Week 6 - 9 mei t/m 13 mei Flashcards

(151 cards)

1
Q

Wat is de energiebalans?

A

Balans tussen energie-inname en energieverbruik

- Energie inname - energieverbruik = verandering in energie opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de verhouding tussen voedsel inname en verbranding in?

A

Voedsel inname - verbranding = verandering in vet opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de regel voor toe- of afname van het lichaamsgewicht met 1 kg?

A

Voor elke 7500 kcal te veel of te weinig energie inname, neemt het lichaamsgewicht met 1 kg toe of af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is NEAT?

A

Non exercise acitivity thermogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt de energie intake gemeten?

A

Met een bom calorimeter:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke manier kan je de energie-inname meten?

A

Door calorieën te tellen, door inname van eiwitten, koolhydraten en vetten te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de meting met een bom calorimeter?

A

Je meet de temperatuursverhoging: warmteproductie die vrijkomt bij de verbranding van bijv. koolhydraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom heeft voedingsvezel toch een calorische waarde?

A

Digestie door bacteriën leveren brandstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar bestaat een voedingsvezel uit?

A

Glucosemoleculen die met een bèta-glycosidische binding aan elkaar zitten waardoor ze niet door onszelf kunnen worden afgebroken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kunnen voedingsvezels worden afgebroken?

A

Darmflora in het colon kunnen de bindingen wel afbreken en produceren boterzuren (korte vetzuren) die wel opgenomen kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar worden boterzuren voor gebruikt?

A
  • Bacteriegroei

- Beschikbaar voor het lichaam: gunstig voor stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zijn alle calorieën gelijk aan elkaar?

A

Chemisch gezien wel, maar het lichaam kan met een calorie uit vet niet hetzelfde als uit koolhydraat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan energieverbruik worden gemeten?

A
  1. Directe calorimetrie: warmte meten
  2. Indirecte calorimetrie: O2-gebrek + CO2-productie meten
  3. Double labelled water methode: CO2-productie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt directe calorimetrie?

A

1 kcal: energie nodig om 1 gram water 1 graad in Celsius te verhogen -> energieverbruik meten door warmteafgifte te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt de Atwater-Rosa calorimeter?

A

Proefpersoon moet in een kamer arbeid verrichten waarbij een thermometer de temperatuur meet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt indirecte calorimetrie?

A
  • Zuurstofconsumptie meten
  • Zuurstofgebruik is gekoppeld aan warmteproductie
  • Gemiddeld energieverbruik: 5 kcal / L O2
  • CO2-afgifte kan worden gemeten -> RQ meten: zegt iets over aard van verbrande voedingsstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de Vo2?

A
  • delta O2 in liter per (uur/)dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat houdt de double labeled water methode in?

A
  • Iemand moet dubbel gelabeld water drinken: door CO2 productie -> C18O2 en in urine 2H
  • Wordt gekeken naar verhouding van 2H18O in urine water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat geldt er bij de double labelled water methode?

A

Hoe eerder 18O op is (omdat het via C18O2 wordt uitgeademd), hoe meer metabolisme er heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe is het energieverbruik ingedeeld?

A
  • Basaalmetabolisme / metabolisme tijdens slaap: 60%
  • Fysieke activiteit -> onbewuste dagelijkse handelingen (NEAT) + bewuste arbeid: 20-30%
  • Adaptieve thermogenese -> dieet geïnduceerde thermogenese + koude geïnduceerde thermogenese: 10%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar dient het basaal- of rustmetabolisme voor (BMR)?

A
  • Hartfunctie, ademhaling en bloedcirculatie
  • Voortgeleiding zenuwimpulsen, hersenfunctie
  • Reabsorptieprocessen in de nier
  • Groei- en weefselregeneratie
  • Eiwit- en RNA synthese, iontransport, lichaamstemperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het BMR?

A

Energieverbruik nodig voor body maintenance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waardoor is het basaalmetabolisme bij obese mensen hoger?

A

Ze moeten meer massa in de vorm van vet ronddragen: hierdoor wordt er meer spiermassa aangemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar is het BMR van afhankelijk?

A

Hoeveelheid vetvrije massa: bestaat voor grootste deel uit water, eiwitten (spiermassa) en mineralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zegt de spiermassa over het BMR?
Mensen met meer spiermassa in de FFM hebben een hoger basaal metabolisme
26
Waar is NEAT afhankelijk van?
Hoeveelheid lichaamsvet
27
Wat geldt er na aanleiding van het feit dat hoeveelheid lichaamsbeweging (NEAT) lineair afneemt met de hoeveelheid vet?
- Hoe minder lichaamsbeweging, hoe meer vet | - Hoe meer vet, hoe minder lichaamsbeweging
28
Wat is diet-induced thermogenesis (DIT)?
Thermal Effect of Food (TEF)?
29
Wat is de specifiek dynamische werking (SDA)?
Bij eiwit is er 20-30% van de energie uit eiwitten nodig om diezelfde eiwitten te metaboliseren
30
Waardoor wordt het verschil tussen energie-intake en energieverbruik allengs minder?
Basaal metabolisme en fysieke activiteit (niet DIT: verandert nauwelijks)
31
Hoe kan gewichtsverlies vergroot worden?
Door daling in energiebehoefte te voorkomen (BMR, dus lean body mass)
32
Waar bestaat het lichaam uit op verschillende niveaus?
- Atoomniveau - Moleculair niveau - Celniveau - Weefselniveau - Gehele lichaam
33
Waar bestaat het lichaam uit op atoomniveau?
50 verschillende soorten atomen: 98% van lichaamsgewicht wordt bepaald door O2, koolstof, H2, Na en Ca
34
Waar bestaat het lichaam uit op moleculair niveau?
- Eiwitten, koolhydraten, mineralen, vetten, water etc. - Elementen zijn opgenomen in moleculen die meer dan 100.000 chemische verbindingen vormen, variërend in complexiteit en moleculair gewicht
35
Waar bestaat het lichaam uit op celniveau?
- Cellen: moleculen zijn bouwstenen van de cel | - Lichaam bestaat uit 10^14 cellen: variëren in vorm, grootte, samenstelling en verdeling
36
Waar bestaat het lichaam uit op weefselniveau?
- Cellen variëren in vorm en grootte en vormen weefsels | - Onderscheid: zenuwweefsel, spierweefsel, vetweefsel, botweefsel en bloed
37
Waardoor kan je het gehele lichaam karakteriseren?
Lengte, gewicht, BMI en heup-taille ratio
38
Waarom wordt de lichaamssamenstelling gemeten?
1. Gezondheid implicaties - Preventie van ziektes als diabetes - Er is een ideaal vetpercentage voor gezondheidsredenen 2. Om aanbevelingen over het lichaamsgewicht te maken - Over hoeveel vet te verliezen of aan te komen - Over hoeveel spiermassa te verkrijgen - Atletische prestatie
39
Hoe wordt het BMI berekend?
BMI = gewicht (kg) / lengte^2 (m2)
40
Wat is het verschil in BMI tussen mannen en vrouwen?
Bij dezelfde BMI hebben vrouwen veel meer lichaamsvet dan mannen (BMI geeft geen goede info over de relatieve hoeveelheid vet in verschillende populaties_
41
Wat is typerend voor BMI referentiewaardes?
- Geslachtsonafhankelijk | - Leeftijdsonafhankelijk
42
Wat is de meest belangrijke parameter van de lichaamssamenstelling om de gezondheid te voorspellen?
De absolute hoeveelheid vet
43
Wat zijn de gevolgen van de hoge hoeveelheid absoluut vet? Verhoogd risico op:
- Hart- en vaatziekten - Hypertensie - Diabetes type 2 - Kanker
44
Waar zit het vet opgeslagen in het lichaam?
- Subcutaan (onderhuids) - Intermusculair - Intramusculair - Buikholte - Borstholte
45
Wat is de beste indicatie voor iemands gezondheid?
Lichaamssamenstelling (niet BMI)
46
Welke 2 modellen zijn er voor het beschrijven van de lichaamssamenstelling?
1. Onderscheid tussen vrije vetmassa (niet-essentieel vet + opslagvet) en lean body mass ( weefsel met essentieel vet) 2. Onderscheid tussen vetmassa (inclusief essentieel vet) en vetvrije massa (overig weefsel)
47
Wat is essentieel vet?
Vet dat je per sé nodig hebt om te overleven
48
Wat is de functie van essentieel vet?
- Geeft steun aan organen in de buik - Heeft beschermend effect - Biedt lichaamsisolatie - Belangrijke energiebron - Bron van hormonen en cytokines - Belangrijke rol bij voortplanting van vrouwen, nodig om zwangerschap tot goed einde te brengen
49
Wat is niet-essentieel vet?
Opslag van vet wat je niet direct nodig hebt, opgeslagen in de vorm van triglyceriden: vormt energiereserve
50
Waarom is essentieel vet belangrijk voor de voortplanting van vrouwen?
Kritische hoeveelheid vet en dus leptine zet in de puberteit de menstruatie in gang
51
Hoe kan de lichaamssamenstelling gemeten worden?
- Huidplooidiktemeting - Lichaamsomtrekmeting - Bio-elektrische impedantie analyse (BIA) - Beeldvormende technieken: CT, MRI en DEXA
52
Hoe werkt een huidplooidikte meting?
- Dikte van de huidplooien kan gebruikt worden om de totale hoeveelheid vet in het lichaam te meten - Meten hoeveel mm de huidplooi dik is mbv skin caliper - Meting heeft grote subjectieve component - Meting zegt niks over visceraal vet
53
Hoe werkt lichaamsomtrek meting?
- Heup-taille ratio: omtrek van taille / omtrek van heup -> geeft info over vetverdeling in het lichaam - Voor mannen: > 0,95 significant, voor vrouwen: > 0,80 - Geen inzicht in hoeveelheid subcutaan en visceraal vet
54
Wat is het verschil tussen vetcellen rondom de buik en rondom de dijen?
- Buik: zijn insulineresistent en geven meer vrije vetzuren en cytokines af na stimuli - Dijen: zijn insuline sensitief en minder gevoelig voor stoffen die vet kunnen vrij maken zoals adrenaline en glucagon -> minder vrije vetzuren in bloed = gunstig
55
Wat betekent een hoge heup-taille ratio?
- Er is relatief meer insuline resistentie - Neiging tot hogere bloeddruk en hoge cholesterolspiegels - Hogere kans op HVZ - Meer kans om te sterven
56
Hoe werkt een bio-elektrische impedantie analyse?
- Er wordt een elektrode op de vingers, pols en voet aangelegd waar een stroom doorheen wordt gevoerd: indirecte, non-invasieve en eenvoudige methodes om hoeveelheid vet te meten - Gebaseerd op elektrische geleiding van een wisselstroom door het lichaam, dan wel het bieden van weerstand daartegen.
57
Welke weefsels geleiden goed?
Weefsel met veel water en elektrolyten zoals bloed en spieren
58
Welke weefsels geleiden minder goed?
Weefsel met hoge weerstand zoals vetmassa, lucht en bot
59
Wat is het verband tussen vetvrije massa en het geleidingsvermogen van het lichaam?
Hoe groter de vetvrije massa, des te groter het geleidingsvermogen van het lichaam
60
Hoe kan de Fat Mass berekend worden?
FM = lichaamsgewicht - FFM
61
Waar heeft de hydratie toestand van het lichaam invloed op?
- Elektrolyten concentraties | - Grootte van de elektrisceh stroom
62
Wat is het gevolg van uitdroging?
Vermindert de weerstand (zelfde aantal elektrolyten in minder water) -> vetpercentage lijkt lager dan het is
63
Hoe werkt DEXA (dual emission X-ray absorptiometry)
- Er worden 2 bundels fotonen met verschillende energieniveaus door lichaam gestuurd: verhouding tussen stralen geeft lichaamssamenstelling weer - Met DEXA kan absolute hoeveelheid vet in elk lichaamssegment gemeten worden - Nadeel: geen onderscheid tussen subcutaan en abdominaal vet en is erg duur
64
Waar kunnen CT en MRI voor gebruikt worden?
Voor berekening van hoeveelheid intra-abdominale (viscerale) vet (visceraal vet = ongunstiger)
65
In welke twee stadia is voedselverwerking/metabolisme op te delen?
- Storage mode | - Production mode
66
Wat gebeurt er met polymeren in de darmkanaal?
Worden opgesplitst in monomeren -> kunnen enterocyt passeren -> worden aan interstitium afgegeven
67
Waar komen wateroplosbare monomeren terecht (aminozuren en glucose)?
Via v. portae in de lever
68
Wat gebeurt er met triglyceriden?
Worden verpakt in chylomicronen met aan de buitenkant water oplosbaar laagje fosfolipiden met daarop eiwitten met een bestemming voor chylomicronen -> afgegeven aan lymfe
69
Waar komt de lymfe in uit?
Ductus thoracicus -> leegt in v. subclavia
70
Wat is de normaalwaarde voor glucose in het bloed?
4-6 mM
71
Wat zijn gevolgen van een te hoge bloedsuikerspiegel?
- Eiwitten worden makkelijk geoxideerd: ook extracellulaire matrix eiwitten -> functionaliteit verloren - Nieren gaan glucose uitscheiden
72
Hoeveel gram glucose hebben we per dag nodig?
180 gram
73
Wat gebeurt er als we meer koolhydraten eten dan we nodig hebben?
Overschot wordt omgezet in vet: eenmaal vetzuren kan het niet meer worden omgezet in glucose
74
Wat gebeurt er als je minder dan 150 gram koolhydraten per dag eet?
Oxidatie van opgeslagen vet
75
Wat is gluconeogenese?
Omzetten van eiwitten (aminozuren) in glucose door de lever -> kan niet lang blijven bestaan
76
Hoe zorgt de lever voor variatie in de bloedsuikerspiegel met de maaltijden (binnen een beperkte grens)?
- Tijdens de maaltijd wordt glycogeen opgebouwd, tussen maaltijden in wordt het afgebroken - Regulatie door insuline: stijgt bij toename van bloedsuikerspiegel - Bij dalen van insuline: glucose komt vrij uit lever glycogeen
77
Welke 2 condities kent de storage mode?
- Well-fed state: goed en regelmatig gevoed | - Early-refed state: maaltijd na periode van vasten
78
Wat doet het metabolisme tijdens de early-refed state?
Glycogeen wordt eerst in de spieren aangevuld, daarna pas in de lever
79
Wat is de storage mode?
Toestand waarin bouwstoffen uit de bloedbaan worden gehaald en worden opgeslagen: glucose opgenomen in lever en vetzuren in vetweefsel
80
Wat gebeurt er in de well-fed state?
Glucose en aminozuren worden in lever verwerkt, omdat metabolieten na opname in enterocyt en afgifte aan bloed allereerst de lever passeren
81
Wat is de functie van lipoproteïne lipase (LPL)?
Haalt triglyceriden uit het chylomicron en splitst het in vrije vetzuren: worden opgenomen in vet- of spiercel
82
Hoe het het overblijfsel van het chylomicron en wat gebeurt er mee?
Chylomicron remnant: bevat cholsterol, gaat naar de lever en wordt daar afgebroken
83
Welke condities zijn er in de production mode?
- Post-absorptive: overnacht vasten -> 4-12 uur - Early fasting: 12-36 uur vasten - Late fasting: langerdurig vasten -> >36 uur - Starvation: hongerstaken -> > 1 week
84
Wat gebeurt er tijdens post-absorptive state?
Energie komt uit glucose voorraad en leverglycogeen (glycolyse en glycogenolyse)
85
Wat gebeurt er tijdens de early fasting state?
Voornamelijk eiwitten worden afgebroken om glucose te produceren (gluconeogenese en netto eiwitafbraak) maar ook lactaat en glycerol
86
Wat gebeurt er tijdens late fasting?
- Er komen veel vetzuren vrij: worden geoxideerd in de lever - Er ontstaan ketonlichamen als afvalproduct van de lever: komen in circulatie - Verminderde eiwitafbraak omdat er verminderde glucose behoefte is door ketogenese - Hersenen functioneren op ketonlichamen
87
Waar worden de richting en de flux van regulatiemechanismen voor activiteit van metabole paden door bepaald?
Hormonen (oa insuline, glucagon)
88
Hoe hebben hormonen een effect op metabole paden?
Via sleutelenzymen: enzymen waarvan de activiteit relatief laag is
89
Hoe werken sleutelenzymen?
Kunnen van samenstelling ((de)fosforylering), vorm (allosterie) of activiteit (inductie/repressie) veranderd worden
90
Wat is rekrutering?
Versmelting van blaasjes met glucosetransporters onder het celmembraan door insuline waardoor transporter in het celmembraan komt te zitten
91
Welke reacties door hormonen hebben een snelle werking?
- (de)fosforylering - Allosterie - Rekrutering transporteiwit - Substraataanbod (deels)
92
Welke reacties door hormonen hebben een langzame werking?
- Inductie/repressie: meer of minder enzymaanmaak | - Substraataanbod
93
Wat houdt de anabole toestand in, waar het lichaam in komt direct na de maaltijd?
Je gaat energie opslaan in de energievoorraden -> lean body mass en vetweefsel zullen na maaltijd toenemen
94
Wat houdt de katabole toestand in van het lichaam?
De reacties die nodig zijn om glucose en vrije vetzuren uit de energie depots vrij te maken: lean body mass en vetweefsel nemen af
95
Welk hormoon stimuleert anabolisme?
Insuline
96
Wat is het effect van insuline?
- Het stimuleert de glucose opname in de cellen voor brandstof en opslag van glycogeen - Stimulatie eiwitsynthese - Opslag van vetzuren in energiedepots - Remming van glycogeen afbraak, eiwitafbraak en vetafbraak
97
Wat is het belangrijkste katabole hormoon?
Glucagon
98
Wat zijn andere katabole hormonen?
Tegenregulerende hormonen - (Nor)adrenaline - Cortisol - Groeihormoon - Schildklierhormoon
99
Waar bestaat de bijnier uit?
- Cortex (schors) | - Medulla (merg)
100
Wat wordt er door de medulla van de bijnier gemaakt?
Catcholaminen: adrenaline en noradrenaline
101
Uit welke lagen bestaat de cortex van buiten naar binnen?
- Zona glomerulosa - Zona fasciculata - Zona reticularis
102
Wat wordt er door de cortex van de bijnier gemaakt?
- Mineraalcorticoïden (aldosteron): zona glomerulosa - Glucocorticoïden (cortisol): zona fasciculata - Sex hormonen (testosteron): zona reticularis
103
Hoe werkt het negatieve feedback systeem van cortisol?
Hypothalamus zorgt voor afgifte van corticotrophin releasing factor (CRF) -> stimuleert voorkwab hypofyse: maakt ACTH -> stimuleert bijnier schors -> zorgt voor productie van cortisol in middelste laag
104
Wat is de functie van cortisol in de spier?
Het zorgt voor de afbraak van eiwit waardoor aminozuren vrijkomen om glucose spiegel in het bloed op pijl te houden
105
Wat is de functie van cortisol in de vetcellen?
Het zorgt voor de afbraak van triglyceriden naar glycerol en vrije vetzuren om glucose spiegel in het bloed op pijl te houden en de vrije vetzuren fungeren als brandstof voor spieren en andere organen
106
Wat is de functie van cortisol in de lever?
De afbraakproducten glycerol en aminozuren vormen een substraat voor gluconeogenese
107
Wat is het effect van stimulatie van het sympathische zenuwstelsel door stress prikkels vanuit de hersenen op de bijnier?
Stimuleert afgifte van adrenaline en noradrenaline
108
Wat zijn de functies van (nor)adrenaline?
- Stimulatie van de afgifte van glucose uit de lever door stimulatie van de afbraak van glycogeen - Zorgen voor het vrijmaken van glycerol en vetzuren en blokkeren de glucoseopname in de spieren
109
Wat is homeostase?
Het vermogen van het lichaam om het interne milieu constant (stabiel) te houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het lichaam zich bevindt
110
Wat is medische stress?
Elke lichamelijk verandering die de homeostase van het lichaam dreigt te verstoren (verwondingen, infecties, septische shock, hartinfarct, chirurgische ingrepen)
111
Welke hormonen worden afgegeven als reactie op stress?
- Catecholaminen | - Glucocorticoïden
112
Hoe worden catecholaminen en glucocorticoïden afgegeven als reactie op stress?
1. Adrenaline secretie uit het bijniermerg neemt toe 2. Afgifte van ACTH uit voorkwab van hypofyse wordt gestimuleerd: stimuleert afgifte cortisol uit schors -> zo energie vrijgemaakt voor fight or flight om oorzaak stress te verminderen
113
Wat is het gevolg van stress?
Katabole reactie: insuline neemt af, glucagon, catecholaminen en cortisol nemen toe -> negatieve stikstofbalans door spierafbraak
114
Wat is een mogelijk gevolg van hoge cortisol en catecholamine spiegels bij langdurige stress?
Afname van spier- en vetmassa (en het gewicht) -> herstel van patiënt wordt bemoeilijkt en soms onmogelijk
115
Welke stress hormonen worden in het bloed verhoogd als gevolg van langdurig vasten?
- Adrenaline - Cortisol - Glucagon - Groeihormoon
116
Wat is het gevolg van langdurig verhoogde spiegels van stress hormonen in het bloed?
- Vrije vetzuren en ketonlichamen worden belangrijkere energiebron -> concentratie ureum neemt toe - Lichaam probeert verdere afbraak van spieren (eiwitten) te voorkomen
117
Wat zijn de 3 grote thema's van voeding en volksgezondheid?
- Te veel eten - Te weinig eten - Gevaarlijk voedsel (verspreiding van ziektes, bacteriën...)
118
Wanneer ging het beeld over dik zijn enigszins verschuiven?
19e eeuw
119
Wat speelt er aan het einde van de 19e eeuw op voor vrouwen?
Het slankheidsideaal (door patiënten zelf, niet zozeer door artsen)
120
Wat gebeurt er rond 1900?
Dik-zijn wordt meer als medisch probleem gezien
121
x
Gewicht = indirecte maat voor lichaamsvet
122
Wat zijn maatschappelijke haken en ogen van obesitas als medisch probleem?
- Stigmatisering (in de medische wereld): intersectionaliteit (zijn van vrouw) - Gezondheidsongelijkheid - Individuele verantwoordelijkheid
123
Waar wordt lactaat door geproduceerd?
Ery's
124
Waar wordt het lactaat gebruikt?
In de hartspier -> productie CO2
125
Welk orgaan is het belangrijkst voor de vorming van glucose?
De lever, uit: - Glycogeen - Lactaat - Glycerol - Aminozuren
126
Hoe verloopt de Cori cyclus?
- De lever vormt glucose - Glucose wordt door de ery's gebruikt voor de vorming van lactaat - Lactaat wordt door de lever gebruikt voor productie van glucose
127
Wat gebeurt er met het vetweefsel op het moment dat je gaat vasten en het insuline daalt?
Vetzuren worden gemobiliseerd: hierbij ontstaat ook glycerol
128
Wat gebeurt er na langer dan 36 uur vasten?
Er komen zo veel vetzuren vrij dat ze lang niet allemaal nodig zijn voor de energieproductie van de lever: worden onvolledig geoxideerd -> ketonlichamen
129
Wat gebeurt er met de ketonlichamen uit de lever?
Worden door de lever uitgescheiden aan de bloedbaan: kunnen door het hart en skeletspieren gebruikt worden voor energievoorziening, later door hersenen
130
Wat gebeurt er 4 uur na de maaltijd?
De toegang van glucose voor de spieren wordt afgesloten: het beetje glucose wat er nog is gaat naar de hersenen
131
Welke brandstof gebruiken spieren 4 uur na de maaltijd?
Vetzuren (glucose sparing)
132
Wat is het belangrijkste effect van gebruik van ketonlichamen door de hersenen?
Eiwit sparing: eiwitten hoeven niet extra afgebroken te worden
133
Waar is gluconeogenese erg afhankelijk van?
Vetzuuroxidatie
134
Wat is de belangrijkste stap uit de glycogenolyse?
Glucose vrijmaken uit glycogeen via een fosforylase reactie
135
Waar gebeurt het afsplitsen van de fosfaat groep van glucose-6-fosfaat?
In de lever: glucose-6-fosfatase
136
Wat is de belangrijkste stap van de gluconeogenese?
Vorming van glucose uit aminozuren, lactaat en glycerol (meest voordelig): alleen in de lever want alleen daar bevindt zich glucose-6-fosfatase
137
Wat levert de omzetting van glycerol in 0,5 glucose op?
Extra ATP
138
Waar komt glycerol kinase voor?
Alleen in de lever
139
Wat is het voordeel van glycerol ten opzichte van aminozuren en lactaat?
Glycerol levert energie op en aminozuren en lactaat kosten energie
140
Waar is glycerol kinase voor nodig?
Omzetten van glycerol in glycerol-3-fosfaat
141
Waarom gaat glycerol-3-fosfaat niet naar glycogeen?
De glycogeen synthese staat uit: door hoge adrenaline en glucagon
142
Waaruit wordt glucose gevormd?
Oxaalacetaat
143
Wat gebeurt er met aminozuren bij de vorming van glucose?
Aminogroep komt vrij: moet naar de lever -> hier wordt het omgezet in ureum (geldt ook voor vrij ammoniak)
144
Hoe wordt de aminogroep van zelf vertakt-keten aminozuren (leucine, isoleucine en valine) naar lever getransporteerd bij aminozuur mobilisatie vanuit de spier?
In de vorm van alanine of glutamine
145
Waarom kan er uit vetzuren geen glucose worden gemaakt?
Vetzuuroxidatie levert acetyl CoA: als dat de citroenzuurcyclus in gaat lever het geen extra C-atoom ten behoeve van oxaalacetaat vorming
146
Onder invloed van welke enzymen wordt acyl-CoA omgezet?
1. Acyl-coA dehydrogenase | 2. Hydroxyacyl-CoA dehydrogenase
147
Uit welke stadia bestaat de vetzuur oxidatie?
0. Activering van het vetzuur 1. Bèta oxidatie: begint met palmitaat -> C16 (in totaal 8 Acetyl-CoA 2. Gevormde acetyl-CoA gaat citroenzuurcyclus in: verdere oxidatie -> NADH en FADH2 3. Elektronen in NADH en FADH2 worden gebruikt om O2 te reduceren -> ATP komt vrij
148
Wat gebeurt er tijdens de bèta oxidatie?
- Vindt plaats vanaf carboxylkant: acetyl-CoA ontstaat -> bestaande uit 2 C-atomen - Bij iedere splitsing ontstaat een NADH en FADH2
149
Wat is het gevolg van overmatige vetzuuroxidatie voor de lever?
Dreigt vergiftigd te worden
150
Waarom is de citroenzuurcyclus in de lever weinig actief tijdens vetzuuroxidatie?
- Er is al voldaan aan de ATP behoefte door bèta oxidatie | - Oxaalacetaat concentratie is te laag door het vasten: wordt gebruikt voor gluconeogenese
151
Waarom is vetzuuroxidatie zo belangrijk?
- Tijdens bèta oxidatie gevormde NADH en ATP zijn nodig voor gluconeogenese - Acetyl-CoA uit bèta oxidatie is essentieel om oxaalacetaat te vormen uit pyruvaat (carboxylase) -> daarom vindt reactie in mitochondriën plaats