Week 6 Flashcards

1
Q

Welke soorten ‘‘ceptie’’ zijn er?

A
  • Exteroceptie: receptoren van de huid
  • Proprioceptie: receptoren in het bewegingsapparaat
  • Enteroceptie: receptoren in de organen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke receptoren zijn betrokken bij gnostische sensibiliteit?

A
  • Lichaampje van Meissner: kleine, snel adapterende receptorvelden
  • Merkels schijven voor aanraking: kleine, langzaam adapterende receptorveld (blijven vuren bij verandering)
  • Lichaampje van Pacini: grote, snel adapterende receptorvelden
  • Lichaampje van Ruffini voor aanraking: grote, langzaam adapterende receptorvelden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt een mechanische receptor?

A

Mechanische druk geeft rek van membraan -> ionkanaal opent -> energie wordt elektrisch -> bij voldoende potentiaalverandering: actiepotentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn piëzo-1 en -2 eiwitten?

A

Mechanosensitieve eiwitten die in verschillende structuren in het lichaam aanwezig zijn -> verantwoordelijk voor groot aantal vormen van mechanotransductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is de grootte van de receptieve velden globaal vast te stellen?

A

Twee punts discriminatietest: hoe groter receptief veld, hoe minder nauwkeurig men weet waar op de huid de prikkel precies zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar hangt de grootte van het receptieve veld vanaf?

A

Hoe breed de zenuwvezels vertakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is de gevoeligheid van het receptieve veld globaal mee vast te stellen?

A

Von Frey haren -> haren met verschillende diameter die allemaal buigen bij bepaalde druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke cutaneuze vezels zijn er?

A
  • C-vezels: ongemyeliniseerd -> pijn, temp en jeuk; zijn dun en langzaam
  • A-delta-vezels: gemyeliniseerd -> pijn en temp; dun en snel
  • A-bèta-vezels: gemyeliniseerd -> tast en proprioceptie; dikker en sneller
  • I-alfa-vezels: gemyeliniseerde spierspoel afferenten -> proprioceptie en motoriek; heel snel
  • I-bèta-vezels: gemyeliniseerde Golgi-pees afferenten -> proprioceptie; even dik en snel als alfa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Via welke vezels verlopen lichaampjes van Meissner, Ruffini, Merkel schijven en zenuweindigingen?

A
  • Alfa-bèta: Meissner, Ruffini’s en Merkel
  • Alfa-delta + C-vezels: zenuweindigingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is kenmerkend voor ongemyeliniseerde vezels?

A

Ook omringd door een Schwanncel voor isolatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er met alle vezels uit een spinaal ganglion met ganglioncellen?

A

Eindigen in het zelfde segment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar wordt de cauda equina in de praktijk voor gebruikt?

A
  • Epidurale en spinale anesthesie
  • Lumbaalpunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is ascensens medullae?

A

Relatieve stijgen van wervelkolom: wervelkolom groeit langer door dan ruggenmerg -> aftakkingen van onderste zenuwen vinden hogerop plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke delen bestaat de trigeminuskern?

A
  • Principale trigeminuskern
  • Spinale trigeminuskern
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat de plexus brachialis?

A

Door verweving van de ventrale rami op cervicaal niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is kenmerkend voor de ventrale ramus?

A

Vormt plexi: sensibele vezels die naar de huid aan deze zijde lopen, vormen na ganglion de plexus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een plexus?

A

Rangeerterrein: perifere zenuwen kunnen gevormd worden uit meerdere segmenten -> zenuwen en dermatomen komen op grote vlakken overeen maar zijn niet hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het gevolg van druk op één ganglion?

A

Uitval in 1 dermatoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is kenmerkend voor de dorsale wortel?

A

Bevat sensibele tak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar komt de naam spinale ganglion vandaan?

A

Vezels uit de dorsale hoorn hebben allemaal een eindiging in het ganglion -> zowel viscerosensibele als somatosensibele vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar bestaat de grijze stof uit?

A

Dorsale hoorn, waar sensibele zenuwen binnenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat volgt er na de dorsale hoorn?

A

Via intermediaire zone naar de ventrale hoorn met motorische zenuwen aan de voorkant: treden ruggenmerg ventraal uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar bestaat de witte stof uit?

A
  • Achterkant: dorsale funiculus
  • Zijkant: laterale funiculus
  • Voorkant: ventrale funiculus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Uit welke fasciculi bestaat de dorsale funiculus?

A
  • Gracilis: mediaal in ruggenmerg -> informatie uit been
  • Cuneatus: meer lateraal -> informatie uit romp en armen
    (Onderscheid is pas op cervicaal niveau te maken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe ziet het verloop van gnostische sensibiliteit eruit?
- Gnostische sensibele vezel komt uit de periferie aan in dorsale hoorn - Loopt ongekruist recht omhoog door dorsolaterale funiculus - Deze achterstrengkernen komen van spinale ganglioncellen - Uit deze kernen komt nieuw axon -> kruist naar andere zijde en gaat omhoog tot in de thalamus = mediale lemniscus
26
Wat geldt voor voor de banen in het ruggenmerg voor gnostische sensibiliteit?
Lopen ipsilateraal
27
Hoe ziet het verloop van vitale sensibiliteit eruit?
- Alle vezels van vitale systeem maken direct synaps in ruggenmerg - Vezel zelf kruist niet -> synaps waar signaal op doorgegeven wordt wel direct - Dit 2e axon: kruist naar overkant en stijgt op tot thalamus = fasciulus anterolaterale
28
Waren eindigen de banen voor vitale en gnostische sensibiliteit uiteindelijk beide?
Aan de contralaterale zijde in de pons
29
Wat geldt voor voor de banen in het ruggenmerg voor vitale sensibiliteit?
Lopen contralateraal
30
Hoe ziet de verdeling binnen een kern eruit?
- Slowly adapting gebieden: lichaampjes van Merkel - Rapidly adapting gebieden: Meissner-cellen
31
Welke 4 sensibele gebieden in de somatosensibele schors zijn er met een complete representatie van het lichaam?
- 3B en 1: ontvangen info uit de huid - 3A en 2: ontvangen proprioceptieve info
32
Wat zijn voordelen van inhibitoire interneuronen?
- Als 1 neuron doodgaat blijft informatie behouden omdat het wordt verspreid over meerdere receptorcellen - Schors kan receptorcellen niet zelf beïnvloeden maar alleen gevoeligheid van interneuronen voor feedback
32
Wat is de functie van de extrapiramidale structuren?
- Basale ganglia: betrokken bij initiatie van bewegingen - Cerebellum: uitvoering van bewegingen (bij laesie = kracht intact)
32
Welke cellen komen onder andere uit de somatosensibele en motorische schors?
Cellen die via de piramidebaan terugprojecteren naar de hersenstam -> kunnen in achterstrengkernen binnenkomende informatie beïnvloeden -> verbeteren verwerking van sensibele input
33
Welke afferenten van de motoneuronen bestaan er die informatie doorgeven naar de motoneuronen?
- Primaire afferenten (Ia-afferenten): spierspoelafferenten -> monosynaptische reflex - Interneuronen: schakelcellen -> lopen om motoneuronen heen en hebben veel verbindingen - Supraspinale banen (piramidebaan) -> komt uit motorische schors en sluit (in)direct aan op motoneuronen
33
Welke groepen van motoneuronen bestaan er?
1. Mediale groep: innerveert axiale spieren -> bilaterale innervatie (belangrijk bij evenwicht) 2. Laterale groep: innerveert ledematen -> unilaterale innervatie
33
Hoe ziet de innervatie van een hele spier eruit?
Terug te leiden naar één kolom, verspreid over meerdere segmenten
33
Hoe zijn de motorunits in het ruggenmerg gelegen?
In groepjes bij elkaar en vormen een kolom over meerdere lagen in het ruggenmerg = segment
33
Wat zijn myotomen?
Spiervezels die door één segment worden geïnnerveerd
34
In welke delen kan de piramidebaan onderverdeeld worden?
- Corticobulbaire baan: zenuwen vanaf de cortex tot in de hersenstam - Corticospinale baan: zenuwen vanaf de cortex door het ruggenmerg
35
Hoe wordt de capsula interna van bloed voorzien?
Door takken van a. cerebri media -> kleine laesie in de arterie kan grote contralaterale verlamming geven
36
Via welke twee groepen motoneuronen verloopt de innervatie van het aangezicht?
1. Innerveert voorhoofd en bovenste helft van het oog -> bilateraal 2. Innerveert onderste helft van het hoofd en oog (afkomstig uit de cortex)
37
Wat is het gevolg van een perifere laesie in het aangezicht?
Slappe verlamming van de helft van het ipsilaterale gezichtsdeel -> mond, oog en voorhoofd kunnen niet bewogen worden
37
Wat is het gevolg van een centrale laesie in het aangezicht?
Deel van contralaterale onderste deel van het gezicht raakt verlamd, bovenste niet doordat er nog informatie van de andere zijde binnenkomt door bilaterale signalering
38
Hoe wordt het emotionele deel van het brein genoemd?
Monoaminerge systeem
39
Wat is een mogelijk gevolg van een laesie van de piramidebaan naar de n.facilias?
Persoon kan niet meer bewust lachen of de tanden laten zien -> als signaal vanuit gyrus cinguli nog intact is, kan de persoon mogelijk wel spontaan lachen = Duchenne smile
40
Uit welke gebieden bestaat de homunculus van de motorische schors?
- 3 effectorspecifieke regio's: armen, benen en gezicht (niet mogelijk om 1 spier te activeren) - Somatocognitive action networks (SCAN): verantwoordelijk voor complexe integratieve acties (plannen van bewegingen)
41
Welke structuur is doorbroken bij mensen met een dwarslaesie?
Corticospinale baan
42
In welke delen kan de premotorische velden worden onderverdeeld?
- Premotorische schors: meer lateraal - Supplementaire motorische schors: meer mediaal
43
Wat is kenmerkend voor de primaire motorische cortex (M1)?
Laatste deel van de hersenen dat nog motorische informatie bevat
44
Wat zijn Betz-cellen?
Grootste cellen in de motorische schors -> projecteren op ruggenmerg uit laag 5 van M1
45
Hoe ziet de projectie van Betz-cellen eruit?
- Deels direct tussen M1 en ventrale hoorn - Deels indirect waarbij synapsen worden gevormd met interneuronen
46
Wat is het gevolg van laesies in de ventrale (laterale) premotorische schors?
Moeilijker om visuele input om te zetten in motorische taak
47
Wat is het gevolg van laesies in de dorsale (mediale) premotorische schors?
Spontane bewegingen zijn aangetast
48
Waar zitten spiegelneuronen?
In de laterale premotorische schors
49
Wat is het gevolg van brede tuning van ieder afzonderlijk neuron?
Neuronen gaan in hun optimale richting vuren -> hoe langer de vector van de actiepotentiaal, hoe harder het neuron gevuurd heeft en hoe beter het neuron getuned is voor die beweging
50
Wat is kenmerkend voor proximale spierzwakte bij spierziekten?
- Hurken en steunen gaat slecht - Opstaan gaat moeilijk - Traplopen lastig
51
Wat is kenmerkend voor spierziekten?
- Spieren worden atrofisch - Lage reflexen - Geen gevoelsstoornissen
52
Wat is limb-girdle zwakte?
Spierzwakte van de schouders, bovenarmen, heupen en bovenbenen
53
Wat is het Gower's sign?
Als patiënten op moeten staan, drukken ze zich omhoog door op de armen te steunen
54
Wat is kenmerkend voor de ziekte van Duchenne?
- Spierdystrofie: proximale spierzwakte - Tussen leeftijd van 3 en 5 jaar: kunnen minder hard rennen / vallen vaker - Rolstoelgebonden - Gedilateerde cardiomyopathie - Ademhalingsinsufficiëntie - Dikke kuiten
55
Waardoor ontstaat Duchenne?
Door ontbreken vna dystrofine -> eiwit dat contractiele elementen van spiercel verankert met membraan
56
Wat is kenmerkend voor de ziekte van Becker?
- Milde vorm van Duchenne - Begint tussen 10 en 50 jaar - Proximale spierzwakte en verdikking van kuiten - Dystrofine is verminderd/veranderd aanwezig
57
Wat is kenmerkend voor dystrofia myotonica?
- Spierzwakte en myotonie - Zowel distale als proximale spieren - > 50 jaar: alleen cataract - Relaxatieprobleem - Niet te genezen
58
Wat is kenmerkend voor facio-scapulo-humerale-spierdystrofie?
- Spierzwakte van aangezicht, schoudergordel en bovenarmen - Dystrofisch beeld - Schouderbladen steken uit - Lendenlordose
59
Wat is kenmerkend voor de ziekte van Pompe?
- Glycogeenstapeling - limb-girdle spierzwakte - Deficiëntie van alfa-glucosidase - Behandeling: toediening missende enzym
60
Wat is kenmerkend voor dermatomyositis en polymyositis?
- Ontstaan in weken-maanden en geven progressieve limb-girdle spierzwakte - Bijkomende klachten: huidverschijnselen, slikklachten, pijnlijk of gevoelige spieren - Maligniteit uitsluiten
61
Welke kenmerkende huidafwijkingen zijn bij dermatomyositis te vinden?
- Rood gekleurde V-sign op de thorax - Afwijkingen aan de handen
62
Welke antistoffen passen bij DM en PM?
- Dermatomyositis: CD4-positieve cellen aan de randen van de spierbundel - Polymyositis: CD8-positieve cellen door de hele spiervezel