week 6 HC6 transport bloedgassen en zuur-base evenwicht Flashcards

1
Q

waarom draagt Hb niet bij aan de colloïd-osmotische druk van bloed met samenstelling 160 g/L Hb; 45 g/L albumine?

A

Hb zit in de erytrocyten en draagt dus niet bij aan de oncotische druk van het plasma, waar albumine zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de beperkende factor voor O2 transport?

A

hartminuutvolume

O2: verbruik: 250 mL/min; opgelost in arterieel bloed: 3 ml/L → ~15 ml/min
CO2: productie: 200 mL/min; opgelost in veneus bloed: 33 ml/L → ~165 ml/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke soort Hb komt het meeste voor?

A

HbA1 = α2β2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waardoor wordt de zuurstof transport capaciteit bepaald?

A

door de hoeveelheid Hb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waaraan bindt O2?

A

uitsluitend aan heem-Fe2+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waarom heeft myoglobine een hyperbole O2-verzadigingscurve?

A

door afwezigheid van subunits

myoglobine zorgt dat het O2 voor de mitochondriën lokaal wordt afgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarom heeft Hb een sigmoïdale O2-verzadigingscurve?

A

door binding van 2,3-BPG
- komt 1:1 met Hb voor
- 2,3- BPG verlaagt affiniteit van Hb voor O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de allosterische eigenschap van Hb?

A

als een allosterische factor bindt aan één van de twee vormen, in dit geval de deoxy vorm, gaat het evenwicht richting die kant (deoxy dus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waardoor wordt O2-afgifte versterkt?

A

verlaging van pH en verhoging van pCO2/Bohr effect

Bohr effect: effect H+ en CO2 productie op O2 afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

in welke vorm is CO2 transport in de bloedbaan?

A

voornamelijk in de vorm van bicarbonaat en carbaminoHb (ook opgelost in plasma kan nog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op welke twee manieren ontstaat bicarbonaat?

A
  1. in plasma (spontaan), relatief langzaam:
    CO2 + H2O <-> H2CO3 <-> H+ + HCO3-
  2. in erytrocyten (koolzuuranhydrase reactie CA), snel:
    CO2 + OH- <-> HCO3-
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom ontstaat het meeste bicarbonaat in de erytrocyt, maar wordt het getransporteerd in het plasma?

A

omdat de anionwisselaar bicarbonaat uit de erytrocyt haalt en naar het plasma brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de verworven condities waardoor gastransport door de bloedbaan is gestoord?

A
  • anemie
  • CarboxyHb
  • MetHb
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de aangeboren condities waardoor gastransport door de bloedbaan is gestoord?

A
  • afwijkend β-globine
  • ontbreken β-globine
  • ontbreken α-globine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is anemie?

A

minder, maar normaal Hb
hemolytisch
erytropoëtisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is CarboxyHb (koolmonoxide vergiftiging)?

A
  • CO bindt aan heem-Fe2+ ipv O2
  • affiniteit voor CO is 250 keer groter dan voor O2
  • 1 of 2 CO gebonden per Hb, rest O2 laat moeilijker los
17
Q

wat is MetHb?

A

oxidatie heem, dus Fe2+ → Fe3+

18
Q

wat is een voorbeeld van afwijkend β-globine?

A

sikkelcelanemie HbS (Glu6Val)

19
Q

wat zijn voorbeelden van ontbrekend β-globine of α-globine?

A

β-Thalassemie
α-Thalassemie
disbalans tussen productie α- en β-globine

20
Q

waardoor is arterieel pH een “bloedgas”?

A

door de zuur dissociatie van koolzuur

21
Q

wat is het verband tussen CO2 en pH?

A

hoe hoger je CO2, hoe meer het evenwicht naar rechts verschuift, hoe meer H+ je hebt, hoe lager de pH

CO2 + H2O <-> H2CO3 <-> H+ + HCO3-

22
Q

waardoor en hoe wordt de ademhaling versterkt?

A

bij paO2 omlaag, paCO2 omhoog en pH omlaag via perifere (paO2) en centrale (paCO2) chemoreceptoren

23
Q

wat meten de perifere chemoreceptoren, waar zitten ze en welke zenuw leidt het signaal?

A

in aortaboog en sinus carotis
meten vooral op arterieel pO2 (en pCO2 en pH)
signaal via n. glossopharyngeus IX naar de hersenen geleid

24
Q

wat meten de centrale chemoreceptoren?

A

meten arterieel pCO2 via de pH van de brein extracellulaire vloeistof (BECF)

omdat het endotheel van de bloedvaten daar relatief goed gesloten is, maar CO2 kan wel diffunderen over de BBB (bloed-brein barrière)

25
Q

wat gebeurt er bij hyperventilatie en hoe noem je dit?

A

pO2 omhoog, pCO2 omlaag, pH omhoog
respiratoire alkalose

26
Q

wat gebeurt er bij hypoventilatie en hoe noem je dit?

A

pO2 omlaag, pCO2 omhoog, pH omlaag
respiratoire acidose

27
Q

wat is het verschil tussen geoxideerd, geoxygeneerd, carboxy en carbamino Hb?

A

geoxideerd Hb = MetHb, Fe3+
geoxygeneerd Hb = Hb waar O2 aan gebonden is
carboxy Hb = Hb waar CO aan gebonden is (bindt aan heem ijzer en verdringt O2)
carbamino Hb = Hb waar CO2 aan gebonden is (bindt niet aan heem ijzer)