Week 7 Vocabulary Flashcards
(26 cards)
1
Q
ander
A
other
2
Q
de badkamer
A
bathroom
3
Q
het erg vinden
A
to mind… hence
4
Q
ik vind het niet erg
A
i don’t mind
5
Q
donker
A
dark
6
Q
de douche
A
shower
7
Q
de gordijn
A
curtain
8
Q
herinneren aan
A
remind of
9
Q
in eens
A
suddenly
10
Q
interessant
A
interesting
11
Q
de keuken
A
kitchen
12
Q
licht
A
light
13
Q
het ligbad
A
bath
14
Q
de muur
A
wall
15
Q
nieuwsgierig
A
curious
16
Q
prachtig
A
splendid
17
Q
het raam
A
window
18
Q
schilderen
A
paint
19
Q
de slaaplkamer
A
bedroom
20
Q
trek hebben in
A
to feel like
21
Q
ik heb trek in een kopje thee
A
i feel like a cup of tea
22
Q
het uitzicht
A
view
23
Q
het vloerkleed
A
carpet
24
Q
vooral
A
especially
25
de woonkamer
living room
26
zoals
as
