand
Vestiging door middel van overhandigen van het te verpanden roerend goed
28
Bezitloos pandrecht
Het te verpanden roerend goed blijft bij pandgever. Vestiging via authentieke/onderhandse akte
29
Openbaar pandrecht
Op rechten op naam. Akte en mededeling aan debiteurs
30
Pandrecht
Zonder mededeling aan de debiteurs. Alleen met notariële akte
31
Hypotheek; art. 3:227 BW
Zekerheid van terugbetaling op onroerende goederen en registergoederen.
32
Verhaalsrechten
Iedere schuldeiser heeft in beginsel hetzelfde recht op betaling. Maar pand en hypotheek geven schuldeiser voorrang boven alle andere schuldeisers.