Week 7 Flashcards
bloed functie
1) transport van voedingsstoffen, gassen, afvalstoffen, signaalstoffen en warmte (thermoregulatie)
2) afweersysteem zoals bloedstolling en immuniteit
extracellulaire vloeistof
de vloeistof waarin de cellen en organen zich bevinden (in volwassen mens 10-15 liter)
homeostase
Het constant en optimaal houden van de samenstelling van het milieu interieur. Dit geldt met betrekking tot de thermoregulatie, ionensamenstelling en de zuurgraad.
positieve feedback
wanneer het product een stimulerende werking heeft op zijn eigen regelkring
negatieve feedback
wanneer het product een remmende werking heeft op zijn eigen regelkring, komt vaak voor wanneer de waarden constant moeten blijven
Hoe werkt de thermoregulatie
1) Wanneer er een verstoring van de temperatuur in de directe omgeving optreedt, zullen sensoren deze verandering waarnemen.
2) De centrale thermosensoren in de hypothalamus nemen de temperatuur waar en vergelijken die met het setpoint (de standaard), bij de mens 36,8 graden Celcius.
3) Indien er een verschil is tussen de waarden van de sensoren en het setpoint, zal er proportioneel aan de grootte van dit verschil een signaal worden gegeven aan de effectoren.
4) De effectoren kunnen vervolgens de warmteproductie en warmteafgifte bijstellen.
hypothermie
wanneer de warmteafgifte groter is dan de warmteproductie, waarbij de lichaamstemperatuur lager is dan 35 graden Celcius
hyperthermie
wanneer de warmteafgifte kleiner is dan de warmteproductie, wat zorgt voor een verhoging van de kerntemperatuur
mechanismen ten behoeve van warmteafgifte
1) straling (radiatie): met voorwerpen op afstand
2) geleiding (conductie): door contact met een stilstaand medium
3) stroming (convectie): door contact met een bewegend medium
4) verdamping (evaporatie): door onttrekking van de warmte via vocht
de sympathische regulatie warmteafgifte
- activatie van cholinerge sympatische (postganglionaire) huidvezels door acetylcholine leidt tot zweten (en eventueel vasodilatatie, dat wel door het parasympatisch zenuwstelsel wordt gereguleerd)
- activatie van adrenerge sympatische vezels door (nor)adrenaline leidt tot vasoconstrictie
functie area preoptica (in de hypothalamus)
- Hier bevinden zich temperatuurgevoelige neuronen. Deze meten of het warmer of kouder is dan de standaard temperatuur. Afhankelijk van het verschil is het correctiesignaal groter of kleiner.
- De area preoptica gaat harder vuren als het warmer wordt en minder hard als het kouder wordt
- Als het te koud wordt, gaat warmteproductie omhoog (rillen/bruin vetweefsel activeren/vasoconstrictie)
- Als het te warm wordt, gaat de warmteafgifte omhoog (vasodilatatie)
soorten perifere sensoren
- koudereceptoren
- warmtereceptoren
opbouw warmtereceptoren
- fasische component: vuren als de tempratuur plots verandert
- tonische component: vuren bij constante temperatuur
mechanismen ten behoeve van warmteproductie
1) verhoogde spiertonus (gamma-lus, via formatio reticularis in hersenstam)
2) klappertanden, rillen (om spieren tot verbranding aan te zetten
3) onnodige of willekeurige bewegingen (om spieren tot verbranding aan te zetten)
4) verbranding van bruin vetweefsel (via sympatische activatie)
mediastinum
de holte tussen de linker- en de rechterlong, het borstbeen en de wervelkolom waarin het hart zich bevindt
compartimenten mediastinum
1) mediastinum superior (ruimte boven het hart)
2) mediastinum anterior (ruimte voor het hart)
3) mediastinum medium (hier bevindt zich het hart)
4) mediastinum posterior (ruimte achter het hart)
pericard
het hartzakje
lagen pericard
- fibreuze pericard: aan de buitenzijde, is stevig en bestaande uit collagene vezels
- sereuze pericard: aan de binnenzijde, zoals een dubbelgevouwen zak bestaande uit 2 lagen
1) pariëtaal blad: vergroeid aan het fibreuze pericard
2) visceraal blad: direct strak om het hart (ook wel epicard)
sinus obliquus
de ruimte tussen de venen uit de longen binnen de pericardholte; een doorlopende ruimte in de achterwand van het pericard
sinus transversus
de doorgang binnen het pericard tussen de grote venen en arteriën
ruimtes hart
- linker atrium
- linker ventrikel
- rechter atrium
- rechter ventrikel
tweekamer hart
het bloed stroomt vanuit het lichaam in het atrium en vanuit het ventrikel naar de kiewen (vis)
driekamer hart
er zijn twee atria en één ventrikel waardoor er geen septum interventriculare is, hierdoor worden zuurstof rijk en zuurstofarm bloed gemengd
onderdelen dubbele bloedsomloop
- kleine bloedsomloop: via de longen waardoor zuurstofarm bloed weer zuurstofrijk wordt
- grote bloedsomloop: langs alle organen in het lichaam, om zuurstof af te geven