Week 7 Flashcards

1
Q

Wat veroorzaakt obesitas

A

Langere tijd van positieve energiebalans
Energy intake>Energy expended

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt het lichaamsgewicht in stand gehouden

A

In de hypothalamus is er een energie-thermostaat (Lipostat) die lichaamsgewicht op een bepaald setpoint probeert te houden

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom werkt Lipostat niet bij obese mensen of personen met overgewicht

A

Verkeerd afgestelde Lipostat met als gevolg een chronische kleine positieve verschuiving in energieopslag
Bij obese mensen reset de setpoint, een nieuwe setpoint wordt als normaal gezien

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Signalen die eetlust verlagen of energieverbruik verhogen

A
  • Gastro-intestinaal: Glucagon, cholecytokinine, GLP, bombesin peptides en glucose
  • Endocrien systeem: Adrenaline
  • Vetweefsel: Leptine
  • Perifere zenuwstelsel: Noradrenaline
  • Centrale zenuwstelsel: Dopamine, y-aminobutyric acid, serotonine en cholecytokinine

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Signalen die eetlust verhogen of energiverbruik verlagen

A
  • Gastro-intestinaal: Opioiden, neutotensine, groeihormoon-releasing hormoon, somatostatine
  • Endocrien systeem: Adrenline
  • Vetweefsel: Leptine
  • Perifere zenuwstelsel: Noradrenaline
  • Centrale zenuwstelsel: Galanine, opioden, groeihormoon-releasing hormoon, somatostatine

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Componenten totale energieverbruik

A
  • Activitey related EE: 20%
  • Thermic effect of food: 10%
  • Resting metabolic rate: 70%

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oorzaken obesitas epidemie

A
  • Voeding: gemiddelde calorie inname is verhoogd
  • Beweging: De mens is minder gaan bewegen
  • Omgevingsfactoren: Minder vraag naar fysieke arbeid
  • Erfelijke aanleg: Erfelijke aanleg speelt een rol

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Three criteria for efficacy of Obestity Therapy

A

An Anti-obesity Therapy can be considered succesful when:
1. Further weight gain is prevented
2. It reduces body weight minimally 5-10%
3. It sustaine the weight loss that has been achieved

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Therapie opties

A
  • Diet
  • Fysieke activiteit
  • Farmacotherapie
  • Chirurgie

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de type therapie gekozen

A
  • Diet en fysieke activiteit: altijd
  • Farmacotherapie: vanaf BMI=30 of vanaf BMI=27 bij aanwezigheid van co-morbidities
  • Chirurgie: Vanaf BMI=40 of vanaf BMI=35 bij aanwezigheid van co-morbidities

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dieet therapie

A
  • Gewichtverlies van 3-10kg can behaald worden gedurende 1 jaar therapie
  • Meestal komen patiënten terug op hun oorspronkelijke gewicht

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fysieke activiteit effect op lichaamsgewicht

A
  • 4kg verlies in 1 jaar
  • Alleen fysieke activiteit minder effectief dan dieet therapie

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Potentiele therapie doelen voor medicijnen

A
  • Inhibiteren van energie opname
  • Verhogen energy expenditure
  • Stimuatie vet metabolisme
  • Vermindering vet opname

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten batriatric chirurgie

A
  • Restrictief: Vermindering maag groote
  • Malabsorptive: Vermindering maag groote + vermindering absorptie van voedingsstoffen

HC.1 - Regulatie lichaamsgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Malabsorptie vs restrictief chirurgie

A
  • Restrictief is makkelijker
  • Restrictief heeft minder nadelen
  • Malabsorptie zorgt voor betere resultaten en lange termijn effecten

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cholesterol functie

A
  • Bouwsteen celmembraan
  • Gal
  • Voorloper steroidhormonen
  • Voorloper vitamine D

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Cholesterol synthese

A
  • Acetyl-CoA vormt samen met Acetoacetyl COA cholesterol
  • HMG-CoA reductase is het belangrijkste enzym, rate-limiting enzym
  • Statines remmen HMG-CoA reductase

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom krijg je spierpijn bij statine gebruik

A

Belangrijke product van cholesterol productie is ubiquinone. Dit zorgt voor mitochrondriale huishouding in de spieren. Bij een remming van cholesterol productie daalt ook de ubiquinone productie

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Cholesterol in voeding

A
  • Dierlijke producten
  • Aangeranden max intake is 300mg/dag
  • Ongeveer 50% geabsorbeerd
  • Excretie ~1g/dag

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wordren cholesterol en triglyceriden getransporteerd

A

Door lipoproteinen omdat ze niet wateroplosbaar zijn

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Apolipoproteinen

A
  • Structurele eiwitten van lipoproteinen
  • Functie
    Ligand voor receptoren
    Beinvloeding binding van andere apo’s aan receptoren
    Co-factoren voor enzymen

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Apo’s

A
  • A-1: HDL, chylomycronen
  • A-II: HDL
  • B-100: VLDL, IDL, LDL en Lp(a)
  • B-48: Chylomycronen-remnants
  • C-I: Chylomycronen, VLDL, HDL
  • C-II: Chylomycronen
  • C-: Chylomycronen, VLDL, HDL
  • E: Chylomycronen, IDL, VLDL, HDL

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Exogene pathway

A
  1. Voeding komt in de darm
  2. Cholesterol en trigyceriden worden omgenomen via chylomicronen
  3. Voor de vorming van chylomicronen is er MTP nodig
  4. LPL is nodig om triglyceriden uit de lipoproteinen te halen en naar de capillairen te vervoeren
  5. Chylomicronen remnants worden opgevangen door LRP of LDLR receptoren, terug naar de lever

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Endogene pathway

A
  1. VLDL wordt gemaakt door de lever
  2. LDL trekt triglyceriden uit VLDL, IDL blijft over en wordt omgezet tot LDL
  3. LDL gaat naar cellen die cholesterol nodig hebben en gaat terug naar de lever
  4. Bij atherosclerose gaat LDL de vaatwand in, hoe meer hoe ernstiger

HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
LDL-receptor metabolisme
1. LDL receptoren komen in een holletje in de levercel: **Clathrin coated pit** 2. Lipoprotein bindt aan de receptore en komt in een vesicle 3. LDL receptor wordt gerecycled ## Footnote HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport
26
PCSK9
* Eiwit in het bloed * Zorgt voor afbraak van LDL-receptoren * Hoe hoger de LDL receptoren hoe beter de cholesterol wordt opgevangen en afgebroken ## Footnote HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport
27
LDL-receptor gen mutatie
* **Familiaire hypercholesteromie** * Teveel cholesterol in het bloed en te weinig in de lever ## Footnote HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport
28
Reverse cholesterol transport
* HDL zorgt hiervoor 1. Via **LCAT** gaat cholesterol naar de binnenkant van HDL 2. HDL gaat eerst naar LDL, hier gaan triglyceriden naar HDL en cholesterol gaan naar LDL 3. LDL gaat terug naar de lever met cholesterol, **CETP** zorgt voor de overdracht tussen HDL en LDL ## Footnote HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport
29
Lipoproteine (a)
* Variant LDL * Kan trombose veroorzaken * Statines hebben geen invloed * Veelbelovend medicijn remt aanmaak Apo(a), hierdoor kan Lp(a) niet afgeschreven worden ## Footnote HC.2 - Exogeen en endogeen lipide transport
30
Farmacokinetiek processen
* Absorptie * Distributie * Metabolisme * Eliminatie ## Footnote HC.3 - Geneesmiddelafbraak 1
31
Biologische process van dosis tot systemische circulatie
1. Dosis 2. Vernietigd in maag-darm kanaal 3. Niet geabsorbeerd 4. Vernietigd in darmwand 5. Vernietigd in lever (first pass) ## Footnote HC.3 - Geneesmiddelafbraak 1
32
Henderson Hasselbalch vergelijking
* Ka = [H+] x [A-] / [HA] * pH - pKa = log([A-]/[HA]) * Alleen **niet-geïoniseerde** vorm passeert membranen ## Footnote HC.3 - Geneesmiddelafbraak 1
33
Biologische beschikbaarheid
Fractie van de toegediende dosis die de systemische circulatie **intact** bereikt ## Footnote HC.3 - Geneesmiddelafbraak 1
34
Verdelingsvolume (Vd)
Vd = Hoeveelheid geneesmiddel in het lichaam / concentratie geneesmiddel in bloed ## Footnote HC.3 - Geneesmiddelafbraak 1
35
Verdelings vormen
* Gebonden/vrij aan receptoren * Weefsel reservoir * Eiwitgebonden in de bloedbaan ## Footnote HC.3 - Geneesmiddelafbraak 1
36
Metabolisme geneesmiddelen
* Wateroplosbaar --> verlaten via urine * Actieve verbinding --> niet-actieve verbindingen * Actieve metaboliet --> Andere metaboliet * Niet actief --> Actief verbinding ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
37
Fase 1 metabolisme reactie
* Oxidatie: Cytochroom P450 * Hydrolyse: Esterase * Reductie: Reductases ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
38
Fase 2 metabolisme reacties (conjugatie)
* Acetyl: N-acetyltransferases * Glucuronide: Glucuronyltransferases * Sulfaat: Sulfotransferases ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
39
Genetische variatie bij geneesmiddelen afbraak
* Acetylering: Langzaam (homozygoot recessief) of snel * Atypische cholinesterase: 1/3000, trage suxamethonium afbraak * Aldehyde dehydrogenase: Alcohol afbraak, trage variant bij aziaten * Cytochroom P450 enzymensysteem ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
40
Enterohepatische kringloop
1. Galzouten kunnen binden aan medicijnen 2. Galzouten worden terug opgenomen met de medicijnen 3. Deze galzouten met medicijnen worden vrijgegeven en opnieuw opgenomen ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
41
Enzymatisch afbraak
* 0de-orde: Afbraak met vaste hoeveelheid per tijdseenheid * 1ste-orde: Afbraak van een vast percentage per tijdseenheid ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
42
Hoe behaal je steady state voor medicijnen
* **Herhaalde onderhoudsdosis** * Acuut: **Oplaaddosis** Steady-state concentratie: Css= dosis x t1/2 / (Vd x ln(2) x T) ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
43
Beste manier van dosering
Idealiter een infuus, anders 2 of 3/ per dag ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
44
Klaring
Klaring = Q x (Cin-Cout)/Cin * Cin = inkomende concentratie * Cout = uit de lever komende concentratie * Q = flow = 25% van cardiac out = 1,5 L/min ## Footnote HC.4 - Geneesmiddelafbraak 2
45
Macronutriënten
* Koolhydraten: Korte termijn energieopslag * Vetten: Lange termijn energieopslag * Eiwitten: Zeer weinig functie als energieopslag ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
46
Hoe groot is eiwitturnover
* ±280 gram/dag * 20% van rustmetabolisme ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
47
Waarom is er eiwitturnover
* Mechanisme om beschadigde, verkeerd gevouwen of overbodige eiwittten te verwijderen * Tijdens vasten/ziekte wordt de skeletspier gebruikt als eiwit bron ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
48
Aminozuur metabolisme
1. Aminozuur wordt C-skelet + NH3 groep 2. NH3 groep wordt in de lever ureum 3. C-skelet wordt CO2 bij gevoede toestand of Glucose + Acetyl coa bij gevaste toestand ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
49
Ureum cyclus
1. NH3 groep + CO2 wordt carbamoyl fosfaat 2. Carbamoyl fosfaat wordt citrulline 3. Citruline wordt aspartaat 4. Via Arginino-succinate wordt fumarate + arginine gevormd uit aspartaat 5. Arginine met H2O vormen urea + ornithine ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
50
Positieve N-balans klinische relevantie
* Groei * Wond genezing * Zwangerschap * Bodybuilding ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
51
Negatieve N-balans
* Ondervoeding/vasten * Grote wonden/brandwonden * Koorts * Cachexie * Hyperthyroidisme ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
52
Hoeveel eiwit is er nodig
* Gemiddeld: 0,65 g/kg/dag * Aangeraden: 0,83 g/kg/dag ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
53
Phenylketonurie (**PKU**) process
* **Phenylaline** omgezet tot **tyrosine** door **phenylalanine hydroxylase** * Tyrosine nodig voor **melanine**, **L-dopa**, **schildklierhormoon** * Lage Tyrosine vanwege PKU omdat phenylalanine hydroxylase niet zijn werk doet ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
54
Phenylketonurie (PKU) eigenschappen
* Autosomaal recessief * Mutatie in PAH-gen (chromosoon 12q) * 1/18000 pasgeborenen ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
55
Phenylketonurie (PKU) klinische kenmerken
* Ernstige irreversibele psychomotore ontwikkelingsachterstand * Verstandelijke handicap * Epilepsie * Gedragsproblemen ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
56
Pathologie phenylketonurie (PKU)
Hersenschade door * Hoge phenylalanine waarden * Laag tyrosine --> minder catecholamine synthese * Daling neurotransmitter productie ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
57
Screening Phenylketonurie
Hielprik ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
58
Behandeling Phenylketonurie (PKU)
Phenylalanine beperkt dieet en tyrosine verrijkt ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
59
Phenylketonurie (PKU) streefwaarden
* Kinderleeftijd Phe < 360 umol/l * Volwassen leeftijd < 600 umol/l * Zwangerschap < 360umol/l ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten
60
Hoe ziet PKU dieet eruit
* Beperkte natuurlijk eiwit * Aanvuling eiwit met Phe-loze aminozuren * Supplementen: Vitamine B6, B11, B12 en ijzer * Voldoende calorieën voor negatieve stikstofbalans ## Footnote HC.5 - Eiwit turnover en eiwitbeperkt dieet bij stofwisselingsziekten